Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het lijden van Christus (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het lijden van Christus (2)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uniek lijden
We mogen hier inderdaad spreken van solidariteit. Hij is onzer een geworden, in alle dingen op gelijke wijze verzocht als wij, doch zonder zonde (vgl. Hebr. 4 : 15). Toch moeten we tegelijk bedenken: het is de Zoon van God Die mens geworden is, der mensen broeder, die heel ons leven geleefd heeft tot in de dood toe. We mogen daarom niet volstaan met woorden als solidariteit en slachtoffer. Dan miskennen we het unieke van Zijn lijden. Want de lijdensweg van Jezus is niet alleen en zelfs niet primair een teken van menselijke misdaad. Het unieke van Zijn lijden is, wat zich achter die opeenhoping van menselijke ongerechtigheid afspeelde tussen de Vader en de Zoon.
Dat blijkt duidelijk uit de apostolische verkondiging op de Pinksterdag. Wanneer Petrus, vervuld met de Heilige Geest, zijn hoorders bepaalt bij de weg van Jezus, spreekt hij enerzijds onomwonden over hun schuld tegenover Hem: gij hebt Jezus gedood door de handen van wetteloze mensen. Anderzijds maakt hij duidelijk, dat dat niet buiten de raad en de voorkennis van God is omgegaan (Hand. 2 : 23). We horen hier de echo van de lijdensaankondigingen van Jezus uit de evangeliën, waar meermalen sprake is van een goddelijk moeten aangaande Jezus' lijden en sterven (vgl. b.v. Mare. 8 : 31, 9 : 12; Luc. 12 : 50, 13 : 33).
Het ligt in dezelfde lijn, wanneer op andere plaatsen gezegd wordt, dat Jezus' lijden en dood geschied zijn naar de Schriften en dat de Schriften in Hem vervuld worden (vgl. b.v. Matth. 26 : 24, 54, 56; Luc. 22 : 37).
In dit verband moeten we ook letten op de plaats die Jesaja 53 in het Nieuwe Testament inneemt. De aanhalingen en verwijzingen naar dit hoofdstuk wijzen er op dat in het getuigenis van evangelisten en apostelen Jezus gezien wordt als de lijdende knecht des Heeren. Ook zijn van betekenis de aanhalingen uit de Psalmen (22, 69), waarin de klachten over het lijden van de rechtvaardige betrokken worden op Jezus, de Rechtvaardige bij uitstek. Die in Zijn lijdensgang deze psalmwoorden vervult.

Plaatsvervangend lijden
Op grond van het nieuwtestamentisch getuigenis wordt dan ook in het belijden van de kerk terecht grote nadruk gelegd op het plaatsvervangend lijden en sterven van de Heere Jezus. We hebben hier niet te maken met een theologische constructie van de oergemeente of een nevenlijn naast andere lijnen. Onbevooroordeelde lezing van het Nieuwe Testament leert ons, dat Jezus Zelf op deze wijze over Zijn dood gesproken heeft.
Twee passages uit de evangeliën vragen dan in het bijzonder onze aandacht.
Allereerst noemen we het bekende woord uit Marcus 10 : 45, waar Jezus over Zijn dienst tot in de dood spreekt en dit sterven aanduidt als een losprijs voor velen. Van dit woord is door de bekende nieuwtestamenticus J. Jeremias gezegd, dat het woord voor woord op Jesaja 53 teruggaat.
Allereerst wordt in dit woord de dienst van Jezus uitgelegd als een levensovergave, die zich in de dood voltrekt. Die zelfovergave was niet nodig voor Hemzelf, maar voor ons. In die levensovergave geeft Hij Zich als losprijs. We moeten deze uitdrukking verstaan tegen de achtergrond van een oudtestamentische rechtsinstelling, waarbij in bepaalde gevallen een geldprijs kon worden betaald in ruil voor verbeurd leven (vgl. Ex. 21 : 30; Num. 35 : 31). Maar hoe is het gesteld met onze situatie voor God? In Psalm 49 wordt gezegd, dat niemand ooit een broeder kan loskopen, noch Gode de losprijs kan betalen.
Jezus geeft Zijn leven als losprijs, tot verlossing en bevrijding van die velen.
u wordt er niet bij gezegd, aan wie de losprijs betaald moet worden. Enige voorzichtigheid is hier dus op zijn plaats. Maar wanneer we dit woord lezen tegen de achtergrond van Jesaja 53, dan mogen we zeggen, dat het God Zelf is geweest. Die Zijn Zoon gezonden heeft, 'niet alleen om Zich aldus voor de velen dienstbaar te stellen en te hunnen behoeve de prijs van Zijn leven te betalen, maar zeer bepaald ook om daarmee ook voor hun schuld te boeten' (H. N. Ridderbos). Daarin ligt de heilsbetekenis van de losprijs dat Christus Zich in de plaats van de velen gesteld heeft om hun schuld op Zich te nemen en hun zonde voor God tot zwijgen te brengen.
In de tweede plaats wijzen we op de instellingswoorden van het Avondmaal, met name Mattheüs 26 : 28 (zie ook Luc. 22 : 19, Marc. 14 : 23), waar Jezus Zijn leerlingen opwekt te drinken van de wijn en dan zegt: 'Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten is'. Dit bekerwoord moet verstaan worden tegen de achtergrond van het verhaal van de verbondssluiting (Ex. 24), terwijl ook de profetie aangaande het nieuwe verbond (Jer. 31) en de woorden over de lijdende Knecht (Jes. 53) hier meeklinken. Door Zichzelf te geven in plaats van de velen en hun zonde op Zich te nemen ontsluit Christus, als het ware Paaslam en Knecht des Heeren de weg tot de nieuwe gemeenschap tussen de Heere en Zijn volk. In het teken en zegel van brood en wijn viert de gemeente, dat het Offer gebracht is op grond waarvan er gesproken mag worden van verlossing en vergeving voor de velen uit Israël en de volkeren.
In het vierde evangelie vinden we, anders dan in de eerste drie, niet de instellingswoorden aangaande het Heilige Avondmaal. Maar de gedachte van het plaatsbekledend lijden voor de zonden van de velen ontbreekt niet. De vierde evangelist beklemtoont, te beginnen bij het getuigenis van Johannes de Doper, dat Jezus het ware Paaslam is, dat de zonden der wereld wegneemt (vgl. Joh. 1 : 29, 19 : 13vv, 19 : 34).

Het apostolisch getuigenis
Ook in het apostolisch getuigenis, zoals dat in de brieven naar ons toekomt, vinden we op vele plaatsen de gedachte dat Jezus Christus in onze plaats geleden heeft en gestorven is tot verzoening van de zonden. Het beeld van de losprijs wordt uitgelegd als de vrijkoop van slaven uit de slavernij, waar wij onszelf nooit uit kunnen bevrijden. Christus koopt waarlijk vrij en betaalt daarvoor met Zijn eigen bloed (vgl. ook 1 Kor. 6 : 20, 7 : 23, Gal. 4 : 4-5). Tegelijk maakt de beeldspraak van de slavenloskoop ons duidelijk, dat genade niet goedkoop is. Het heeft de Heere alles gekost om ons te verlossen (vgl. 1 Petr. 1 : 18-19). Als door Christus bevrijde slaven zijn we niet meer van onszelf, maar het eigendom van Jezus Christus (vgl. Zondag 1 Heid. Cat.). Paulus noemt zich dan ook vol blijdschap een slaaf van Jezus Christus.
In een veelheid van beelden spreekt het Nieuwe Testament over het wonder van de 'zalige ruil van Golgotha' (Luther).
Verschillende van die beelden zijn ontleend aan de oudtestamentische offerdienst in de tempel. De offercultus, waarvan bijvoorbeeld gesproken wordt in het boek Leviticus, vindt zijn vervulling in het offer van Christus. Vooral in de brief aan de Hebreeën wordt Christus' lijden en sterven getekend in cultische termen. Jezus Christus is meer dan Aäron, meer dan de Levitische priesters. Terwijl de laatsten ook voor hun eigen zonden offers moesten brengen, behoefde Jezus niet voor Zijn eigen zonden te offeren. Terwijl Israëls hogepriester jaar op jaar op de grote Verzoendag het heilige der heiligen betrad, heeft Jezus, priester en offer tegelijk, als de enige Hogepriester eenmaal Zichzelf geofferd en zo eens en voorgoed verzoening tot stand gebracht (vgl. Hebr. 7-10).
We wijzen voorts op Romeinen 3 : 25, 5 : 9, 8 : 32, 1 Korinthiërs 5 : 7, Galaten 3 : 13, Efeziërs 5 : 2 en vooral op de bekende passage 2 Korintiërs 5 : 18 vv als evenzovele getuigenissen die ons spreken van het plaatsvervangend lijden en sterven tot verzoening van de schuld.

De verzoening in discussie
Nu is er de eeuwen door veel verzet gerezen tegen de prediking van het plaatsvervangend lijden en sterven. Men heeft in het modernisme wel smalend gesproken over 'primitieve bloedtheologie'. Of men verwierp de gedachte van het plaatsbekledend lijden met het argument: het is mijn eer te na, dat een ander voor mijn schuld betaalt. In 1971 publiceerde dr. H. Wiersinga in zijn dissertatie De verzoening in de theologische discussie zijn alternatieve verzoeningsleer. De leer van de verzoening door voldoening rust zijns inziens op een Godsvoorstelling, die met de bijbelse openbaring aangaande Gods liefde in strijd is. Verzoening is voor Wiersinga vóór alles een gebeuren, dat van God uitgaat en er op gericht is bij mensen een 'schokeffect' teweeg te brengen in de vorm van effectieve verandering.
Erkend moet worden, dat orthodoxe prediking inzake de verzoening niet altijd ontkomen is aan een verzakelijkt spreken over de verzoening, als een gebeuren, dat zonder uitwerking blijft in mensen.
Toch moet gezegd worden dat veel van het verzet tegen de klassieke verzoeningsleer samenhangt met het feit, dat men de ernst van de zonde als overtreding van Gods wet, als schending van Gods heiligheid niet genoegzaam peilt. Het bekende woord van Anselmus uit zijn geschrift Cur Deus homo? (Waarom is God mens geworden): 'Gij hebt nog niet bedacht, hoe zwaar het gewicht van de zonde is', is ook in onze tijd nog altijd actueel.

Het vierde kruiswoord
De kloof tussen de heilige God en de zondaar wordt niet zomaar overbrugd. Nergens komt dat zo diep aan het licht als op Golgotha. Daar is sprake van een drieurige duisternis. In het Bijbels taaleigen is 'duisternis' een beeld van oordeel, gericht. Jezus ondergaat in onze plaats het oordeel van God over onze zonde. Geen kruiswoord herinnert ons daar meer aan dan het vierde kruiswoord: 'Eli, Eli, lama sabachthani? Dat is: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?' (Matth. 27 : 46).
Jezus' lijdensweg is een weg waarop de eenzaamheid, de verlatenheid toeneemt. Judas, Petrus, ja al Zijn discipelen laten Hem in de steek. Niemand is er met Hem. Op Golgotha verlaat de Vader Hem. Hier staan we voor het alleruiterste in Zijn lijden. Dr. Koopmans schrijft in een preekschets over deze tekst: 'Op Golgotha komt aan den dag, wat menschwording, vleeschwording, tenslotte betekent. Zij wil zeggen, dat God Zelf in Zijn Zoon Zijn eigen oordeel draagt. Christus heeft ons in onze verlatenheid bezocht en gezocht' (Kleine Postille, blz. 59).
De belijdenis van de kerk (vgl. Heid. Cat. Zondag 15) betrekt dit kruiswoord op Jezus' nederdaling ter helle. Het kruiswoord is tegelijk een evangeliewoord. God laat ons niet in de hel der verlatenheid. 'Hij van God verlaten, opdat wij tot God genomen en nimmermeer van Hem verlaten worden' belijdt de kerk.

Het Goddelijk initiatief
Toch zijn hier altijd weer vragen gesteld. Roepen woorden als het dragen van Gods toorn, het ondergaan van het gericht niet de gedachte op aan een wraakzuchtig wezen, dat eerst bloed wil zien, alvorens de mens gunstig gezind te zijn?
Het luistert hier zeer nauw. De geschiedenis van kerk, prediking en theologie kent nogal wat voorbeelden van een onbijbels Godsbeeld met alle schadelijke gevolgen van dien. De heilige God, waarvan profeten en apostelen spreken, is anders dan allerlei heidense godsvoorstellingen. Juist omdat Hij de Heilige is, daarom is Hij ook de genadige, die Zelf het initiatief neemt tot verzoening (vgl. Hos. 11 : 9).
We zullen altijd weer moeten waken voor caricaturen, die een smet werpen op het Bijbelse spreken. Prof. dr. A. F. N. Lekkerkerker spreekt in zijn Gesprek over de verzoening, een studie uit 1949 die nog niets van zijn actualiteit verloren heeft, met betrekking tot de verzoening van een dubbele beweging: een lijn van God uit naar ons toe en een lijn van de Zoon, die nadert tot de Vader.
Daar is allereerst het gegeven dat God Zelf het initiatief neemt: God was in Christus de wereld verzoenend met zichzelf.
Achter het werk der verzoening klopt het hart van God (2 Kor. 5 : 18). God Zelf reikt zondaren in Zijn liefde de hand der verzoening (vgl. Jes. 43 : 25, Joh. 3 : 16, Rom. 8 : 32, 1 Joh. 4 : 10).
Dat moet altijd weer het beginpunt zijn van ons denken en spreken over het verzoenend lijden van Christus.
God geeft Zijn Zoon als Middelaar. Het is een grove mistekening van de Bijbelse prediking te beweren, dat God pas door het drama van Golgotha tot verzoening bewogen werd. 'De Bijbelse boodschap is, dat God Zelfde initiatiefnemer der verzoening is en dat Hij Zelf in Christus de weg heeft gebaand om Zijn eeuwig voornemen tot verzoening zo te realiseren dat Zijn heilige liefde, d.w.z. zowel Zijn heiligheid als Zijn liefde, verwerkelijkt werden en er een vaste grond, een eeuwig fundament werd gelegd onder Zijn genade, die altijd al werkzaam was' (J. Verkuyl).
In de theologie is de eeuwen door geworsteld om dit 'God Zelf' te laten doorklinken. Soms kwam men er toe om te zeggen, dat God Zelfheeft geleden en gestorven is. Ook in onze tijd wordt onder meer door Jürgen Moltmann gesproken over de gekruisigde God. De Vader geeft in de Zoon aan het kruis ook Zichzelf prijs en ondergaat de dood van de Zoon in oneindige smart en liefde. De oude leer van het theopaschitisme, de gedachte van de lijdende God, de weerloze overmacht doet in onze tijd opgeld.
De gedachte van de lijdende God is verklaarbaar en invoelbaar. Ze legt – en dat is een sterk punt – nadruk op Gods bewogenheid. God is niet de Onaandoenlijke. God is bewogen met het leed van Zijn volk (vgl. b.v. Jes. 63 : 9).

A. Noordegraaf, Ede

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Het lijden van Christus (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's