Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van wie zegt de profeet dit?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van wie zegt de profeet dit?

Over de Knecht des Heeren en Israël

8 minuten leestijd

'En hij las de profeet Jesaja'. Diepzinnige en ontroerende woorden over de lijdende Knecht des Heeren van Jesaja 53. Zo staat het geschreven van de Moorman op zijn terugreis naar Ethiopië na zijn bezoek aan Jeruzalem (Hand. 8 : 26vv). In zijn hart is heilsbegeerte. Op zijn lippen brandt de 'nieuwgierige' vraag naar de inhoud van Jesaja's profetie.

Israël als de lijdende partij
En dan opeens is daar naast zijn wagen de evangelist Filippus. Aan hem kan hij zijn vraag kwijt: van wie zegt de profeet dit, van zichzelf of van iemand anders?
Geen wonder toch, dat die man met zo'n vraag zat. Hij was ook bepaald niet de eerste en zeker ook niet de enige in die dagen die daar benieuwd naar was. Als hij het trouwens in Jeruzalem rondgevraagd had, zou hij daar wel heel verschillende antwoorden op gekregen hebben. En één van die antwoorden zou zeker zijn geweest, dat Jesaja met die lijdende Knecht des Heeren het volk van Israël bedoelde.
Lag dit antwoord ook niet een beetje voor de hand? Het volk van God wordt in de Bijbel meer dan eens een zoon of knecht van God genoemd. En ook is het duidelijk, dat die knecht van God in de loop der tijden al veel te lijden heeft gehad. Israël is uitverkoren door God om apart te staan. Het heeft Gods heilige inzettingen toebetrouwd gekregen, opdat het gans anders zou zijn dan de volkeren der wereld. Om op die manier ook Licht der heidenen te mogen wezen. Maar het is dat volk nooit in dank afgenomen. Integendeel, het is erom bespuwd en gehoond, gegeseld en geslagen. Het is zijn land waar het eeuwen lang gewoond had, uitgejaagd. Het is over de aarde heengeslagen. Het werd tot een 'holocaust' (een 'brandoffer') in de gaskamers van Auschwitz. En sinds het door een Godswonder in 1948 weer in het beloofde land terug is, wordt het alom met argusogen gadegeslagen. Tot op vandaag. De jood moet zwerven. En ook zo is zijn bestaan bedreigd. Israël is knecht van God. Maar wel een lijdende knecht. Zo zelfs, dat er joden zijn die zeggen: Je behoeft er niet jaloers op te zijn. Want als je jood bent, zit je altijd in de hoek waar de slagen vallen.
Dat hangt met uitverkiezing samen. God heeft dit volk van alle andere volken der wereld afgezonderd. En dat is die God van Israël altijd al kwalijk genomen. Dat noemt men: selectieve behandeling. De God van Israël maakt onderscheid waar geen onderscheid is. En daar zit de wereld niet op te wachten. Dat wordt vroeg of laat gewroken.
Het zou dus helemaal niet vreemd zijn geweest, als de Moorman van Handelingen 8 aan Filippus had gevraagd: Kan Jesaja met de lijdende Knecht des Heeren soms ook Zijn eigen volk Israël bedoelen? In elk geval zijn er genoeg joodse verklaringen in die richting gegeven: de lijdende Knecht des Heeren van Jesaja 53 is een personificatie van Israël zelf. Of – als Jesaja dan misschien niet heel het volk Israël op het oog heeft gehad – dan toch zeker een 'rest' van Israël. Israël, gereduceerd tot een 'overblijfsel' van wetsgetrouwen die door alles heen vast mochten houden aan de heilige geboden des Heeren. En zeker zo'n 'rest' zal moeten lijden. Want wetsgetrouwheid wordt ons in de wereld niet in dank afgenomen.

Rabbijnse antwoorden
Maar stellen wij ons nu ook even voor, dat die Moorman uit het land van Candacé een joodse rabbi had uitgenodigd om met hem mee te reizen naar Ethiopië met het doel daar in een synagoge nader onderricht in de Thora te gaan geven. Op zich zo'n vreemde gedachte niet. Want Ethiopië heeft ook in de tijd van het Nieuwe Testament wellicht joodse burgers (falasja's) gehad. Met hun synagogen. En met meelevende godvrezenden uit het heidendom. Welnu, in dat geval zou die minister van financiën – want dat was die Moorman toch maar – van de kant van die rabbi ook wel een ander antwoord hebben kunnen krijgen op zijn vraag: 'Van wie zegt de profeet dit?
Die rabbi had hem wellicht verteld, dat Jesaja met de lijdende Knecht des Heeren een Messiaanse gestalte op het oog heeft gehad. Een ander dan Jesaja zelf. Een herleefde Mozes of zo. Een soort Messias die als een wetsgetrouwe Israëliet zou gaan lijden en als man van smarten, als martelaar tenslotte aan de kant geschoven zou worden. Een Messiaanse gestalte ook die door het offer van zijn leven plaatsvervangend voor Israël verzoening zou doen. Want martelaarschap, zo goed als boete, werkt verzoenend voor de zonden van heel een volk.
In die zin is Jesaja 53 in de traditie van het jodendom nog al eens verstaan. Er zijn zelfs rabbijnen geweest, die de profetie van Jesaja niet slechts als een aanduiding van een Messiaanse gestalte in de toekomst hebben verstaan, maar ook als een profetie van de uiteindelijke Messias die Israël, zij het door een weg van martelaarschap, zou gaan verlossen.

Hij verkondigde hem Jezus
Keren wij nu terug naar de weg van Jeruzalem naar Gaza. Naar de Moorman met zijn vraag: van wie zegt de profeet dit? Van zichzelf of van iemand anders? Op die vraag had hij – zoals gezegd – in Jeruzalem en uit de mond der rabbijnen verschillende antwoorden kunnen krijgen.
Het antwoord echter dat de evangelist Filippus geeft, is anders. Het is resoluut. Hij leest Jesaja's profetie zonder omwegen met het oog op Jezus. Hij heeft ook geen allegorische methode van Schriftuitleg nodig om uit te komen waar hij wil wezen, zoals latere christenen.
Hij tast rond op de bodem van Jesaja's hart en maakt duidelijk, dat er voor de gestalte van Jesaja's profetisch visioen geen vergelijkingsmateriaal te vinden is. Niet in Israël als volk. Zelfs niet in een Messiaanse figuur, een rechtvaardige en martelaar die met zijn leven in staat voor zijn volk. Filippus verkondigt de Moorman: Jezus. De man met de doorboorde handen.
Filippus' antwoord is een geloofsantwoord. Jezus. Kort tevoren aan een kruis geslagen. De Messias van het kruis. Bestaat dat? Ja, want Hij moest Zijn ziel (leven) stellen tot schuldoffer (Jes. 53 : 10). Of zoals Hij Zelf had gezegd: 'tot een losprijs voor velen' (Mark. 10 : 45). Plaatsvervangend. Hij was een Israëliet. Zeker. Hij was Een Rechtvaardige. Ook dat. Hij moest lijden om dit alles. Ja, meer dan dat. Hij is de enige door God Zelf bestelde Middelaar, de God-mens op grond van Wiens bloedstorting de Vader in de hemel zonden vergeeft. Hang aan Zijn lippen. Geef Hem de failliete zaak van uw leven in handen. Bedenk naast Hem niemand en niets om uw vertrouwen op te stellen.
'Hij is Isrels zege'. Niet slechts de grote Lijder. Maar ook de Overwinnaar. De Paaskoning die de dood opzij heeft gezet en in Wie het leven is vernieuwd. Die ook alle dingen nieuw zal maken op Zijn tijd. Want Golgotha is ondenkbaar, los van Pasen, al liegen alle feiten erom.
Over Hem heeft Jesaja gesproken: Israël, ja maar dan gereduceerd tot die Ene. Hij zou zaad zien. Want om Zich heen heeft Hij een volk uit Israël en de heidenwereld, dat zich met geen wet en boete meer op de been kan houden. Dat in Zijn dood en opstanding verzoening en het leven heeft gevonden. Een volk dat zich in en door Hem verkoren mag weten. Een volk dat om het geloof en om zijn apartheid moet lijden. Omdat het met de wereld niet overweg kan. En de wereld met dat volk al evenmin. En daarom ook een volk dat al gauw onder de moordenaars valt. Net als die joodse man uit Jezus' gelijkenis. En daarom tenslotte ook een volk, dat om Gods wil met Israël solidair wil zijn, ook in zijn lijden. Want de zaligheid is uit de joden. (Joh. 4 : 22)
Met deze Paaskoning zijn de allerbelangrijkste dingen in de wereldgeschiedenis aan de orde gekomen. Geen sterveling, jood of heiden, die met zichzelf aan een eind kwam en met de wet alleen voor God niet meer overeind komt, kan om Hem heen. En Filippus deed zijn mond open en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus.
Er is een oud joods verhaal dat ons vertelt, dat Abraham met God in gesprek kwam over Gods verbond met hem. 'Waarom ruilt U het verbond dat U met Noach sloot, nu in voor dat met mij?' zo vroeg Abraham aan de Heere. 'En hoe kan ik ervan op aan, dat U later, als mijn kinderen het wellicht verdorven hebben, niet weer opnieuw naar een ander gaat, die het er beter heeft afgebracht om met hem weer een ander verbond op te richten?'
Waarop God antwoordde: 'Nee, Abraham, zoiets zal Ik nooit doen. Want als uw kinderen het ooit gruwelijk verdorven zullen hebben, zal Ik omzien naar een grote man uit hun midden die tot het strenge recht (de Goddelijke strafgerechtigheid) kan zeggen: 'Genoeg'. En dan zal ik die man maken tot een Borg voor allen.
Ja, juist dat heeft de God van Abraham gedaan. In Jezus. Niet maar een groot man uit Israël. Maar die ene Israëliet, in Wie de Heere Zelf op de aarde kwam. De Gekruisigde. Onze Paaskoning. Van Hem sprak Jesaja. 'En beginnende van die Schrift', verkondigen wij die Jezus.

C. den Boer, Bennekom

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Van wie zegt de profeet dit?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's