Sursum Corda
Hemelvaart
Toen Christus triomfeerde over de dood en majesteitelijk uit het graf trad, trad hij daarmee ook buiten onze orde, buiten de orde van het zichtbare en de logica. Hoezeer Zijn lichaam ook te tasten was en hoezeer de lichamelijkheid van de Opstanding ook werd onderstreept in het feit, dat Hij vis at, Zijn opstandingslichaam had heerlijkheid, ver-heerlijking aan zich, die niet van ònze orde is. Zo verscheen of verdween Hij door gesloten deuren. Hij onttrok Zich aan het oog der Zijnen, nadat Hij Zich aan hen had geopenbáárd.
Zó ging Jezus ook met Zijn verheerlijkt lichaam naar de hemel. De discipelen mochten Hem nastaren, maar een wolk nam Hem weg van voor hun ogen. Waar Hij heenging weten we. Maar in onze orde is de hemel intussen onvindbaar. De hemel is niet ergens boven de sterren. Dat is maar beeldspraak. Naarmate de mens dan dieper in het heelal weet door te dringen, zou hij de hemel dichter naderen. De hemel is echter van andere orde, het is de ruimte waar God tegenwoordig is. Zijn onmetelijke liefdesruimte.
Wat de hemel betreft moeten we het hebben van horen zeggen. Wat de Schrift ons erover vóórzegt mogen we náspreken. Ook de taal overigens, waarin ons omtrent de hemel wordt verteld, is van ònze orde. Het heeft God behaagd om Zich te schikken naar onze menselijke bevatting en binnen onze menselijke orde iets te openbaren omtrent het geheimenis van de hemel en de eeuwige heerlijkheid. Maar we weten nog niet wat wij zijn zullen. We zien nog door een spiegel in een duistere rede. Ook de táál van het hemelse Kanaän ligt buiten onze werkelijkheid. Christus echter – opgestáán en opgeváren – is daar in Zijn troon, met Zijn verheerlijkt Lichaam aanwezig als garantie voor de grote oogst.
Omdat de hemel zo helemaal buiten onze orde ligt weet de wereld, die niet van Openbaring weten wil, er geen raad mee. Karl Marx heeft ooit het geloof in de hemel en in het eeuwige leven een zoethoudertje (opium) van het volk genoemd. Van de weeromstuit hebben zelfs theologen in zijn spoor soms gepoogd de hemel te 'ontmythologiseren', binnen onze aardse orde neer te halen. Ze lokaliseerden de hemel dáár, waar recht en gerechtigheid op aarde gestalte krijgt. Dat liep en loopt overigens altijd weer op een bittere teleurstelling uit. Er blijkt zo weinig 'hemel' en zo veel 'hel' op aarde te zijn: Bosnië, Sudan, Rwanda. De bloedstroom in de geschiedenis houdt maar niet op. De dode lichamen stapelen zich op en rijgen zich aaneen in één langgerekte menselijke tragedie. Met het gevolg intussen weer, dat voor velen, die alleen aanzien wat voor ogen is, de hemel helemáál buiten de orde is.
Hemels regiment
Wanneer Christus niet is opgestaan is ook ons geloof ijdel, zegt Paulus in het hooglied van de Opstanding (1 Kor. 15).
Wanneer Christus intussen verder niet ten hemel gevaren zou zijn, zouden we in een Koninkrijk geloven zonder Koning. Maar 'zittende ter rechterhand Gods' is Hij daar 'Het Hoofd Zijner christelijke Kerk, door wie de Vader alle dingen regeert'. (Heid. Cat., antw. 50).
Christus is Hoofd van Zijn gemeente en Heere (Kurios) der wereld. Pas bij Zijn wederkomst zal Hij het Koninkrijk teruggeven aan de Vader. Wie Hem dan ook belijdt als de Opgestane en als de ten hemel Gevarene, weet te leven onder een tweeledige heerschappij, namelijk binnen de gemeente, waarvan Hij het Hoofd is, en in de wereld, waar Hij Koning is.
Het hemelse regiment van Christus voltrekt zich evenwel altijd en overal op onzichtbare, gééstelijke wijze. We gelóven die heerschappij, ook al zien we die vaak niet.
Met Zijn macht beschermt en bewaart Hij de Zijnen (Heid. Cat. antw. 51).
Wie zich niet vrijwillig aan Hem onderwerpt zal het ooit een keer gedwongen doen. Want Hij is Koning, ten hemel gevaren Koning. Daarom is er perspectief voor het Koninkrijk, dat gekomen is en in volle heerlijkheid zal doorbreken. Tegen alle ongeloof in belijdt het geloof dat het wat worden zal met 'dat Koninkrijk van U' omdat het in Hem al in het centrum van de geschiedenis gekomen is.
Onderwèrping aan de heerschappij van Christus is intussen ook een voluit geestelijke zaak. Daarvoor is niets minder dan wedergeboorte nodig. Als Paulus voor koning Agrippa staat en tegenover hem getuigenis geeft van de hoop die in hem is, spreekt hij over wat hem op de weg naar Damascus overkwam. Hij zegt dan met zoveel woorden, dat hij 'het hemels gezicht' niet ongehoorzaam is geweest (Hand. 26 : 19). Ook dat is van een andere orde dan wat onze menselijke logica voor wáár of mogelijk houdt. Een mens kan toch niet andermaal in het lichaam van zijn moeder ingaan?, wierp Nicodemus tegen. Maar de Geest blaast waarheen Hij wil. Die schenkt een mens 'het hemels gezicht'. Dat hemels gezicht heeft echter alleen dáárom betekenis, omdat het afkomstig is van de ten hemel gevaren Christus.
'Wie zijt gij Heere?' vroeg Paulus. 'Ik ben Jezus, die gij vervolgt'.
Hoewel hemelvaart het feest van de kroning van de Koning en als zodanig een bezegeling van Pasen is, is de viering van hemelvaart toch binnen de christelijke gemeente helaas de eeuwen door minder in tel geweest dan de viering van Pasen.
Hemelvaart is vaak buiten de orde. Zou het kunnen zijn, dat er vaak gebrek was en is aan het hemels gezicht, waardoor een mens aan de voeten van de gezegende Koning terecht komt?
Bij kerst maken we ons voorstellingen van het Kind.
Met Pasen spreken we altijd nog over een concreet kruis en een concreet open graf. Maar de hemel, waar is die? Buiten onze orde! Maar intussen nochtans ruimte van Gods liefde, waarvan diegenen, die het hemels gezicht kennen – alleen al op de sabbat, wanneer de Heilige Geest 'in mij werkt' (zondag 38) – een voorproefje hebben.
Wandel in de hemel
Wandel in de hemel Vanwege hemelvaart hebben christenen hun wandel in de hemelen. Paulus zingt de lof Gods als hij zegt: 'geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus.' (Ef. 1 : 3)
'In de hemel' wordt soms vertaald met 'in de hemelse gewesten' en ook met 'in hemelse goederen'. Calvijn zegt, dat het hem niet uitmaakt 'of gij verstaat hemelse plaatsen of hemelse goederen'. Het gaat om de geestelijke zegen van de ten hemel gevaren Christus. Die zal ten vòlle worden genoten in het eeuwige leven, maar wordt ook ervaren in de tijd, in deze wereld.
Daarom zijn christenen al tijdens hun leven burgers van het koninkrijk der hemelen. Hun wandel is in de hemel, ook al zijn ze nog voluit in de roeping van het aardse leven betrokken. De Hebreeënbrief spreekt over de hemelse roeping, die de 'heilige broeders deelachtig zijn'. (Hebr. 3 : 1).
Onze wandel is in de hemelen. Dat wil zeggen, dat we daar onze Heere en Koning weten. Die het in ons leven, in de gemeente, maar ook in de wereld voor het zeggen heeft, krachtens Zijn Opstanding en Hemelvaart; en Die als zodanig getuigenis vraagt van de zijnen in deze wereld. Hemelse roeping staat niet los van de aardse taak.
Maar het christenleven gaat niet òp in de roeping. Daar is ook de overdenking van het toekomende leven. Laat ons onze harten opwaarts in de hemel verheffen, waar Christus is, zegt het avondmaalsformulier. Die overdenking krijgt aan de avondmaalstafel een heilige toespitsing. Maar ze is daar niet voor het éérst en ook niet alléén. Sursum corda: 'hoog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet'.
Uiteindelijk ligt onze bestemming niet hier. Het zienlijke gaat eenmaal over in het onzienlijke. Het eeuwige leven zal gestalte krijgen daar, waar Christus is met allen, die Zijn verschijning lief kregen.
Iemand schreef, dat hij zich een toestand van eeuwig geluk niet kan voorstellen: 'Hoe lang moet dat wel niet duren?' Binnen ònze orde is dat een vraag. Zelfs het hoogste geluk vervlakt, staat bloot aan gewenning, slijtage. De hemelse heerlijkheid zal toch echter van andere orde zijn? De orde van Christus, die met een verheerlijkt lichaam opstond en ten hemel voer.
In de voorlopigheid van deze, 'onze' orde mag een christen volstaan met Zich gewillig te onderwerpen aan Zijn zegenrijke heerschappij en te leven uit de kracht der verzoening. En al gaande in de tijd wenkt het land van Immanuël.
Toen ik een oude broeder ooit vroeg hoe het ermee stond, zei hij: oud, te oud. Het werd tijd voor het betere. En een ander zei op hoge leeftijd: ik heb mijn jeugd nog voor me.
Zulk hemelverlangen betekent geen levensverzaking. Ze is het eind van de wandel in de hemelen.
Alles op Zijn tijd.
v .d. G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1994
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1994
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's