Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen (3, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen (3, slot)

De Apostolische Geloofsbelijdenis (16)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sanctorum communio
Evenals het woord christelijk zijn de woorden gemeenschap der heiligen pas later in de tekst van de geloofsbelijdenis gekomen. Dat gebeurde eerst in de loop van de 4e eeuw. Voor de eerste maal worden zij aangetroffen in een geschrift dat ± 400 verscheen en van de hand van Niketas bisschop van Remesiana (een stad in het tegenwoordige Servië) is. Waar en waarom zij werden toegevoegd is niet bekend. De beide woorden, in het Latijn sanctorum communio, werden echter op den duur in de Westerse Kerk alom overgenomen en vormen sindsdien een integrerend deel van de apostolische geloofsbelijdenis.
Het is overigens wel zeker dat bisschop Niketas deze woorden zelf bedacht en invoegde. Het zal veeleer zo zijn dat hij ze in zijn omgeving aantrof en ze in zijn verklaring van de apostolische belijdenis als een bekend en legitiem onderdeel daarvan opnam. Vermoed wordt dat zij afkomstig zijn uit het Griekse taalgebied, mogelijk uit Antiochië. W. Pannenberg veronderstelt dat zij uit Servië (!) afkomstig via Gallië in Rome zijn gekomen en vandaar algemene receptie hebben gekregen.
Maar wat werd er nu oorspronkelijk mee bedoeld? Ook dit blijft een vraag. Daarom is de uitleg van deze woorden in de loop van de tijd verschillend geweest.

Gemeenschap aan de heilige dingen
Vanuit de Heidelbergse Catechismus is ons het meest bekend de uitleg dat met gemeenschap der heiligen een nadere omschrijving van het wezen van de Kerk bedoeld is. Ik kom daar dadelijk op terug. Toch is deze uitleg er niet altijd aan gegeven. 'Sanctorum communio' kan namelijk niet alleen worden vertaald als: 'gemeenschap der heilige mensen (sancti)', maar ook als: 'gemeenschap der heilige dingen (sancta)'. Dus: de gemeenschap aan de heilige dingen, waarbij aan de heilige Sacramenten gedacht is. De gelovigen hebben deel aan de heilige zaken. Heilig, omdat Christus deze zelf aan zijn Kerk heeft gegeven: de heilige Doop die de opneming in de christelijke Kerk bevestigt en het heilig Nachtmaal, dat het opgenomen zijn in de christelijke Kerk bevestigt. De opneming in de christelijke Kerk geschiedt door de bediening van de Doop, die een éénwording met Christus in zijn kruislijden en verrijzenis uit de doden beduidt. Het in de Kerk leven van de gelovigen is alleen mogelijk doordat zij zich voortdurend 'voeden' met Christus en zijn heil. En dit wordt afgebeeld in de heilige handelingen van het breken van het brood en het vergieten van de wijn, en het gebruik van deze beide. Christus werd voor zijn gelovigen verbroken in Gods gericht en is op deze wijze het Brood des levens geworden. Hij stortte als het Lam Gods zijn bloed tot afwassing van onze zonden. Brood en wijn beduiden Christus, die ons met Zichzelf spijst en laaft tot het eeuwige leven.
Het is een boeiende gedachte dat wij, zo bezien dus, in de apostolische geloofsbelijdenis de heilige Sacramenten aantreffen. Zij worden genoemd direct na de Kerk, omdat deze beide tekenen van het nieuwe Verbond evenals de vergeving der zonden slechts in de gemeenschap van de Kerk kunnen worden ontvangen. H. U. von Balthasar wijst erop dat de Kerk in de artikelen 9 tot 12 van het Apostolicum belijdt, wat de drieënige God in zijn genade voor ons heeft gedaan. Daarbij is de Kerk zijn eerste geschenk. Het is immers binnen haar gemeenschap dat wij aan Christus en zijn heil deel hebben, de Sacramenten en de vergeving der zonden ontvangen en op de opstanding des vleses en het eeuwige leven mogen hopen.
Er pleit veel voor dat oorspronkelijk inderdaad het deelhebben aan de heilige dingen (sancta) is bedoeld. Het is immers m.i. niet zo voor de hand liggend dat in een belijdenis die al zo pregnant is, nog weer een nadere omschrijving van de Kerk werd opgenomen.

Gemeenschap met de heilige mensen
Toch bood de genoemde Niketas al een andere uitleg. Hij vatte de woorden gemeenschap der heiligen op als de gemeenschap met de heilige mensen. Hij ziet de Kerk de congregatio (vergadering) van alle heiligen. Als de heiligen ziet hij in de eerste plaats de patriarchen en profeten, de apostelen, martelaren en de rechtvaardigen van alle tijden. Het zijn dus degenen die vóór ons waren en ons zijn voorgegaan. Die de volkomenheid in het rijk der heerlijkheid hebben bereikt. Die Thuis gekomen zijn van hun pelgrimstocht door de tijd. Tot de heiligen zoals Niketas hen ziet, behoren ook de engelen! Voor hem en vele anderen wordt met de woorden gemeenschap der heiligen de eenheid van de strijdende met de triomferende Kerk beleden. Het is één gemeenschap, één lichaam van Christus, waarvan een deel nog in strijd en aanvechting verkeert, belaagd door vele vijanden, een deel echter de strijd en beproevingen te boven zijn. Zo jubelt het Te Deum laudamus (waarvan wel verondersteld wordt dat Niketas de dichter is), naar de bekende vertaling van Ahasuerus van den Berg:
'U looft d'apostelschaar in heerlijkheid, o Heer!
Profeten, martelaars vermelden daar uw eer!
Door heel uw Kerk wordt steeds, daarboven, hier beneden,
in strijd en zegepraal uw grote Naam beleden'.

Deze verklaring opent wijde perspectieven. De Kerk der eeuwen verbindt de generaties aan elkaar. De geloofsbelijdenis is niet het bezit van enkelingen, een groep of generatie (W. J. Aalders). Wij staan als belijders in een eeuwenlange, ononderbroken traditie. Velen zijn ons voorgegaan. Maar wij weten ons met hen en hen één met ons. Er is de continuïteit van het geloof en van de gelovigen, met hen die voorgingen en met hen die na ons zullen zijn – tot de dag van Christus aanbreekt en de vereniging van alle gelovigen plaatsvindt, rondom Hem die ons liefhad en kocht tot zijn eigendom. Het komt mij voor dat het facet van de historische continuïteit van de Kerk en van het christelijk geloof in onze on- zelfs antihistorisch denkende tijd sterk tekort komt. Ook wanneer men deze verklaring van de onderhavige zinsnede niet volgt, dringt toch reeds de belijdenis van de eenheid en katholiciteit der Kerk tot bezinning in dezelfde geest.

Gemeenschap van de heilige mensen
De Heidelbergse Catechismus trekt in antwoord 55 twee lijnen, een verticale en een horizontale. In de eerste plaats hebben de gelovigen deel aan Christus en het heil dat Hij heeft verworven. Maar zij hebben dit allen te zamen en ieder persoonlijk. Opvallend bij deze formulering is, dat het leerboek aan het allen te zamen de voorrang geeft. Pas daarna komt het ieder persoonlijk. Het motief van de gemeenschap heeft in het Nieuwe Testament veel nadruk. De gelovige heeft deel aan Christus in zijn vernedering, kruislijden en dood. Maar ook aan Christus in zijn opstandingsheerlijkheid en verhoogd zijn aan de rechterhand van zijn hemelse Vader. De christen staat onder een machtige bescherming! Ja, hij mag uitzien naar de komende heerlijkheid waarin de verlossing volkomen zal zijn. Wie deel krijgt aan Christus, krijgt van Godswege een nieuw verleden, omdat hij deel krijgt aan het leven, zoals Jezus het geleefd heeft; ook een nieuw heden, omdat hij deel krijgt aan het heden, zoals Jezus het heeft; ook een nieuwe toekomst, omdat hij deel krijgt aan de toekomst van Jezus (F. J. Pop). De gemeenschap aan Christus komt ook nadrukkelijk naar voren in het klassieke Avondmaalsformulier van onze Kerk. Door zijn kruisdood heeft Christus 'de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen, en ons de levendmakende Geest verworven: opdat wij door die Geest (die in Christus als het Hoofd en in ons als zijn lidmaten woont) met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben en aan al zijn goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en heerlijkheid deelachtig worden'. Gemeenschap met Christus betekent: al het onze werd het zijne, al het zijne is het onze en zal het zijn.
Maar direct daarmee verbonden is de gemeenschap van de gelovigen onderling. Daarom vervolgt ook het genoemde formulier: 'Daarbenevens, dat wij ook door die Geest onder elkander, als lidmaten van één lichaam, in waarachtige broederlijke liefde verbonden worden…' Vanuit de gemeenschap met Christus bloeit in deze verdeelde en verscheurde wereld een nieuwe gemeenschap op, waarin mensen zich met elkaar verbonden en voor elkaar verantwoordelijk weten. Zij is er als een kleine, broze bloem temidden van de doornen. Het is vooral Augustinus, de kerkvader van het Westen, geweest, die in zijn spreken over de Kerk veel nadruk legde op de liefdeband tussen de gelovigen onderling en tot liefde en vrede aanspoorde. Hij kende de toevoeging van de beide woorden sanctorum communio in de apostolische geloofsbelijdenis nog niet, maar zag de Kerk wel in dit licht. Daarbij is liefde niet romantisch op te vatten, in de zin van genegenheid, maar van: zorg voor elkaar, meeleven met elkaar, inzet voor elkaar, vasthouden aan elkaar, bidden voor elkaar en meelijden met elkaar als leden van het ene lichaam van Christus, die in zijn immense liefde zichzelf voor de zijnen heeft gegeven. In het voetspoor van Calvijn beklemtoont de Heidelbergse Catechismus, dat elke gelovige 'zich geroepen moet voelen om zijn gaven tot nut en heil van de andere leden bereidwillig en met vreugde te gebruiken'.
Dit overwegend dienen wij ons af te vragen als leden en voorgangers van de gemeente van Christus wat dit ons in onze individualistische tijd te zeggen heeft en hoe wij hieraan gestalte geven. Laten wij dit na, dan wordt de trouw opgezegde en aangehoorde geloofsbelijdenis in de eredienst ons tot een dood ritueel.

Heiligen?
Het treft ons dat in het negende artikel tweemaal van heilig wordt gesproken: ik geloof een heilige… Kerk, ik geloof de gemeenschap der heiligen.
Is de Kerk zo heilig? Zijn de gelovigen zo heilig? In de schatting van de wereld bepaald niet. En in eigen oog? Wanneer de Kerk iets verstaat van het mysterie van haar Kerk-zijn, dan kent en belijdt zij eigen onheiligheid. En toch belijdt zij haar heiligheid. Want God riep haar tot zijn gemeenschap. Een reëel heilige en zuivere Kerk, het ideaal van de Donatisten in de tijd van Augustinus, van de Dopers in de eeuw van de Reformatie, van Jean de Labadie en soms ook in kringen van de Afscheiding is tot mislukken gedoemd. Het zij de Kerk genoeg dat zij de plaats is waar Christus met zondaren wil samenwonen. Wanneer zij zich dit werkelijk bewust is, zal zij haar hoge roeping verstaan.
Wanneer de gelovige iets verstaat van de goddelijke genade, dan kent en belijdt hij met schaamte en verdriet eigen onheiligheid. En hij weet:
welk een genade! Mijn gerechtigheid en heiligheid liggen niet in mij, maar buiten mij, in Christus. In Hem liggen zij vast. Voor nu en eeuwig. Heilig in Hèm. En daarom geroepen tot heiligheid en gemeenschap.

L. J. Geluk, Rotterdam

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen (3, slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's