Wat is 'bevindelijk preken'?
Het kan niet worden ontkend dat vooral predikanten in de uiterste rechterhoek van de z.g. 'reformatorische' kerken er vanaf de preekstoel en in hun kerkbladen voortdurend op hameren – en lang niet altijd zonder een zweem van zelfvoldaanheid – dat er 'bevindelijk' moet worden gepreekt. Dit geluid wordt ook af en toe in de Waarheidsvriend en het Gereformeerd Weekblad gehoord, alsof de schrijvers zich gedwongen voelen te bewijzen dat dit soort van spreken niet het monopolie is van hun afgescheiden broeders.
Hoewel ik vele jaren naar zulke predikanten heb geluisterd, is het me nog nooit helemaal duidelijk geworden wat met die uitdrukking wordt bedoeld, omdat lang niet altijd zulke preken dezelfde zijn. Het is zelfs zo dat ik tot de conclusie ben moeten komen dat veel preken die als zodanig worden aangeprezen beslist onschriftuurlijk zijn, omdat zij de christen in plaats van de Christus preken. Dat gevaar zal altijd wel aanwezig zijn, omdat de predikant in de verleiding kan komen om met voorbeelden 'uit de praktijk' aan te tonen dat zijn verklaring van een bepaalde tekst op 'bevinding' rust, hetzij op die van hemzelf of op die van anderen.
Mag hij dat dan nooit eens doen? Zeer zeker wel, als dat gepast en noodzakelijk is. De Schrift gaat hem daarin voor. Maar dan altijd met zorgvuldige mate, omdat 'bevinding' slechts een secundaire plaats in mag nemen. De primaire plaats bekleedt alleen Gods Woord zelf.
Zo beschouwd kan ik me niet anders indenken dan dat elke (Gereformeerde) preek niet alleen schriftuurlijk maar tevens al 'bevindelijk' is. Zelfs in gereformeerde kerken waar de woorden 'bevinding' en 'bevindelijk' niet alleen een kwalijke klank hebben, maar ook bijna nooit anders worden gebruikt dan in een denigrerende zin, komt 'bevinding' wel degelijk voor. Het kan niet anders dan dat een goede luisteraar inwendig op een preek reageert, hetzij positief of negatief: zijn hart en geloof worden er door versterkt en vertroost, of zij worden er door verontrust en verstoord, zo niet vergramd. Hoe men het ook beschouwt, dat zijn reeds 'bevindingen'.
Ja maar, dat kan allemaal slechts oppervlakkig en verstandelijk en uitwendig zijn. De Geest moet in het hart werken om het gehoorde recht te verstaan! hoor ik al tegenwerpen, vooral door mensen die bekennen 'stikonbekeerd' te zijn.
Dat zal allemaal waar zijn, maar wee de mens die dit aangrijpt als een excuus voor zijn onbekeerdheid. We hebben het hier over mensen binnen de kerk, de Kerk van Jezus Christus. En daarin heeft niemand het recht om onbekeerd of neutraal te zijn, zeker niet als we daarin belijdenis des geloofs hebben afgelegd (al verkiezen veel mensen het eufemisme 'tot lid van de kerk aangenomen zijn').
Want die Kerk van Jezus Christus is levend gemaakt en wordt in leven gehouden door het Woord van God, waarin Zijn Geest aan het woord is. Als we met eerbied en aandacht dat Woord lezen, horen lezen, of door Zijn geroepen dienstknechten horen verklaren, worden we aangesproken door die Geest, aan wie we uitsluitend dat Woord te danken hebben. Het is absoluut onmogelijk om tegenover dat Woord neutraal te blijven. Er is verder niets en niemand in de hemel of op de aarde dat en die ons verder met God kan verzoenen. Alleen de Geest van Christus, God de Heilige Geest, kan en wil dat doen. Hij zegt dat zelf in Zijn Woord.
Het komt er maar op aan of we dat (willen) aanvaarden. Kunnen we dat van onszelf? Ach, neen, zoals de 'bevindelijken' daar maar al te geredelijk de nadruk op leggen. Van nature zijn we dood in zonden en misdaden, en hoe ouder we worden hoe meer we dat aan de weet komen. Maar we hebben toch belijdenis gedaan dat we geloven dat Christus ook voor ons is gestorven? Hebben we toen gelogen of slechts een voorwerpelijke waarheid beleden, in de hoop dat we die ook nog eens subjectief mogen beleven? 'Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?' Als de zaligheid van onze ziel ons het zwaarste weegt, zullen we niet (kunnen) rusten tot we mogen geloven (geestelijk wéten dus) dat we met God zijn verzoend door het dierbaar bloed van Christus.
In dit verband treedt een ander 'bevindelijk' woord naar voren, namelijk bekommerd. "Esn hart waarin de Heilige Geest Zijn regenererend werk aanvangt, zal van stonde aan bekommerd worden over zijn eeuwige staat en hij zal, onder veel tranen en geween, zijn toevlucht nemen tot de God die Zich door Zijn Geest in diens Woord openbaart, tot dat rusteloze hart op het laatst via Christus rust mag vinden in het hart van God. Daar gaan in de regel veel lijden en gebeden aan vooraf, zoals een oud gedicht dat zegt:
Er moet veel leeds geleden zijn
En veel gebeds gebeden zijn
Zal 't eind hiernamaals vrede zijn.
De weg terug naar het Vaderhart van God is overduidelijk aangegeven in het Woord dat de Heilige Geest ook ons heeft gegeven. En daarin staat dat 'de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was'. Zegt Hij zelf niet: 'Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan degenen die Hem bidden?'
In zware 'bevindelijke' kringen zal men mij tegenwerpen dat dit alles niet zo vlug in zijn werk gaat als ik hier schijn aan te geven. Volgens hen kan daar jaren, zelfs een leven lang mee gemoeid zijn, met een verwijzing naar Heman, die klaagde: 'Van der jeugd aan ben ik bedrukt en doodbrakende; ik draag Uw vervaarnissen, ik ben twijfelmoedig', en schijnen dit als het sine qua non te beschouwen van de weg die de Heilige Geest met Zijn volk houdt. Maar het spijt me te moeten zeggen dat ik daar in het Nieuwe Testament niet de minste grond voor vind. De Zoon zegt zelf: 'Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen'. En zijn degenen die door de Heilige Geest bewerkt zijn Hem niet door de Vader gegeven? Elke man of vrouw die zo tot Hem kwam, in het geloof dus, werd onmiddellijk door Hem geholpen, vaak met de verzekering: 'Uw zonden zijn u vergeven'. Mogen 'bekommerde' gelovigen dat dan niet op dezelfde grond aannemen en hebben velen van hen niet op hun doodsbed moeten belijden dat zij er geestelijk zo arm van geleefd hebben, omdat zij Gods Woord niet onvoorwaardelijk konden geloven daar dit niet 'met kracht' in hun ziel werd bevestigd?
En het is hiér waar de schoen wringt. Toen de Heilige Geest in hun hart begon te werken, heeft Hij toch tegelijkertijd een mate van geloof, hoop en liefde in hun hart gestort, anders zouden zij niet gedurig in gebed hun toevlucht bij Hem zoeken. Maar als wij veel meer geloof hechten aan de boze influisteringen van de duivel en de aanklachten van ons verduisterd hart dan aan de intrinsieke authenticiteit en autoriteit van wat de Geest in Zijn Woord zegt, kan het gevolg niet anders zijn dan een arm geestelijk bestaan. Zeker, het eens gegeven geloof en de liefde tot God verdwijnen nooit meer geheel en al, maar zij leiden een mager bestaan, en de oorzaak daarvan is ongeloof – ongeloof in het heldere geluid van de stem van de Heilige Geest in het door Hem geïnspireerde Woord.
Zegt die Geest zelf niet dat Zijn vruchten zijn: liefde, blijdschap, vrede, langmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid? En ook: 'Want zovelen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods… Dezelve Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn'.
Er wordt in 'bevindelijke' kringen tegenwoordig steen en been geklaagd dat God zich zo verborgen houdt, dat Hij schijnt gereed te staan om ons (land) te verlaten; en men ziet met heimwee terug naar vorige eeuwen (vooral de Nadere Reformatie, wier navolgers zij zich beschouwen). Maar met al hun verzuchtingen zien zij over het hoofd dat ook wij het slachtoffer zijn geworden van al het gewoel en gewemel van de wereld rondom, en vooral ook van de welvaart en de weelde van de westerse wereld. 'Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit… en hij liet God varen'. Het is niet God die zich verborgen houdt – zie slechts naar de verschrikkelijke oordelen die Hij over de ganse aarde zendt – maar wij die ons verbergen tegen wat Hij door Zijn Geest in Zijn Woord tot ons zegt. En wij kunnen Hem niet aan banden leggen door hardnekkig vast te houden aan reeds lang uitgeholde clichés en versleten uitdrukkingen, meestal verwoord in de aanvoegende wijs ('Och mocht het de Heere nog eens behagen'), want met die aanvoegende wijs drukken wij eigenlijk al uit dat we niet waarlijk (kunnen) geloven dat Hij dit of dat ook daadwerkelijk zal doen.
Maar ik kom terug op mijn oorspronkelijke vraag: Wat is 'bevindelijk preken'?
Na wat ik hiervoor heb gezegd zou ik zelf die vraag zo willen beantwoorden: 'Bevindelijk preken' is een tekst of een gedeelte van het door de Heilige Geest geïnspireerde Woord zo in contemporaine taal verklaren (= verhelderen) dat de gemeente wordt geconfronteerd met de vraag: Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven? Uiteraard kunnen vele andere, en ongetwijfeld veel betere, definities worden gegeven. Maar als de gemeente, in haar geheel of slechts gedeeltelijk, daarop hetzelfde antwoord mag geven als de Heidelbergse Catechismus dat voor ons doet, dan ontvangt de Heilige Geest de eer die Hem toekomt, en het gemeentelid de zaligheid die Hij ons in Zijn Woord aanbiedt.
Mijn volck/ weset stil/
lck wil u betuygen
Van mijn goeden wil/
Of ghy voor 'tgebot
Van my uwen God
Uwen hals wou 't buygen.
(Revius' verbeterde berijming van Datheens Psalm 81 : 9)
Cornelius Lambregtse
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1994
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1994
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's