De Hervormde Kerk en de kerkelijke tucht
Het hele leven omvattend
Wanneer in onze dagen de kerkelijke tucht aan de orde is lijkt het vooral of uitsluitend te gaan om mensen, die hun homofiele geaardheid ook in homoseksuele praktijk beleven. Als zodanig heeft deze kwestie met name in de Hervormde Kerk de laatste jaren veel stof doen opwaaien.
Een aantal jaren geleden leek het erop, dat kerkeraden, die homoseksuele leden der gemeente onder tucht zetten of zouden willen zetten, zelf onder tucht zouden komen te staan. Op de hervormde synode werd een motie van mevrouw G. D. te Velde-Kloosterboer (Assen) aangenomen, die in feite kerkeraden inzake tuchtoefening aan banden wilde leggen. Het ging dan met name om die kerkeraden, die op grond van de Schrift homoseksuele praktijk ontoelaatbaar achtten.
Genoemd besluit is later van zijn scherpte ontdaan, vanwege de commotie die ontstond. Kerkeraden mogen nog wel tucht oefenen maar moeten dan wel aan een aantal zorgvuldigheidseisen voldoen, waarvoor intussen wel een hele procedure doorlopen moet worden.
De kwestie zelf speelde echter nadien telkens weer op. Er is enkele jaren geleden namelijk, vanwege genoemde commotie, ook een commissie ingesteld, die de zaak van de homoseksualiteit, in het kader van seksualiteit in het algeméén, nog eens moest bestuderen. Op de laatst gehouden synodevergadering nu werd het rapport van de commissie behandeld. Daarin moest echter de conclusie worden getrokken, dat de commissie er niet uit kwam. Op grond van verschillende Schriftvisies bleken meningen over het al of niet toelaatbaar zijn van homoseksuele praktijk te botsen.
De synode is vervolgens tot een Salomonsoordeel gekomen (zie het verslag van drs. H. Klink in de Waarheidsvriend d.d. 24 november 1994). Weliswaar is op het laatste moment niet uitgesproken, dat homoseksuelen 'ten principale' moeten worden aanvaard, maar intussen 'mogen' kerkeraden homoseksuelen, als het om deelname aan het avondmaal gaat, naar andere gemeenten verwijzen.
Eigenlijk is dit een onmogelijk besluit. Een kerkeraad verwijst mensen, die hij eigenlijk luchtwaardig acht, naar een andere gemeente, waar de normen ruimer zijn. Zal hij dat in gemoede kunnen? Een andere kerkeraad moet mensen toelaten, die elders wat hun leefwijze betreft niet worden aanvaard. Wordt zo het pastoraat, met de daaraan hangende tucht kerkelijk gezien niet volstrekt ondermijnd?
Intussen zei de hervormde synodepraeses ds. W. B. Beekman, kennelijk gealarmeerd door scherpe kritiek uit homokringen na het synodebesluit, in Hervormd Nederland: 'Tucht? De bedoeling is juist tucht onmogelijk (curs. van mij, v. d. G.) te maken. Het appèl op de gemeenten om daarvan af te zien is nog dringender geworden.'
Mocht de synodepraeses – zo vraag ik, tussen twee haakjes – zó het besluit uitleggen? Hij heeft bovendien ook laten weten dat, gegeven de kritische geluiden uit homokring, het besluit van de synode onjuist is geweest.
Welnu, wanneer de bedoeling van de besluitvorming is geweest wat de praeses zegt, mag de vraag worden gesteld wat tucht in de Hervormde Kerk nog wel betekent.
De praktijk
Wanneer we letten op de praktijk aangaande kerkelijke tucht in de gemeenten inzake homoseksualiteit, moet worden gezegd, dat deze tot voor enkele jaren nauwelijks publiek bekend was. Vrijwel alle synodeleden, die zich op grond van de Schrift tegen homoseksuele praxis keerden, moesten zeggen, dat ze nog nooit een geval van tucht in deze in hun gemeente hadden meegemaakt. En dat, terwijl aangenomen mag worden, dat homofiele geaardheid van gemeenteleden in alle tijden in de breedte van de kerken voorkwam.
Nu kan dat verschillende oorzaken hebben. Ik noem er enkele:
1. Personen – mannen en vrouwen – met een homofiele geaardheid leven in onthouding, met alle pijnpunten vandien. Wordt met die mogelijkheid vandaag nog rekening gehouden?
2. Homoseksuelen in de gemeenten houden zich verborgen, omdat ze weten dat hun leefwijze niet strookt met wat de Schrift zegt. Zelf kunnen ze ook wel beslist hebben niet aan het avondmaal te gaan, omdat ze van overtuiging zijn, dat er voor hen geen plaats aan de avondmaalstafel is.
3. Niet alle gemeenteleden zijn avondmaalgangers. In sommige gemeenten is het aantal zelfs klein tot zeer klein en speelt alleen al daarom het probleem niet.
4. Het probleem wordt behandeld in de pastorale sfeer en pastoraat voltrekt zich (gelukkig) niet in de openbaarheid.
5. Mensen, die op dit terrein hun problemen hebben, voelen zich niet thuis onder de prediking in de gemeente, waartoe ze behoren, en wijken geruisloos uit naar elders.
6. Naar elders uitwijken kan ook betekenen: zich geheel onttrekken aan de prediking en het gemeentelijke leven en tot het randkerkelijke gebied van de gemeente gaan behoren.
Sinds de synode nu de kwestie van de homoseksualiteit op haar agenda heeft geplaatst is met name de categorie mensen, waarom het gaat, de blikvanger voor kerkelijke tucht geworden. Doordat de kerk polariseerde op grond van verschil in Schriftvisie in deze – àls het nog om de Schrift gaat! – werd de éne helft van de kerk afgeschilderd als homo-veilig en het andere deel als homo-vijandig, en wat het laatste betreft dan niet alleen wat de leefwijze betreft maar ook wat de mensen zèlf en hun geaardheid betreft. Deze polarisatie wordt nog verder aangejaagd door een homobeweging, die van de kerk op zich niet veel moet hebben en met nalaat cancaturen van de kerk op te roepen.
Allerlei onderzoeken van de laatste tientallen jaren hebben wel uitgewezen, dat mensen met een homofiele geaardheid over de hele bevolking zijn verspreid en zich ook bevinden in gemeenten binnen die kerken of stromingen, waarin homoseksuele praktijk als zonde wordt aangemerkt. Echte kwesties in deze zijn echter in alle kerken – van uiterst rechts tot uiterst links – spaarzaam geweest of werden kennelijk pastoraal benaderd.
Ook in andere kerken, waarin 'Schrift en belijdenis' de grondslag van het kerkzijn is, heeft men met de kwestie als zodanig te maken. Dat blijkt uit werkgroepen, die de laatse jaren zijn gevormd (Gereformeerde Kerken, vrijg., en Chr. Geref. Kerken) of uit bredere publikaties. En verder: òf men spreekt er niet over òf de pastorale praktijk is geen andere dan in de hervormd gereformeerde gemeente.
In de Hervormde Kerk escaleerde het probleem echter, omdat de zaak kerkelijk breed werd uitgemeten. Er kwamen pas kwesties in de Hervormde Kerk toen er provocaties van homo's kwamen in enkele gemeenten, nadat de synode de zaak publiekelijk had behandeld. Het probleem is pas ontstaan, in ieder geval gaan escaleren, tóén en omdàt de rechtlijnige publieke behandeling in de synode haaks kwam te staan op bijbels pastoraat in deze.
Het einde van de zaak is nu, dat kerkeraden publiekelijk ter verantwoording worden geroepen. Kerkeraden, die de Schrift ernstig nemen, zullen niet anders kunnen en mogen zeggen dan dat homoseksuele praktijk de Schrift niet mee heeft. Maar ze worden nu uit de binnenkamer van het pastoraat voor de publieke rechtbank gesleept.
De rechte pastor moet zich hier wel hoogst ongelukkig bij voelen.
Verengd
Intussen is binnen de Hervormde Kerk, door de polarisatie rondom beleid inzake homoseksuele praktijk, de kwestie van de tucht in hoge mate verengd tot het terrein van de seksualiteit. En dan nog wel in die zin, dat een brede stroming binnen de kerk bevorderen wil, dat juist hier – op het terrein van homoseksualiteit – van géén tucht sprake mag zijn. We moeten ons dan echter wel afvragen of op deze wijze tucht in de Hervormde Kerk nog wel 'veilig' is, oftewel bijbels-pastoraal van aard kan zijn.
Alleen al het feit, dat men deze uiterst precaire kwestie – althans voor hen, die hier, met vallen en opstaan, met een eerlijk geweten willen leven – voor het forum van het journaille heeft geworpen, doet hier de vraag oprijzen wie er nu eigenlijk voor het probleem heeft gezorgd: de kerkeraad, voor wie de Schrift gezag heeft ook in zaken als deze, of een synode, die al lange tijd stuurloos blijkt te zijn als het over tucht als zodanig gaat.
Tucht in bredere zin
Het wordt tijd, dat de Hervormde Kerk zich nog eens opnieuw buigt over de zaak van kerkelijke tucht in het algemeen, dus tucht in àl haar aspecten, al lijkt me dit niet alléén een zaak te zijn voor de Hervormde Kerk.
Wanneer de tucht integraal behandeld zou worden gaat het om léér èn léven. Ook de Hervormde Kerk kent in dit verband 'Opzicht en tucht'. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen, dat leertucht ver buiten beeld is. Wie als ambtsdrager zègt artikel X van de kerkorde te aanvaarden – 'gemeenschap met de belijdenis der vaderen' – wordt ook geàcht deze te aanvaarden. Inmiddels kan men elke ketterij straffeloos aanhangen of verkondigen.
Is dat niet te sterk gezegd? Zéker, als iemand het echt een keer te bont maakt, komt er wel een theologische bezinning, met vervolgens een nota voor de synode. En er kan ook altijd een 'zaak' van worden gemaakt. Maar wat de prediking betreft is er in de praktijk onbeperkte leervrijheid. Echte leertucht ontbreekt, artikel X ten spijt. Dat op zich is het meest ingrijpende. Wanneer Christus Zelf hier Zijn gemeente vandaag eens zou (be)oordelen?!
Nu weet ik best, dat leertucht in een verdeelde kerk en in een situatie van kerkelijke verdeeldheid uitermate moeilijk is. Nog afgezien van het feit, dat personen, op wie leertucht wordt uitgeoefend, de uitwijk (kunnen) nemen naar andere kerken, en met inachtneming van het feit, dat soms in bepaalde kerken tucht is geoefend, waar die niet geoefend mocht worden: de omvangrijkheid van het probleem maakt het hanteren van tucht in de praktijk bijna onmogelijk. Er kan een situatie zijn, waarin het kwaad zo diep en breed is doorgedrongen, dat tuchtoefening middels de Woordverkondiging de enige weg is om tot uitzuivering van dwaalleer te komen.
Maar desalniettemin: tucht behoort tot het wezen van een gereformeerde kerk; breder nog: behoort tot het wezen van de kèrk.
Het leven
Waar nu geen tucht meer is over de leer, zal in het algemeen ook geen tucht (kunnen) zijn over het leven. Waar Christus niet als de hoogste Profeet, de enige Priester en de eeuwige Koning wordt beleden, zal het leven niet worden gesteld onder de drieslag van Zijn goddelijke ambt. Waar dan nog wèl tucht in het blikveld komt – in afwijzende of aanscherpende zin – verwordt ze gemakkelijk tot een caricatuur. Dan wordt tucht òf onpastoraal òf ze wordt kritisch bejegend als discriminatie; in beide gevallen méér gericht op de publieke opinie dan op de mens, waarom het gaat. Terwijl tucht dienen moet om de gemeente, inclusief de avondmaalstafel, heilig te houden.
Echte tucht heeft dan ook te maken met het gànse leven voor Gods Aangezicht en heeft dus te maken met het leven naar al de geboden Gods. Die tucht voltrekt zich dus niet alleen om het avondmaal maar ook rondom de doop, de huwelijksbevestiging, het afleggen van belijdenis des geloofs.
Als het gaat om de levensheiliging is er bovendien geen terrein van het leven waarop die heiliging niet van toepassing is. En dan wordt die heiliging niet bepaald door wat mènsen goed of kwaad achten maar door wat het Woord Gods heilzáám of heillóós acht.
Uit het feit, dat de censura morum nauwelijks nog functioneert in de gemeenten, zou kunnen worden afgeleid, dat de gemeente een toonbeeld is van heiliging. De praktijk is vaak anders. Ongetwijfeld zijn er telkens weer in de gemeenten uitbrekende zonden. Ze hebben te maken met àlle concrete geboden van God. Ze raken niet alleen het zevende gebod maar hebben ook betrekking op fraude in het groot en in het klein, op de inrichting van de zondag, op misbruik van de Naam, op kwaadspreken en lasteren, om enkele voorbeelden te noemen.
Wanneer voorgangers of andere ambtsdragers zich 'komen te ontgaan', komt de tucht nog wel in het blikveld. Dat is juist. Zij hebben de belofte afgelegd zich te zullen stellen onder 'opzicht en tucht' wanneer daartoe aanleiding is. Maar ieder, die ooit belijdenis des geloofs deed, heeft zich ook gesteld onder vermaning en tucht van de kerkeraad. Plaatselijk functioneert dat hier en daar nog wel op deelaspecten. Maar wat komt daar nog van in de breedte van de kerk?
Kerkelijk
Als de kerk in den brede zich echter over één aspect van tucht gaat uitspreken, – ook waar ze die niet van toepassing acht – moet ze wel weten en duidelijk maken wat tucht in het algeméén nog is en waar deze nog van toepassing is.
Kerkelijk gezien zal er alleen sprake kunnen zijn van bezmning op tucht mzake (homo)seksualiteit, wanneer er bezinning is op wat zonde is in bijbels licht. Want tucht kan toch alleen dáár zijn, waar van openbare zonde sprake is.
Durven we in onze tijd nog zonde te noemen wat de Schrift zonde noemt? Zo ja, dan zal ook duidelijk kunnen worden waar tucht wel of niet geoefend dient te worden. Dan alleen zal er ook sprake kunnen zijn van medische, pastorale tuchtoefening voordat er echt 'stappen' worden ondernomen. Tucht is immers allereerst trekkend, medisch. Het avondmaalsformulier spreekt niet voor niets over 'het niet in zonde blijven liggen', terwijl bovendien gezegd wordt dat de genade altijd meer is dan de zonde.
Tucht is tucht van Christuswege en als zodanig ook vol erbarmen. De vraag is of het spreken over tucht, zoals de Hervormde Kerk dat nu bij wijze van incident doet, nog wel geënt is op besef van wat zonde is en dan ook op wat de genade van Christus inhoudt voor mensen, die tegen alle geboden hebben gezondigd en dagelijks hebben te strijden tegen hun zondige strevingen. De vraag is zo ook of de kerk nog ècht barmhartig is in haar beleid. Want is rechte tucht niet gebaseerd op 'recht en genade'?
Een kerk, die de tucht niet meer recht weet te hanteren, kan beter ook niet zeggen waar en hoe ze niet mag worden beoefend.
v. d. G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1994
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1994
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's