Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerst en het joodse volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerst en het joodse volk

13 minuten leestijd

Wie als christen Israël aandoet, kan niet heen om een bezoek aan Nazareth. In dit deels Arabisch, deels joodse stadje in beneden-Galilea liggen de herinneringen aan de geboren Zaligmaker voor het oprapen. Hier heeft Jezus als kind gespeeld, hier heeft hij zijn jongensjaren doorgebracht, hier heeft hij zijn godsdienstige opvoeding gekregen. Eén van de bezienswaardigheden is de kerk van Jozef, op de plek waar de timmerwerkplaats gestaan zou hebben. Maar interessanter nog is de kerk van de Annunciatie. Op de voorgevel zijn woorden uit Lukas 1 aangebracht, de aankondiging van Jezus' geboorte aan Maria door de engel. De oorspronkelijke kerk die op deze plek werd neergezet, was het werk van Constantijn I. Het huidige bouwwerk is een franciscaanse kerk, verrezen op de overblijfselen van vroeger. Wie een rondleiding in en om dit bedehuis meemaakt, kijkt zijn ogen uit. Eén van de bronzen deuren blijkt door Nederland te zijn geschonken. Allerlei gebeurtenissen zijn erop afgebeeld: de vlucht naar Egypte, de doop in de Jordaan, Jezus als timmermanszoon. De wanden van de kerk zijn versierd met geschenken uit allerlei andere landen, waarin eveneens gedeelten uit het Evangelie zijn verwerkt. Een boeiende mengelmoes van kunstwerken uit zoveel verschillende culturen. Een oplettende bezoeker vraagt zich misschien wel een ding af: Wie was Jezus nu eigenlijk? Een Nederlander of een Chinees, een Japanner of een Rus? Of was Hij toch gewoon jood?

Zoon van Abraham, Zoon van David
Verwondering en verwarring, dat is wat menig toerist meeneemt van een bezoek aan de kerk van de Annunciatie in Nazareth. Zou het werkelijk zo bedoeld zijn? Mogen wij het Kerstkind ontdoen van zijn joodse achtergrond en zonder meer overplaatsen in onze eigen leef- en denkwereld? Waarom zouden de Evangeliën dan zoveel nadruk leggen op de joodse kom-af van Jezus? Dat is immers wel degelijk het geval. Enerzijds wordt de geboren Zaligmaker ons getekend als het Woord dat vlees geworden is. Vanuit de hemel is de eeuwige Zoon van God afgedaald om onze menselijke natuur aan te nemen. Onbegrijpelijk mysterie. God van God ontdaan, wie kan dat verstaan? Hij is God de Zoon in het menselijke vlees (A. A. van Ruler). Aan dat goddelijke van Jezus mag niemand tornen. Wie daarvan niet weten wil verminkt Hem op schandelijke wijze. Maar anderzijds kunnen wij Hem ook niet diep genoeg in het vlees trekken. Hij is werkelijk en voluit mens geworden. Wat voor mens? Een joodse mens. Joodse ouders had Hij, een joodse naam droeg Hij en een joodse godsdienstige opvoeding kreeg Hij.
Heel duidelijk blijkt de joodse kom-af van Jezus uit het Evangelie naar Mattheüs. De evangelist opent met het bekende geslachtsregister, het boek van de genesis, de wording van Jezus Christus. Waar komt Hij vandaan, van wie is Hij er Eén? Hij is de Zoon van David, de Zoon van Abraham (Matth. 1 : 1). En heel die lange lijst van namen lijkt te willen zeggen: zo is de Zaligmaker der wereld voortgekomen uit de baarmoeder van Israël.

Maarten Luther
Of het belangrijk is daar erg in te hebben? Nou en of Luther was er diep van doordrongen. In zijn beginjaren als reformator schreef hij een boekje dat de veelzeggende titel meekreeg: Dat Christus een geboren jood is (1523). De aanleiding voor het werkje was een beschuldiging van rooms-katholieke zijde. Men verweet Luther, dat hij tekort zou doen aan de godheid van Christus. Hij zou gepredikt en geschreven hebben, dat Maria de moeder Gods geen maagd is geweest voor de geboorte van Jezus, maar dat zij haar kind van Jozef heeft. In zijn weerlegging laat Luther vanuit de Schrift zien dat Christus een jood is, geboren uit de maagd Maria. Het is geen toeval dat de reformator juist hier met zoveel bewogenheid over het joodse volk spreekt. Hij hekelt de haat die in de middeleeuwse kerk ten aanzien van joden aan de dag is gelegd. Want onze dwazen, die pausen, bisschoppen, monniken, die grove ezelskoppen zijn met de joden zo omgegaan, dat wie een goed christen is, op het ogenblik liever een jood zou willen worden. Als ik een jood geweest zou zijn en zulke dwaasheid en misdaad over het christelijk geloof had zien regeren, dan zou ik eerder een varken dan een christen zijn geworden'. Luther roept op vriendelijk, broederlijk zelfs met de joden om te gaan. Laten we hen bejegenen zoals de apostelen, die ook joden waren, ons hebben behandeld. Als zij met ons hadden gedaan zoals wij met de joden hebben gehandeld, dan was er nooit iemand van de heidenen christen geworden. Er is geen enkele reden om ons te verheffen boven het joodse volk. Integendeel, goedbeschouwd kunnen wij niet in hun schaduw staan. Immers: 'Wij zijn en blijven toch heidenen, maar de joden zijn van Christus' vlees en bloed; wij zijn zwagers en vreemdelingen, zij zijn verwanten van Hem, neven en broeders van de Heere'.

Niet los verkrijgbaar
Helaas is hiermee niet alles over Luther gezegd. Later verschoof het besef van Jezus' joodse kom-af naar de achtergrond. Met alle rampzalige gevolgen van dien. De hoopvolle verwachting voor het joodse volk maakte plaats voor vervreemding en verbittering. Maar één ding kunnen we uit dat vroege boekje van de hervormer leren: Wie beseft dat Christus een geboren jood was, zal zich er wel voor hoeden het joodse volk te verachten, laat staan het af te schrijven. Dan beseffen we hoeveel we aan het joodse volk te danken hebben. Want via Israël zijn niet alleen de Schriften tot ons gekomen, maar ook de Messias. Het heil is uit de joden (Joh. 4). Wie dat vergeet, raakt het juiste zicht op Hem onherroepelijk kwijt. En niet alleen het goede zicht op Jezus, maar ook de bijbelse visie op het wezen van de kerk en op de plaats van Israël in het heilshandelen van God. Dankzij het Kerstkind, dat later de Man van Smarten werd, mogen bij bij Israël worden ingelijfd. Wij zijn niet de erfgenamen, wij zijn de mede-erfgenamen. Wij zijn niet de oor spronkelijke burgers, maar mede-burgers der heiligen (Ef. 2).
Het Kerstkind is niet los verkrijgbaar. Hem volgen en Zijn volk verachten is onmogelijk. Onze liefde voor de Zaligmaker vertaalt zich, als het goed is, ook in liefde voor het volk, waaruit Hij geboren werd. Uw volk is mijn volk. Een liefde, die niet in de lucht blijft hangen en ook niet in mooie woorden blijft steken. Een liefde, die weet van daadwerkelijke solidariteit met het joodse volk temidden van spanning en dreiging. Een liefde, die dringt tot het luisterende en getuigende gesprek. Een liefde, die ons de handen doet vouwen en vurig doet bidden om het behoud van gans Israël. Opdat ook het joodse volk mag delen in de sjaloom van Hem, Wiens naam is Vredevorst.

Hij kwam tot het Zijne…
Tot nu toe letten wij vooral op de relatie van het Kerstkind tot het joodse volk. We kunnen de titel evenwel ook omdraaien en onszelfde vraag stellen: Hoe is het gegaan met de verhouding van het joodse volk tot het Kerstkind? Het antwoord is ronduit verdrietig makend. Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Althans, het merendeel van hen.
Zo was het in de tijd van Zijn rondwandeling op aarde. En zo is het gebleven door de eeuwen heen. Het begon met de botsing over de weg des heils. Is het naleven van de Thora een begaanbare weg voor de mens naar het Koninkrijk van God? Het Farizeese jodendom antwoordde (en antwoordt nog altijd) volmondig 'ja' op die vraag. Maar Jezus wees een andere weg, de weg van geloof en bekering, van genade en verzoening. Hier lag en ligt de grote splijtzwam tussen kerk en synagoge. Hier is het mee begonnen. Maar daarna is er nog zoveel bijgekomen. Voor veel joden is de naam Jezus als een vloek in de oren gaan klinken. Men kon die naam niet horen zonder herinnerd te worden aan de verguizing en de vervolging die het joodse volk zijn aangedaan. Hoe vaak gebeurde dat niet in Naam van Jezus Christus? Mede door het anti-joodse denken, spreken en handelen van veel christenen, is de kloof tussen Jezus en Zijn volk oneindig groter geworden dan deze reeds was. In de meeste joodse gezinnen is Hij de eeuwen door doodgezwegen. Ook in de joodse literatuur kwam Hij amper ter sprake. De zogeheten Toledoth Jesu (Geschiedenis van Jezus, een soort tegen-evangelie) vormt daarop een uitzondering. Maar de berichtgeving aangaande het Kerstkind is daar niet bepaald positief. Jezus zou het kind zijn, geboren uit overspel van Maria met een Romeinse soldaat, zwarte magie hebben beoefend en daarmee sommigen hebben verleid. Kortom: lange tijd is Jezus voor de joden een 'outsider,', een vreemde geweest. Niet iemand die behoort tot het joodse volk, maar tot het kamp van de vijanden.

Kentering!?
Thans lijkt er sprake te zijn van een kentering. De belangstelling voor het Kind van Bethlehem is binnen het jodendom verrassend toegenomen. De claim op Jezus is niet langer een exclusief christelijke. Ook joden gaan Hem steeds meer beschouwen als een 'broeder'. Sommigen noemen Hem zelfs de meest joodse jood die ooit bestaan heeft (Josef Klausner). In het begin van deze eeuw is dit proces van herkenning reeds begonnen. Constantijn Brunner zei in 1921: 'Geef ons onze Jezus terug'. Daarbij had deze jood echter wel een bepaald Jezus-beeld voor ogen. Niet de Christus van het officiële christendom, want deze zou met de echte Jezus evenveel van doen hebben als 'het sterrenbeeld van de Grote Beer met het dier van dezelfde naam'.
De ware Jezus is niet de Christus van de christelijke theologie, volgens joodse onderzoekers van het Nieuwe Testament. De echte Jezus was een joodse Jezus, een bijzondere rabbi, een mens die ethisch zo voorbeeldig geleefd heeft, dat hij het waard is nagevolgd te worden. Maar de kerk is te ver gegaan in de waardering van Jezus. Men heeft Hem teveel 'opgehemeld', zodat Hij zelfs goddelijke trekken heeft gekregen. Daar kunnen deze joodse onderzoekers niet in meekomen. Het Kind in de kribbe is geen goddelijk kind, maar een vluchtelingenkind (Pinchas Lapide). Zijn ouders moesten niet naar Bethlehem opdat het profetische Woord in vervulling zou gaan, maar omdat zij Zeloten waren, echte patriotten, strijders tegen de bezettende macht, die omwille van hun veiligheid de wijk namen. Hoe opmerkelijk deze hernieuwde belangstelling voor Jezus in het jodendom moge zijn, in de meeste gevallen reikt de waardering voor Hem niet verder dan de erkenning dat Hij een jood is, weliswaar een bijzondere jood, maar in geen geval de Messias der Schriften. Het moment lijkt nog ver weg dat heel Israël en heel de kerk samen zingen, wat Luther ooit dichtte:

Men had Hem eeuwen lang verwacht;
en toen Gods tijdperk was volbracht,
toen zond Hij van zijn hoge troon
het heil der wereld ons, zijn Zoon

O Gij ons heil, ons hoogste goed
Gij werd een mens van vlees en bloed,
werd onze broeder, en door U
zijn wij Gods eigen kindren nu

Messias-belijdende joden
Intussen mogen we niet generaliseren. Laten we niet vergeten dat er altijd joden geweest zijn, die wel geloofden dat het Kind van Bethlehem de Messias is. Hun aantal neemt de laatste jaren sterk toe, vooral in Israël zelf. Steeds meer Messias-belijdende joodse gemeenschappen worden daar gesticht. Hoewel onder deze joodse christenen de verscheidenheid groot is, springt één ding sterk in het oog. Bij velen van hen leeft moeite met de wijze, waarop binnen het wereldchristendom over het mysterie van de Kerstnacht wordt gesproken. Ook in vroeger eeuwen was dat trouwens reeds het geval. Van de joods-christelijke secte van de Ebionieten is bekend dat zij de maagdelijke geboorte van Jezus loochenden. Christen-joden als Ragstat à Weille en Salomon Duytsch daarentegen hadden er geen moeite mee Hem te belijden als 'waarachtig God en mens'. Zij namen wat dat betreft de vroeg-christelijke belijdenis aangaande Jezus Christus zonder meer over. Dr. J. Haitsma heeft daar in zijn boeken nadrukkelijk op gewezen. In onze tijd zijn er evenwel joods-christelijke stemmen, die pleiten voor herijking van de christelijke visie op de persoon van Jezus. We herkennen er de inrichten van joodse geleerden als Plusser en Lapide in terug. De goddelijke trekken waarmee met name de apostel Paulus de persoon van de Zaligmaker tekent zouden on-joods zijn en een gevolg van hellenistische invloed. We moeten proberen de echte Jezus, de joodse Jezus terug te achterhalen. Daarvoor moeten we niet te rade gaan in de brieven van Paulus, maar bij de vier evangelisten. En ook deze moeten ontdaan worden van alle latere toevoegingen, waardoor het beeld van Jezus 'vergriekst' is. Een joods-christelijke predikant drukte het onlangs zo uit: 'In de Jezus van de Evangeliën kan ik geloven, maar met de Jezus die Paulus preekte, kan ik niets beginnen, die is me te goddelijk'. Dat hier een belangrijk gesprekspunt ligt, behoeft geen betoog. Is Paulus werkelijk de grote boosdoener, die het juiste, het joodse zicht op de Messias heeft verduisterd? Of moeten we toch meer in rekening brengen dat ook Paulus een jood geweest is? Naar mijn overtuiging zijn er geen houdbare gronden om zo'n forse tegenstelling te veronderstellen tussen de Jezus van de Evangeliën en de Christus van de brieven in het Nieuwe Testament.

De Lofzang van Simeon
Het Kerstkind en het joodse volk. Is er een spanningsvoller relatie denkbaar? De slechtste dienst die we onszelf en het joodse volk kunnen bewijzen is deze spanning op te heffen. Sommigen doen dat door te verkondigen dat het joodse volk Jezus niet nodig heeft. Israël is immers al bij de Vader vanwege de trouw aan de Thora? Die oplossing is niet alleen te gemakkelijk, maar ook door en door onbijbels. Jezus Christus is niet alleen de Heiland der wereld, maar ook de Messias van Israël. Het Kerstkind mag niet aan het joodse volk ontfutseld worden door een christelijke superioriteitsgedachte, maar we mogen Hem evenmin buiten het jodendom plaatsen door een twee-wegenleer. Trouwens, al zouden we willen, het zal ons niet lukken. Hij laat zich ook niet van Israël vervreemden. Hij laat zich eenvoudig niet losmaken van het volk waaruit Hij wat Zijn mens-zijn betreft is voortgekomen. Het is en blijft waar wat de engel tegen Maria had gezegd: 'God, de Heere zal Hem de troon van Zijn Vader David geven, en Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in eeuwigheid' (Lukas 2 : 32,33). Daarom blijven wij het met Kerstfeest Simeon nazingen:

Een licht, zo groot, zo schoon,
gedaald van 's hemels troon,
Straalt volk bij volk in d'ogen;
Terwijl 't het blind gezicht
Van 't heidendom verlicht,
en Israël zal verhogen.

M. van Campen

Tekst foto:
Byzantijnse kapel uit de 8e eeuw in Sardes.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Kerst en het joodse volk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's