Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar de straten niet meer zwart zijn wordt het paars

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar de straten niet meer zwart zijn wordt het paars

Verglijdend 1994

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Fijn dat het straatbeeld zondags, maar ook veel in de week, door de massale drommen kerkgangers beheerst wordt'. Dit is geen zinnetje uit een kerkblad in Urk. Dit zinnetje licht ik uit een rondzendbrief van de Nederlandse ambassadeur in Ethiopië, drs. J. Bos. Afwisselend bezoekt hij in Addis Abeba, zo schrijft hij verder, diensten van de Ethiopisch Orthodoxe Kerk, de Lutherse Kerk ('vanwege de goede preek') of van een evangelische gemeenschap ('omdat het er zo'n opgewekte boel is').
De straten in Addis Abeba zien kennelijk 's zondags zwart van de kerkgangers. Zo horen we het méér uit steden en dorpen in Afrika, het werelddeel, dat geteisterd wordt door honger, oorlog en dood. In de ontreddering van dat wegstervend werelddeel zoeken veel mensen in Afrika kennelijk hun heil en troost bij de kerk.


Straten, die zwart zien van de kerkgangers! In een nog niet zo ver verleden was dat 's zondags in grote delen van ons land, ook in de grote steden, een gewoon beeld. In drommen kwam men op. Nu moet men ervoor in de nog orthodoxe 'reservaten' zijn om zo'n straatbeeld te zien. Zulk een straatbeeld is er nog wel onder ons, maar in afnemende mate. In de grote en middelgrote steden is het zo ongeveer 'één uit een straat, twee uit een wijk'; allen bij elkaar een restgemeente.

Paars
Waar nu de straten 's zondags niet meer 'zwart' zijn wordt het in de samenleving paars. Deze gedachte dringt zich onweerstaanbaar op als we terugblikken op het jaar 1994. De samenleving en dus ook de politiek is paars geworden. Dat heeft een onderstreping gekregen met het aantreden van een paars kabinet, als bezegeling van het feit, dat Nederland niet langer een nominaal christelijk land is. Meer dan vijftig procent van het volk geeft op niet meer tot een kerk te behoren, terwijl van de minderheid, die nog christen héét, een niet onaanzienlijk deel volstaat met de benaming 'cultuurchristendom.' Men behoeft om zo te zeggen niet meer kerkelijk meelevend te zijn om christen te mogen heten en men kan er zeer onbijbelse opvattingen op na houden om toch nog iets in de 'C' te zien.


Intussen was één van de eerste wapenfeiten onder een paars kabinet, dat de zondag als rustdag in de samenleving onder spanning werd gezet. Het begon met het uitlekken van plannen in het kabinet. Daarna barstte de discussie los. Het kabinet heeft uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor openstelling van winkels op zondag bij de gemeenten gelegd en zelf de handen in onschuld gewassen. Maar in de één voor de andere gemeente heeft de gemeenteraad al verregaande beslissingen genomen.
Het kabinet liet bij monde van premier Kok ook nog wèl weten, dat het die kant liever niet op moet. Zondagsrust moet toch ook wel blijven. Ook een paars kabinet wil kennelijk niet van het ene moment op het andere alles uit het verleden op lossen schroeven stellen. Maar er zit geen bewogenheid om mensen meer achter. De glijdende schaal zet zich intussen voort en krijgt een extra versnelling. De tegenkrachten in het kabinet, maar ook in het parlement, zijn zeldzaam geworden, enerzijds omdat er nauwelijks nog echt christelijk tegenweer is, anderzijds omdat ook 'rood' van kleur is verschoten en daar het sociále zicht op de zondag als dag van rust is gaan verbleken.
De paarse samenleving sloeg in 1994 in principe de weg in van een vierentwintig-uurseconomie. En dan is de zondag als rustdag het kind van de rekening. Nog één generatie verder en Nederland weet niet meer, dat het ooit een christelijke zondag had.


De aanval op de zondag is dunkt mij het meest ingrijpende, dat in ons land in 1994 in politiek opzicht aan de orde was. Want waar we de zondag kwijt raken gaan we het wezenlijke van de echte rust missen, niet alleen in directe (geestelijke) zin maar ook in sociale zin.

De kerk
Gelooft u, dat God Nederland weer een christelijk land kan doen worden en gelooft u, dat we verloren zijn als Hij het niet doet? vroeg Ph. J. Hoedemaker in de vorige eeuw aan Abraham Kuyper. Welnu, dat ideaal lijkt verre. Wie aanziet wat voor ogen is verwacht geen straten meer, die 's zondags zwart zijn van de mensen.
De vraag is echter of we in de kerk in het algemeen nog wel de hàrtstocht hebben dat het zo zou moeten zijn en of we de evangelisatorische aandrang nog hebben om zover te komen. Omdat namelijk mensen buiten Christus verloren gaan en de samenleving los van het Woord geen ziel meer heeft.


Dit brengt me op een wezenlijk moment van bezinning binnen de (Hervormde) Kerk in 1994. De vraag namelijk van het getuigenis kwam aan de orde binnen de zending. De zending staat en blijft staan voor het getuigenis van de ene Naam tot behoud, zo werd in 1994 vanuit de Raad voor de Zending betuigd ten overstaan van predikanten, die de noodvlag hadden gehesen inzake het zendingsbeleid, met name ook jegens andere godsdiensten. Moet het heil in Christus immers ook niet worden verkondigd aan aanhangers van andere godsdiensten?
Die vraag is óók niet overbodig als het gaat om het getuigenis van de kerk in onze eigen samenleving. Langzaam maar zeker is de gedachte gaan leven, dat het getuigenis aangaande Christus naar mensen van andere godsdiensten – met name de islam – in eigen samenleving niet nodig of zelfs ongeoorloofd, want discriminerend is. De verschillende godsdiensten hebben elk zo hun eigen religieus 'zoekontwerp' ('van onderaf), een weg op zoek naar God. Voor christenen is dat de Bijbel, voor moslims de Koran. Christenen kunnen dan ook best een moslimgebed bidden.
Het feit, dat de boeken van H. M. Kuitert zo'n breed onthaal vonden en vinden heeft met dat 'van onderop' te maken. Op de valreep van het jaar kwam Kuitert nog eens opnieuw met een boek ('Zeker weten'), waarin hij uitmeet wat we allemaal van het christen zijn kunnen aftrekken – 'reductie, reductie, reductie!', aldus Hervormd Nederland d.d. 24 december ll. – en toch nog christen mogen heten. Zulke boeken vinden aftrek. Veel mensen willen zelf nog eens lezen waarom ze afscheid namen van kerk en geloof. Boeken als die van Kuitert sussen kennelijk hun geweten.


Het christelijk onderwijs in bredere zin wordt door een verminderde aandrang tot getuigenis óók verlamd en verzwakt. Wèl werd de discussie erover in het jaar, dat achter ons ligt, hier en daar opnieuw opgepakt. Het gebeurde zelfs heel expliciet door de Unie School en Bijbel op een startdag voor het christelijk onderwijs. In die discussie heb ik zelf betoogd, dat, wanneer het unieke van Christus en het getuigenis van Zijn Naam niet meer centraal staan in het christelijk onderwijs en binnen andere met de kerk verwante organisaties, de C uiteindelijk van kleur verschiet tot paars.
Mèt deze visie zal het óók steeds minder 'zwart' worden op straat op zondag.
Wanneer de Boodschap der kerk niet meer alléén-zaligmakend is, waarom zou een mens dan nog ter kerke gaan? Thuis is het ook gezellig.

Verootmoediging
Het jaar 1994 was evenwel ook het jaar, waarin bezinning op verootmoediging aan de orde was. Vooropgesteld zij, dat verootmoediging niet bestaat bij de gratie van het feit, dat gezègd wordt, dat verootmoediging plaats móét hèbben. Een preek is niet bevindelijk of evangelisch of ontdekkend als gezègd wordt, dat deze bevindelijk, evangelisch of ontdekkend moet zijn. Zo is verootmoediging niet een feit als gezegd wordt dat ze nodig is.
Verootmoediging kwam met náme aan de orde in verband met het Samen op Weg-proces. Aan het SoW-gebouw werd verder gewerkt. Er was een poging om het dak al te timmeren nog vóórdat er een huis was. Maar verootmoediging in het Samen op Weg proces, was die er? De noodoplossing van uitstel inzake het rapport 'Mensen en structuren' werd hier en daar triomfantelijk doorvertaald. Gereformeerden zagen erin een doorbraak in het proces en hebben dat breed uitgemeten. Anderzijds werd in verzet tegen het proces soms gekozen voor het 'veilig stellen' van kerkelijke goederen. Had dat alles met verootmoediging van doen?
De verwarring is alleen maar verder toegenomen. In 1994 werd de vraag intussen wèl sterker en breder of Samen op Weg zoveel energie en inzet wel waard was. Iemand, die vanuit een ander werelddeel het getob om de ene kerk getrouw volgt, schreef me, dat hij hoopte met Godewelgevalliger zaken bezig te mogen zijn.
Wat was in 1994 Godewelgevallig? Wie durft hier te antwoorden?


Waar was in 1994 sprake van echte verootmoediging? Vrucht van verootmoediging is in ieder geval, dat afscheid genomen wordt van de triomfantelijkheid. Het 'wij hebben het (nog)' besterft op de lippen als we beseffen, dat aan paars geen halt kon worden toegeroepen, vanuit geen ènkele kerkelijke kring. Dat besef brak ook hier en daar baan. De beste ontmoetingen waren in 1994 naar mijn waarneming dan ook die, waarin over muren van kerken of kerkelijke bewegingen heen een ootmoedige gestalte naar voren kwam, omdat nergens het kerkelijk leven is naar de reinheid van het heiligdom.
Triomfantelijkheid kan nochtans verborgen aanwezig zijn. Het is geen vrucht van verootmoediging wanneer heimelijk vandaag zondebokken worden aangewezen binnen kerkelijke gemeenschappen, waar het gezag van de Schrift hoog wordt gehouden, terwijl bepaalde kringen worden uitgesloten van schuld of zelfs ten voorbeeld worden gesteld. Of wanneer predikanten, die slechts begeren in getrouwheid het Woord Gods te bedienen en nochtans de secularisatie zien doorwerken, worden ontmoedigd door verhalen, die hun werk afbreken in plaats van opbouwen. Het is zeker geen vrucht van verootmoediging wanneer neergang, óók in orthodox Nederland, met een heimelijke toon van welbehagen wordt aangewezen en gesignaleerd. De farizeeër kan zich ook in tollenaarsgestalte vertonen.
Allen zijn wij afgeweken, samen onnut geworden. Dat is toch altijd nog de bijbelse grondtoon van verootmoediging.


Het is ook geen teken van verootmoediging wanneer niet in verwondering de zegeningen worden geteld. Mensen waren ook in het jaar, dat voorbij ging, door Gods genade onder de beademing van Woord en Geest. De kandelaar werd nog niet weggenomen en gemeenten mochten nog werkplaats van de Heilige Geest zijn. Er kwam doorbraak, bevrijding onder de prediking. Dat gaf reden tot diepe dankbaarheid.
Neem in een paarse samenleving de prediking van het Woord weg en zelfs de vóórwaarde tot herstel is weggenomen. Maar ook vandaag rijdt Christus nog op het witte paard der overwinning.

Isolement
Op de valreep van het jaar gaf het blad Koers, ter gelegenheid van zijn vijfentwintig-jarig bestaan, in een lijvig nummer aanzetten tot concrete bezinning op de positie van de Gereformeerde Gezindte, toegespitst op wat vandaag de reformatorische gezindte heet.
In dat nummer komt het hele palet aan organisaties binnen de nieuwe reformatorische zuil, of ook bréder: de nieuwe gereformeerde (of gereformeerd/evangelische) zuil aan de orde. Een indrukwekkende reeks organisaties passeert de revue.
In die bijdrage constateert de historicus drs. A. van der Schans (Gereformeerde Gemeenten), dat, 'zonder die reformatorische organisaties waarin wij ons opsluiten' we, veel meer aan het front zouden vechten. We komen al organiserende echter al meer in kwesties van het secundaire plan terecht.
Deze notie mag óók tot bezinning en verootmoediging leiden. We hebben 'onze' organisaties gekregen. Maar ze hebben het tij niet gekeerd. We laten er, grofweg gezegd, zelfs de samenleving de samenleving mee, zodat een paarse samenleving overschiet, waarover wij alleen tranen schreien maar waarbinnen wij geen echte geïntegreerde verantwoordelijkheid meer dragen. Totdat tenslotte de uiterste zelfgenoegzaamheid overschiet.
Echte verootmoediging zal ook aandacht voor het aspect van het gezochte isolement in zich hebben, wil er sprake zijn van besef van gemeenschappelijke schuld. Was er echte zorg om een meer en meer ontkerstenende samenleving?

Roeping
Gods werk ging nochtans in 1994 door. Predikanten gingen heen, nieuwe predikanten traden aan. De kandelaar werd nog niet weggenomen.
In hervormd gereformeerde kring gedenken we met dankbaarheid de arbeid van drie predikanten, die ons ontvielen: ds. G. Spilt, ds. J. G. van Stormbroek en ds. C. van Dop.
Ook in hervormd gereformeerde kring trad weer een flink aantal jonge predikanten aan. Ze mochten de fakkel overnemen.
Ik sluit dan ook, wat 1994 betreft, af met te herinneren aan de laatst gehouden dag van ontmoeting tussen het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond en.studenten in de theologie. Er waren negentig studenten aanwezig. Dat was het overgrote deel van die studenten, die naar Schrift en belijdenis de kerk willen gaan dienen. Dat was op de valreep van 1994 een verheugende ervaring. Gods werk gaat door. Een grote schare van jonge mensen staat gereed om de komende jaren de herdersstaf in de gemeente op te nemen of andere plaatsen in te nemen in Gods Koninkrijk.
Zal er voor hen plaats zijn om te dienen? Een vreemde vraag, gezien de om zich heen grijpende nood van land en volk. En toch: zal er voor hen plaats zijn? De straten zijn immers niet 'zwart' meer van de mensen? Moeten gemeenten, die nog geen restgemeenten zijn, hier en daar niet kleiner worden gestructureerd? Dan kunnen predikanten zich meer op het wezenlijke richten, en kunnen anderen, die vandaag geroepen worden ook gezonden worden in de wijngaard.


Op de valreep van 1994 sluit ik af in de hoop (nochtans!), dat het in onze paarse samenleving – God geve het – nog weer eens op zondag 'zwart' zal zien in de straten. Dat op de fluit zal worden gespeeld en er weer wordt gedanst, dat klaagliederen worden gezongen en zal worden geweend (Lukas 7 vers 32). Dat we van een vierentwintig-uurseconomie mogen komen in een echt door de zondag beheerste en overstraalde economie. Dat zou heil-zaam zijn voor mens en samenleving: welzijn bepaald en bestraald door heil.
Zou het in Amsterdam nog weer kunnen worden als in Addis Abeba?

v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1994

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Waar de straten niet meer zwart zijn wordt het paars

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1994

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's