Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit je bol gaan

Deze uitdrukking kwam ik de laatste weken een aantal keren tegen in de pers. Tijdens sessies van Jomanda in Tiel gaan mensen stevig uit hun bol, zo viel te lezen. Dat wordt door sommigen positief gewaardeerd. Want er zit soms zoveel vast in een mensenziel, zoveel aangekoekte en opgehoopte trauma's. Het is alleen maar positief als dat allemaal eens goed los komt. Dan raak je je lasten kwijt en een nieuwe start lijkt mogelijk. Ook zij die van Jomanda's praktijken niet zoveel willen weten, kunnen dit 'uit de bol gaan' als een positief puntje toch wel waarderen. Uit je bol gaan: goed voor een mens.

Dat vinden ook zij die geregeld een houseparty bezoeken. Een avond en een nacht alle remmen loslaten, kan een mens goed doen zo oordelen sommigen. Je kunt daar uiteraard ook heel anders over denken.

Uit je bol gaan. Ik kwam die uitdrukking ook weer tegen in een heel ander verband en wel in het kader van bijeenkomsten waarin sprake is van wat heet de 'Toronto Blessing'. Volgens gegevens die ik ontleen aan een bijdrage van Jaap Versluis in Woord en Dienst' van 24 maart 1995 onder het opschrift 'Toronto Blessing' brengt kerk in verlegenheid, komen wonderlijke verschijnselen als vallen, rollen, hard lachen, huilen, schudden, roepen en dat alles onder invloed van de Geest aan de orde in samenkomsten waar mensen worden gezegend onder handoplegging. De uitdrukking 'Toronto Blessing' komt van een gebeuren in januari 1994 in genoemde stad tijdens een samenkomst van de Airport Vinyard gemeente aldaar. Zonder aanwijsbare reden begon in deze gemeente in Toronto de blessing (= zegen of zegening). Intussen schijnt Toronto een pelgrimsplaats geworden te zijn voor christenen uit alle hoeken van de wereld. Mij werd er onlangs nog bij verteld (ik kan niet instaan voor de waarheid van het verhaal) dat één der voorgangers aldaar een speciale boodschap van God heeft gekregen dat met name de Veluwe in Holland bevoorrecht zou worden door een geestelijke opwekking. Ik zou niet graag durven beweren dat een opwekking juist op de Veluwe overbodig is, integendeel. Maar of we nu zitten te wachten op een 'Toronto Blessing', daar ben ik na alles gelezen te hebben wat er de laatste tijd over is geschreven nog niet echt van overtuigd geraakt.

In dezelfde aflevering van 'Woord en Dienst' geeft prof dr. M. F. G. Parmentier uitleg aan dit gebeuren onder het opschrift 'Wat nut ons 'rusten in de Geest'. Prof Parmentier is hoogleraar aan de VU met als leeropdracht 'theologie van de charismatische vernieuwing'. Hij is ook actief betrokken bij de Charismatische Werkgemeenschap Nederland die in Dalfsen jaarlijks haar conventies (= deftige naam voor vergaderingen) houdt en waar Parmentier een leidinggevnde rol bij vervult.

Rusten in de Geest

Prof Parmentier oordeelt uiteraard vanuit zijn betrokkenheid bij de CWN positief op het verschijnsel van de 'Toronto Blessing'. Hij legt het als volgt uit:

'"Rusten in de Geest" is de naam voor een verschijnsel dat sinds enige tientallen jaren plaatsvindt in met name charismatische kringen. Door een handoplegging ter zegening vallen mensen om (voor stevige "achtervangers" wordt gezorgd!). Het ziet er dus uit als een soort flauwvallen. Het merkwaardige is dat mensen die het meemaken er meestal heel positief over zijn omdat ze, naar eigen zeggen, tot zichzelf en tot God komen. Een ander kenmerk is, dat ze niet bewusteloos zijn, maar eerder onverschillig tegenover wat er om hen heen gebeurt. Anderen ervaren weinig of niets bijzonders na het omvallen. Ook kan men een onprettige ervaring hebben, al is dit gelukkig wel de uitzondering.'

Al jaren vóór Toronto kwamen de genoemde verschijnselen voor tijdens bijeenkomsten van vooral charismatische en evangelische kringen. De vraag komt boven: hoe komen mensen zover dat ze ook 'vallen in de Geest'? Ik hoorde van mensen die naar zo'n bijeenkomst ging uit belangstelling of nieuwsgierigheid en vast niet van plan waren omver te vallen, maar het toch niet konden tegenhouden.

'Hoe komt het nu dat men op deze wijze letterlijk door de knieeën gaat? Welnu, dat is eerst en vooral een door menselijke aangelegenheid, die noch "goddelijk" noch "demonisch" is. Mensen in onze tijd hebben grote behoefte aan ervaring, religieuze ervaring, ja aan "uit hun bol gaan". Hoe dat komt, kunnen vakmensen uit godsdienstwetenschap en eigentijdse cultuurgeschiedenis beter uitleggen dan ik. Maar het feit ligt er: mensen hunkeren naar een hun overstijgende, transcenderende ervaring. Dat kan, maar hoeft geen religieuze ervaring te zijn. Ook bij popconcerten "valt" men "flauw". Ook de hypnotiseur kan mensen doen omvallen. Maar op één voorwaarde: ze moeten er wel behoefte aan hebben. Ze moeten het, bewust of onbewust, wel zelf willen. (...)

Wat wij meemaken is, dat een zaal vol biddende en zingende mensen lange rijen vormt om eenvoudigweg gezegend te worden door handoplegging. Het duurt maar heel kort, er wordt nauwelijks wat gezegd, maar een aanzienlijk deel van de mensen voelt zijn spieren verslappen en valt om. En velen hebben dan een bijzondere ervaring van Gods nabijheid. Nu is dat geenszins onverwacht, want daar zijn de conventies helemaal op gericht. Dagenlang zijn mensen bijeen voor een puur religieus doel (waar vind je dat nog tegenwoordig? ), namelijk luisteren, leren, discussiëren, bidden, zingen en vieren dat God en Jezus niet alleen maar in de hemel maar ook op aarde wonen. Is het dan vreemd dat mensen dat op een moment van bijzondere openheid ook daadwerkelijk gaan ervaren?

Aan de andere kant is het rusten in de Geest ook weer niet een soort must, een ervaring die je moet hebben. Er zijn bij dagenlange bijeenkomsten, zoals de bovengenoemde, tal van gelegenheden waarbij mensen op allerlei manieren er zegenend en helend voor elkaar kunnen zijn. Het rusten in de Geest is gewoon een nogal indringende gelegenheid om gezegend te worden. Dan kunnen emoties loskomen en innerlijke pijn, maar ook genezing, heling. Maar emoties en genezing krijgen ook andere kansen om los te komen.'

In Kontekstueel van maart 1994 (9e jrg. no. 4) hebben ds. R. van Essen en drs. H. de Leede een uitvoerig gesprek met prof. Parmentier. Uiteraard komen ze met hem ook te spreken over het 'vallen in de Geest'. Van Essen en De Leede stellen terecht de vraag aan de orde naar het criterium. Wie beoordeelt een en ander? Is niet de onderscheiding der geesten één van de gaven van de Geest? Je mag toch de vraag stellen of iets bijbels is? Dat is toch niet af te doen als een dooddoener, zo vragen ze aan Parmentier. Hier komt zijn reactie.

'P.: De dooddoener is dat ik bij alle ervaringen die er kunnen zijn een bijbelplaats moet kunnen aanwijzen, waar ook ongeveer zoiets beschreven staat om daarmee te kunnen legitimeren dat het goed is. Ik heb daar geen behoefte aan, en ik vind datje de bijbel zo niet kunt gebruiken. Bijvoorbeeld het zogenoemde "vallen in de Geest" (tijdens charismatische samenkomsten gebeurt het vrij frequent dat mensen die naar voren komen voor het ontvangen van de zegen onder handoplegging achterover vallen en in een diepe rusttoestand een sterke innerlijke vrede ervaren of ook een heftige positieve of negatieve psychische ontlading beleven. Dit verschijnsel heet "vallen" of "rusten" in de Geest): eigenlijk is er geen bijbelse plaats waar je je op kunt beroepen, uitgezonderd een enkele tekst over Ezechiël of over Johannes op Patmos, die tegen de grond slaat bij de verschijning van de Heer. Maar dat is geen reden om ongerust te worden. Misschien werkt het menselijk bewustzijn nu wel anders dan toen? Dat hoeft toch niet op dezelfde manier te gaan? (...)

K.:Maar jij zult als pastor, maar ook als docent toch ook de vraagstellen: "oké, niet concrete bijbelteksten, maar wat is dan het criterium? " Wanneer ik de gave van de onderscheiding der geesten niet heb, wat dan? Dan ben ik weer afhankelijk van jou. Is er een criterium waar we met elkaar verder me kunnen komen?

P.: Uiteindelijk is dat voor mij het ecclesiologische criterium. Ik heb ontzettend veel geleerd van het proefschrift van Reiling ("Hermas and Christian Profecy"). Hij laat zien dat de onderscheiding van de profetische geest door de gemeente geschiedt, die zelf door de Geest vervuld is. Natuurlijk zitten we dan in de vicieuze cirkel, want "waar is de van de Geest vervulde gemeente"? Maar daar ergens moet het vandaan komen. Wat de Charismatische Beweging doet is niet anders dan nastreven van het herstel van deze van de Geest vervulde gemeente.

K.: Daar zit echt je hart: bij dat ecclesiologisch criterium. De evangelische uit reformatorische achtergrond zal veel gauwer zeggen: "Neen, het Woord het criterium ".

P.: Maar dat Woord is toch niet geïsoleerd? ! Ten eerste is het vlees geworden, geen papier, en het functioneert in de gemeente. Die wordt geconstitueerd daar waar het vleesgeworden Woord wordt beleden, beleefd, aanbeden...

K.: ...en dan is voor jou de kerk die ruimte van de voortgaande interpretatie van het Woord door d Geest.

P.: Helemaal mee eens. Daarbij komt dat in mijn traditie er grote nadruk ligt op die tweeheid: de kerk is de ruimte van Woord en Sacrament.'

Verderop in het gesprek komen Van Essen en De Leede nog weer even terug op hun vraag naar het criterium, dus de vraag van de toetsing van een en ander.

'K.: Een Conventie, zo'n massale viering, zie jij als een legitiem moment van toespitsing waar zulke dingen kunnen gebeuren? En het enige criterium is dan het ecclesiologische - dat het binnen het Lichaam van Christus geschiedt en zijn weg vindt.

P.: Ja, maar in dat Lichaam moet dan onderscheiden worden of het opbouwend is of afbrekend! Het Lichaam van Christus moet ook kritisch naar zichzelf toe zijn. Als er bijvoorbeeld zo'n "Toronto-blessing" (samen lachen) naar voren komt, dan moet je er wel over doordenken of het mensen verder helpt of dat het een ego-trip is. Het ecclesiologisch criterium is er zeker ook om "nee" tegen bepaalde uitingen te zeggen.'

Kennelijk toch niet echt overtuigd door de visie van Parmentier komen Van Essen en De Leede langs een wat andere invalshoek nog weer eens terug met hun voorzichtig geformuleerde bedenkingen.

'K.: Bij ons ligt sterkt het accent op het Woord, op het voorlopige van het heil. Men zou zich kunnen afvragen of de charismatische beweging - paralle aan watje bij Jomanda ziet - eigenlijk niet een toegeven is aan het verlangen dat mensen meer willen zien en ervaren in het heden, dan in geloof uitzien naar wat nog komt Moet een mens het in het heden niet met het gewone, met Woord en belofte, doen? Of misken je dan het legitieme verlangen naar ervaring en beleving van het heil?

P.: Ik denk dat wij wat onbekommerder op dat verlangen ingaan. In de praktijk van de CWN is er wel enige terughoudendheid: alles met mate. Maar toch ook de suggestie dat (religieus) genieten af en toe best mag. Velen komen zeker voür een ongeremd stuk ervaring. Wat daar uitkomt is niet altijd mooi. Er komen ook negatieve dingen en verwondheden aan het licht. Belangrijk is dan vanuit welke geest degenen die de zaak "regisseren" alles willen laten beheersen. Ik zie Jomanda dus vooral als een regisseuse.

Zelf vind ik dat de voorgangers die een CWN-bijeenkomst regisseren, duidelijk laten merken in welke context die staat en wat de bedoeling ervan is. Dat gebeurt vooral vooraf. Maar het levert niet altijd een ingetogen schouwspel op. Overigens, dat mensen publiekelijk bij ons in tongen spreken komt bijna niet meer voor. Daarbij geldt heel duidelijk dat als iemand de samenkomst verbreekt en iedereen moet wachten op een interpretatie, het gevaar van egotrip wel heel erg op de loer ligt.

K.: Is er niet het risico dat mensen hun geloof zo verbinden met de vraag naar ervaring en beleving dat er zonder ervaring geen leven meer is in het ge loof?

P.: Er zijn er inderdaad die geloof zonder ervaring nauwelijks accepteren. Geloof is ook heel moeilijk geworden in deze tijd! Helemaal illegitiem vind ik het niet, want je mag wel op ervaring hopen. Maar als ervaring voorwaarde wordt voor geloof, moetje daar vragen bij hebben. Je kunt wel proberen het als aanknopingspunt te gebruiken: we hebben de ervaring, laten we nu eens op het punt van het geloof verder gaan en de ervaring onder kritiek stellen. Dat is juist de taak van de theoloog.'

In zijn Kroniek in hetzelfde nummer van Kontekstueel besteedt ds. G. H. Abma brede aandacht aan het verschijnsel Jomanada met daaraan verbonden opmerkingen over de dienst der genezing in de kerken. Tegen het eind van zijn verhaal plaatst hij kort ook wat opmerkingen over ons onderwerp.

'Niet graag zou ik willen beweren, dat een kritische benadering overbodig is. Je kunt namelijk niet altijd je geestelijke winst uittellen bij alles wat onder de noemer van de Geest gebracht wordt. Bij Jeugd met een Opdracht is men daar op een pijnlijke manier achter gekomen. Met name vanuit de evangelische kring zijn zeer verontruste reacties gekomen over de zogenaamde Toronto-blessing. Moet het niet betwijfeld worden of iedere zegen van boven komt. Het is toch wat al te platvloers, als mensen aangeraakt door de Geest in hysterisch lachen uitbarsten en op de grond vallen. Gevraagd naar zijn beoordelingen van deze fenomenen nam de baptistenpredikant O. Bottenbleij in Réveil geen blad voor de mond. Hij zag voor dergelijke emotionele toestanden geen basis in de Schrift. Hij trok zelfs de vergelijking met Jomanda. Ds. W. J. Bouw liet een veel positiever geluid horen. De Geest kan soms op een heel buitengewone wijze werken. Wie denkt dan niet aan het Pinksterfeest, waar Lukas ons bericht van gedaan heeft? Ongetwijfeld waren het zeer degelijke mensen, die met hun frivole spot het gebeuren in twijfel trokken: ze zijn vol zoete wijn! Onmogelijk konden zij er een basis voor vinden in de bijbel. Petrus gaf echter zijn explicatie: dit is wat gesproken werd door de profeet Joel! Zo zie je maar weer.

Het is niet altijd zo gemakkelijk om te beoordelen of iets de kritische toets der Schrift kan doorstaan. Laten we derhalve ons niet schuldig maken aan het doven van de Geest. Het goede l dienen we te behouden. We zullen echter op een veilige afstand moeten blijven van iedere verschijning van het kwaad.'

Petrus beroept zich voor wat er op het tempelplein gebeurt zonder omwegen direct op de Schrift. Wat er aan de hand is? zo luidt zijn vraag aan de spotters. Wel, de Schrift wordt vervuld, gelijk ze ook vervuld is in wat er met Christus is geschied in kruis en opstanding.

Toetsing en onderscheiding

In het maartnummer van Soteria, evangelische theologische bezinning, 12e jrg. nr. 1, 1995, staat een vertaling te lezen van een verhaal van de Engelse christen-arts John Caroe. Hij schrijft er boven: Gezond onderscheid inzake de Toronto-blessing'. Een heel evenwichtige benadering van dit verschijnsel, niet zonder sympathie ervoor geschreven, maar tegelijk ook met een huiver voor het buitensporige ervan. Zijn verhaal onderstreept de noodzaak van de gave van het onderscheid. De terreinen waar de Geest van God en de menselijke geest elkaar naderen is volgens Caroe een veld vol valkuilen. We zijn juist daar als christenen het meest kwetsbaar en vatbaar voor ver­ , ­ keerde invloeden. De kernvraag is voor hem of de Toronto-blessing werkelijk geïnspireerd is door de Heilige Geest. 'Is dit echt een werk van God, bedoeld om in deze tijd in te grijpen in de geschiedenis van onze natie of is het een uiterst slimme misleiding? ', aldus John Caroe. In dezelfde aflevering van Soteria bespreekt H. P. Medema een Engelstalige uitgave over de Toronto-blessing en maakt daarin waardevolle opmerkingen over dit verschijnsel. De uiterlijke verschijnselen (vallen, lachten etc.) dienen bijzaak te blijven. Het gaat om de relatie tot Jezus. Maar de bijkomende verschijnselen krijgt juist veel te veel nadruk.

Medema acht het te simplistisch gesteld het criterium te hanteren dat het óf uit God óf uit de duivel zou zijn. Voor hem tendeert het antwoord op de vraag naar de beoordeling dat 'sommige dingen verband houden m.et de persoonlijkheidsstructuur van de menselijke factoren'. Profetische uitingen dienen steeds te worden getoetst (1 Kor 1vw; 1 Joh. 4 : 1vv). Het hoorde in de dagen van 'The Great Awakening' die in 1740 in Massachusetts en Connecticut begon en de jaren erna die hele streek in grote beroering bracht tot de uitwassen toen men groot gewicht ging hechten aan 'visioenen, bezwijmingen, gillen enz'. En toen onder de prediking van vooral ds. Gerard Kuypers tien jaar later (1749-1751) in Nijkerk grote 'beroeringen' ontstonden, werden juist de bijverschijnselen van roepen, flauwvallen, hardop wenen door ds. Kuypers streng ingedamd. Mensen die er gevoelig voor waren moesten kort bij de uitgang van de kerk of bij de consistorie gaan zitten om te kunnen verdwijnen uit vrees voor overlast en hindering van de dienst van het Woord. Hij weigerde alle lichaamsaandoeningen te beschouwen als directe werkingen van Gods Geest, ook al vond hij wel dat ook weer niet alle verschijnselen moesten worden veroordeeld.

We zijn en blijven verlegen om een geestelijke herleving als vrucht van de inwerking en doorwerking van Gods Geest. Wij kunnen dat echter niet organiseren of zelf regelen. Het is en blijft altijd Gods werk. Dat zette ons in grote verlegenheid opdat Gods gelegenheid zich spoedig aandiene en we van de Geest vervuld Gods grote daden in Christus gaan verheerlijken. Want daar schort het in 'onze gemeenten' helaas maar al te veel aan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's