Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'Wij sloegen Hem aan 't kruis'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Wij sloegen Hem aan 't kruis'

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De grootste dichter?

Je kunt van mening verschillen over de vraag wie de grootste Nederlandse dichter van de 20e eeuw is. Leopold of Martinus Nijhoff of Gerrit Achterberg? Persoonlijke voorkeur en affiniteit spelen naast kwaliteit bij zo'n keuze altijd een rol. Zelf zou ik kiezen voor Gerrit Achterberg, maar dat komt ongetwijfeld omdat ik me verbonden voel met het godsdienstig milieu waaruit hij voortkwam. Anderen zullen - waarschijnlijk om vergelijkbare redenen - kiezen voor Martinus Nijhoff of Leopold. Maar één ding is zeker: wie een rijtje maakt van de vier of vijf grootste dichters uit onze eeuw, kan niet om de genoemde namen heen.

Zonder enige twijfel is Martinus Nijhoff (1894-1953) een van onze allergrootste dichters. Hij werd in 1894 geboren in het gezin van de bekende Haagse uitgever Nijhoff Zijn ouders waren aanvankelijk 'vrijdenkers', maar in 1902 bekeerde de moeder zich tot het christelijk geloof. Ze werd een actief lid van het Leger des Heils. Vanaf toen veranderde de opvoeding van de kinderen ingrijpend. Het werd een nadrukkelijk christelijke opvoeding: vertellen uit de bijbel, bijbellezen diverse malen per dag, uit het hoofd leren van bijbelgedeelten, het zingen van christelijke liederen, het volgen van catechisatie. Zo kreeg de jonge Martinus Nijhoff diepgaand onderwijs uit de bijbel en in zijn poëziebundels - De wandelaar (1916), Vormen (1924), Nieuwe gedichte (1934) - wemelt het van bijbelse gegevens, verwijzingen naar bijbelteksten en christelijke symboliek. Zo begint bijvoorbeeld zijn gedicht 'Awater' met een duidelijke verwijzing naar Genesis 1:

Wees hier aanwezig, allereerste geest, die over wateren van aanvang zweeft.

Die jeugdperiode met de inspirerende moederfiguur heeft op Nijhoff een onuitwisbare indruk gemaakt. Als hij vele jaren later het beroemde gedicht 'De moeder de vrouw' publiceert, waarin de 'ik' beschrijft dat een schip met een vrouw aan dek de nieuwe brug bij Zaltbommel passeert, lezen we in de laatste strofe de veelzeggende regels:

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer. Prijs God, zong zij. Zijn hand zal u bewaren

Schijnbare eenvoud

Het oeuvre van Nijhoff vertoont een duidelijke ontwikkeling. Inhoudelijk evolueerde zijn poëzie van levensangst en wereldontvluchting naar werkelijkheidsaanvaarding. Zijn taalgebruik ontwikkelde zich tot 'poésie parlante': taal met een spreektaalkarakter, versregels die uiterst simpel lijken, al is die eenvoud bedrieglijk. Zo begint het gedicht 'De moeder de vrouw' met de 'simpele' regels:

Ik ging naar Bommel om de brug te zien. Ik zag de nieuwe brug. /.../

Natuurlijk gaat het in eerste instantie over de brug bij Zaltbommel. Een indringende analyse van het gedicht brengt echter aan het licht dat er ook sprake is van een 'brug' in diepere zin: de verbinding tussen hemel en aarde. Juist dit aspect - de dubbele bodem, de combinatie van letterlijke eji figuurlijke betekenis. - maakt Nijhoffs gedichten tot zulke grote poëzie. Nijhoff paarde een groot technisch vakmanschap aan een meesterschap over de taal. Om de diepzinnigheid en de bedrieglijke eenvoud van zijn gedichten te typeren wordt vaak een regel uit 'Awater' geciteerd: 'Lees maar, er staat niet wat er staat'.

'De laatste dag'

Een aantal gedichten van Nijhoff handelt over het lijden en sterven van Christus, zoals 'Maria Magdalena', 'Johannes', 'De laatste dag' en 'De soldaat die Jezus kruisigde'. Deze stellen alle de kruisiging van Jezus centraal. Zo ook in 'De laatste dag' (hier afgedrukt naar de Verzamelde gedichten, waarin bij 'hem' en 'hij' geen hoofdletters zijn gebruikt):

De laatste dag

Ze grepen hem terwijl zijn vrienden sliepen
En het verraad kuste als een vriend zijn mond.
Rumoer was in de stad, en mannen liepen
Met toortsen in de donkre straten rond.

Ee .menigte drong op het plein: ze riepen:
'Kruis hem! Kruis hem!'-Hij, die gebonden stond
Voor het paleis, zag in hun oogen 't diepe
Geheim, waarvoor hem God ter wereld zond.

Een naakt werd hij gekruisigd door soldaten.
De vrouwen weenden en de priesters praatten,
En werd gedobbeld en veel wijn vermorst.

Het voorhang scheurde, dooden werden wakker
Een man wierp zilver ten verdoemden akker. 
Het is volbracht! - Zijn hoofd viel aan zijn borst.

De kern van het gedicht is ongetwijfeld:

/../' t diepe Geheim, waarvoor hem God ter wereld zond

Dat 'diepe geheim' ziet Jezus in de ogen van degenen die Hem naar het kruis dreven: de verlossing van een zondig, verdoemd bestaan. Typisch Nijhoff is dat de dichter (of het dichterlijk ik) onzichtbaar blijft in het gedicht. De dichter verhult zich bij voorkeur in gestalten, optredende personen. Het geeft zijn poëzie iets raadselachtigs, iets ongrijpbaars. Je kunt op deze dichter niet gemakkelijk greep krijgen. Daarom hebben christelijke lezers zich wel afgevraagd: Waar schuilt de ware Nijhoff? Was de dichter misschien alleen maar geboeid door het lijden van Christus als een soort samenballing van alle lijden op deze wereld? Zag hij Christus wel als de grote Plaatsbekleder, de Verlosser? Je moet met dit soort vragen wel voorzichtig zijn. Nijhoff was een dichter die principieel zijn hart niet bloot wilde leggen in zijn verzen. Zijn kunstopvatting was: 'Een dichter schreit niet'. Het ging hem niet om de dichter en de stemmingen in het hart, maar om het gedicht. Het gedicht moest voor zichzelf spreken, los van de maker, los van de persoon van de dichter. Om temg te komen op Christus als Verlosser: in het gedicht 'Maria Magdalena' verwoordt Nijhoff in elk geval wèl de diepchristelijke belijdenis van 'verzoening door voldoening', blijkens de slotregel: 'een God stierf voor haar zonden'.

'Een spijker door mijn hand'

Het gedicht 'De soldaat die Jezus kruisigde' doet persoonlijker aan, al is dit opnieuw een vers met een gestalte - de soldaat - waarachter de dichter zich verbergt. De 'ik' is de soldaat die Jezus kruisigde.

De soldaat die Jezus kruisigde

Wij sloegen hem aan 't kruis. Zijn vingers grepen
Wild om den spijker toen 'k den hamer hief
Maar hij zei zacht mijn naam en: 'Heb mij lief-
En 't groot geheim had ik voorgoed begrepen.

Ik wrong een lach weg dat mijn tanden knarsten
En werd een gek die bloed van liefde vroeg:
Ik had hem lief-en sloeg en sloeg en sloeg
Den spijker door zijn hand in 't hout dat barstte.

Nu, als een dwaas, een spijker door mijn hand.
Trek ik een visch - zijn naam, zijn monogram
In ied'ren muur, in ied'ren balk of stam.
Of in mijn borst of, hurkend, in het zand.

En antwoord als de menschen mij wat vragen:
'Hij heeft een spijker door mijn hand geslagen.'

Het is een aangrijpend gedicht. Het zet in met een schuldige collectiviteit: 'Wij sloegen hem aan 't kruis'. Uit die collectiviteit treedt daarna een schuldige 'ik' naar voren: Jk had hem lief - en sloeg en sloeg en sloeg'. De eerste acht regels - het is een sonnet - staan in de verleden tijd: sloeg, hief, wrong, vroeg. Dan komt de wending, zoals we in een sonnet kunnen verwachten: 'Nu', tegenwoordige tijd dus. De dichter spreekt uit door de woorden die hij de soldaat in de mond legt, dat Jezus gekruisigd werd niet alleen vóór maar ook dóór degenen die Hem liefhebben: 'Ik had hem lief - en sloeg en sloeg en sloeg'. De titel is dan ook dubbelzinnig. Er zitten twee betekenissen in: 'de soldaat door wie Jezus gekruisigd werd' èn 'de soldaat die door Jezus gekruisigd werd'.

De binding van de 'ik', de soldaat, met Jezus is nadrukkelijk aanwezig. De 'ik' weet en belijdt: 'Hij heeft een spijker door mijn hand geslagen' - een schitterend beeld - en bovendien tekent hij overal de 'vis', het oudchristelijke symbool van de vervolgde christenen die dit teken aanbrachten in de catacomben van het oude Rome. (Het Griekse woord voor vis is 'ichthys' en de christenen lazen daarin de beginletters van lesous Christos Theou Hyios Soter, dat wil zeggen: Jezus Christus, Gods Zoon, Redder). De soldaat weet zich schuldig aan Christus' dood. En hij is een getekende: het 'groot geheim' heeft hij 'voorgoed begrepen' (vergelijk het 'diepe geheim' in 'De laatste dag'), hij heeft een 'spijker' door zijn hand.

Resonantie en verschil

De regel 'Wij sloegen hem aan 't kruis' heeft een bekende klank. Als vanzelf komt een gedicht bij ons boven dat drie eeuwen eerder geschreven is. Ik doel op het sonnet 'Hy droech onse smerten' van de 17e eeuwse predikant-dichter Jacobus Revius, met de beginregel 'T' en zijn de Joden niet. Heer Jesu, die u cruysten'. Na de achtste regel vindt in dat gedicht de wending plaats: 'lck bent, ó Heer, ick bent die u dit heb gedaen' en deze regel lijkt mee te resoneren in Nijhoffs regel 'Wij sloegen hem aan 't kruis'.

Vergelijken we nu Revius' gedicht met 'De soldaat die Jezus kruisigde' van Nijhoff dan valt naast overeenkomst - wij zijn schuldig aan Jezus' dood - een frappant verschil op. Revius eindigt met: 'Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden'. Revius bedoelt: omdat ik zondig ben en zelf niet voor mijn zonden kan betalen, moest Christus aan het kruis. Dit accent - schuld door zonden, verzoening door voldoening - is in het gedicht van Nijhoff niet uitgesproken. Is dit verschil misschien karakteristiek voor Nijhoff? .

'Wat dunkt u van de Christus? '

Nijhoff is en blijft een dichter van magistrale en fascinerende poëzie. Al blijft zijn dichtwerk iets ongrijpbaars houden - waar steekt de ware Nijhoff? - , we mogen dankbaar zijn dat deze grote dichter op zo'n sublieme wijze christelijk erfgoed en christelijke gedachten heeft doorgegeven aan het nageslacht.

Natuurlijk mogen we aan een dichter de vraag stellen: Wat dunkt u van de Christus? ' (Matth. 22:41). Maar laten we dan niet vergeten die vraag ook aan onszelf te stellen. Om Nijhoffs beeld te gebruiken: Heeft Hij reeds een spijker door mijn hand geslagen? Het gaat erom of we persoonlijk Martha kunnen nazeggen: Ja Heere; ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon Gods, die in de wereld komen zou' (Joh. 11:27).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1995

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

'Wij sloegen Hem aan 't kruis'

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1995

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's