Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

B. Loonstra, De geloofwaardigheid van de bijbel, 228 blz., ƒ35, - , Boekencentrum, Zoetermeer, 1994.

De vragen rondom gezag en vertolking van de Schrift zullen wel nooit tot rust komen. Juist zij die in de gereformeerde traditie staan van het 'De Schrift alleen' worden voortdurend uitgedaagd door de confrontatie met het eigentijdse bijbelonderzoek dat sinds enkele eeuwen onder invloed staat van de historisch-kritische methode. Dat werkt door in de vragen die door gemeenteleden op het bord van hun predikant worden gelegd. Velen doen de ervaring op, dat men op zulke vragen een eerlijk antwoord wenst. Niets minder dan de geloofwaardigheid van de bijbel in de praktijk is hier in het geding. De schrijver van dit boek is er diep van overtuigd dat de bijbel als Gods geopenbaarde Woord volstrekt gezaghebbend en principieel geloofwaardig is. Maar juist daarom dienen we de vragen die in uitleg en vertolking rijzen serieus te nemen. Het zijn vragen die voor een deel op het vlak van de exegese liggen, maar voor het merendeel te maken hebben met de afstand tussen de bijbel als oosters boek en onze andere culturele en maatschappelijke belevingswereld.

Loonstra geeft in hoofdstuk 2 een aantal van deze vragen uitvoerig weer, zoals de verschillen tussen Samuël/Koningen en Kronieken, de relatie tot de buitenbijbelse gegevens, de vragen rondom normatieve geldigheid inzake de positie van de vrouw, het spreken over geweld alsmede de wijze waarop het Oude Testament in het Nieuwe wordt geciteerd.

In de hoofdstukken 3 en 4 komt de geschiedenis ter sprake. Enerzijds is er de eeuwen door de lijn van de letterlijke historische schriftzin (Calvijn, Voetius, Bavinck, de ethischen, Barth), anderzijds de overdrachtelijke uitleg (Origenes, Hamann, de verschillende literaire methoden). Hoofdstuk 5 gaat in op de bijbelse beleving van de werkelijkheid, waarbij de schrijver enerzijds het eigen karakter van het bijbels waarheidsbegrip onderstreept - waarheid als betrouwbaarheid - en vervolgens laat zien hoe de bijbelschrijvers omgingen met tijd, geschiedenis, hoe zij spraken over bezielde verschijnselen, kortom hoe zij hun werkelijkheid waarnamen.

In hoofdstuk 6 wordt eerst de balans opgemaakt van de rondgang door de historie. De conclusie is dat een strikt letterlijke uitleg niet vol te houden is en ook niet volgehouden is. De vraag die dan opkomt is: hoe verdisconteren we het inzicht dat er in de bijbel zaken zijn die overdrachtelijk opgevat moeten worden, ook al zijn ze door de schrijvers in het geheel niet overdrachtelijk bedoeld? De schrijver onderzoekt in dit verband drie eigentijdse verstaanswegen, namelijk de visie van Miskotte, het rapport 'God met ons' alsmede de wijze waarop in de bevrijdingstheologie de Schrift gelezen en verstaan wordt. Alle drie benaderingen verzetten zich tegen een objectiverend statisch denken dat de bijbelse boodschap in een eeuwig geldend systematisch geheel van waarheidsuitspraken probeert samen te vatten. Zijn bezwaar tegen een relationele benadering is dat het ontologisch denken, dus de vraag naar wie God op zichzelf genomen nu eigenlijk is en wat er nu feitelijk waar is van wat er in de bijbel staat, tekort komt. Vereenzelviging van waarheid en kennis acht Loonstra onjuist. De omvattende waarheid als in zichzelf bestaande werkelijkheid gaat de historische beperktheid van mijn kennis te boven.

In hoofdstuk 7 probeert Loonstra enkele lijnen te trekken voor een eigen positiebepaling. God zelf openbaart zich overdrachtelijk. Hij acht Zich niet te hoog om Zich in menselijke voorstellingen uit een bepaalde tijd en cultuur uit te drukken, integendeel de Heere maakt gebruik van cultureel bepaalde voorstellingen. Daarom moeten wij onze ideeën van historische exactheid of mythisch spreken niet aan de Schrift opleggen. Tijdgebonden voorstellingen betekenen nog niet dat de teksten daarom hun betekenis voor ons verloren hebben, integendeel, we zullen te allen tijde de inhoud van de gebruikte beelden en voorstellingen ons eigen hebben te maken.

Aan het slot van zijn boek formuleert de schrijver enkele leesregels. Daar waar we onderscheid maken tussen tijdbepaalde voorstellingen en voorstellingen die onmisbaar zijn om de heilswerkelijkheid te omschrijven is het zo dat we aan de heilswerkelijkheid niet mogen tornen, maar na hebben te gaan in hoeverre die voorstellingen onmisbaar zijn om die heilswerkelijkheid te bewaren. Door onderscheid te maken tussen enerzijds louter verhelderende beelden en anderzijds bepalende beelden of metaforen wordt een weg zichtbaar om de praktische geloofwaardigheid helder in het licht te stellen. Het lezen en verklaren van de Schrift is gericht op het onderscheiden van de heilswerkelijkheid die ons daarin van Godswege betuigd wordt. En altijd weer zullen we ons rekenschap hebben te geven van de verschillen met onze eigen, ook beperkte, werkelijkheidsbeleving.

Ik besef dat ik met deze summiere weergave de schrijver geen recht doe. Het boek is bovendien nogal compact geschreven. Het is stellig geen makkelijk boek. Het is wel een moedig boek, waarbij de schrijver zich kwetsbaar durft op te stellen. Maar de lezer dient er goede nota van te nemen dat de auteur vol uit wil staan in de gereformeerde traditie. De Schrift is voor hem niet het produkt van menselijke ervaringen, maar openbaring van Godswege in mensenwoorden. De vragen die dat oproept zijn geen vragen die modieuze verlichte geesten opwerpen, maar zij vloeien voort uit de wijze waarop dit getuigenis tot ons gekomen is. In de exegese hebben wij er voortdurend mee te maken. Het is de verdienste van Loonstra dat hij een weg zoekt om in vertolking en uitleg op een gereformeerde wijze bezig te zijn met een open oog voor de vragen die daarbij rijzen. Dan ga je op het scherp van de snede. Ook Loonstra ontkomt daaraan niet. Maar het zou van weinig wijsheid getuigen om dit genuanceerde betoog 'weg te schrijven' door de auteur op een hoop te gooien met de opstellers van het rapport 'God met ons' of hem een Schriftkritische visie toe te dichten. Want nauwkeurige lezing doet ontdekken dat Loonstra bepaald die kant niet uit wil. Integendeel, het boek ademt eerbied voor de tekst en de voorstellingswereld van de bijbel als zodanig, juist daar waar die voorstellingswereld van de bijbel als zodanig, juist daar waar die voorstellingswereld ons vreemd is. Het gaat er de schrijver om, bijvoorbeeld ten aanzien van Genesis 1-3 en ten aanzien van de plaats van de vrouw nauwkeurig na te gaan wat er in de voorstellingen van de oosterse wereld van eeuwen geleden nu werkelijk gezegd wordt. Verschillende malen deed het betoog me denken aan het boek van Oosterhoff over Genesis 2 en 3 dat helaas onder ons ook niet die aandacht gekregen heeft die het verdient.

Natuurlijk zijn er in een studie die zoveel aan de orde stelt vragen te stellen. Is met de term 'metaforisch spreken' alles gezegd? Is wat over Handelingen 2 gezegd wordt te rijmen met de aard van het getuigenis van Lucas, de historicus onder de evangelisten?

Natuurlijk is het mogelijk met de positie die de schrijver inneemt een kant uit te gaan waar men de Schrift als gezaghebbend getuigenis kwijt kan raken. Maar men houde in het oog, dat de schrijver zelf dat onder geen beding wil. Alle onderzoek, ook kritisch onderzoek, dient voor hem ondergeschikt te zijn aan de status van de bijbel, de grondovertuiging dat door de bijbel God tot mensen spreekt, maar ook door de wijze waarop God dat doet.

Het is te hopen dat het boek van Loonstra met name door theologen bestudeerd en verwerkt zal worden. Uit gesprekken met studenten weet ik, hoe velen met de vragen die door Loonstra aan de orde gesteld worden worstelen. Enerzijds willen zij niet heen om de terechte vragen die vanuit een eerlijke exegese op tafel gelegd worden, anderzijds willen zij voluit staan in de gereformeerde traditie voor wie de Schrift een uniek en volstrekt gezag heeft. Hoe voorkom je dan dat je dualist wordt? Op twee wijzen kan de Schrift in de praktijk van het leven tot een gesloten boek worden. Enerzijds doordat zij verlaagd wordt tot een menselijk produkt dat voortdurend wordt aangepast aan de eigentijdse ervaring, maar anderzijds door een krampachtige houding die de vragen ontwijkt en daardoor juist de vervreemding in de hand werkt.

Het is de verdienste van dit boek dat eerbied voor het unieke karakter van de bijbel en een open oog voor de vragen van de exegese en de vertolking hand in hand gaan. De thematiek van dit boek gaat in op de vragen die bijvoorbeeld door Graafland bij zijn afscheid op de contio van de G.B. gesteld zijn en die in de briefwisseling tussen Dekker en Graafland in Kontekstueel aan de orde waren. Loonstra zelf zal allerminst pretenderen hier het laatste woord gesproken te hebben. Maar hij wijst mijns inziens wel een weg waarop we in gezamenlijk beraad verder kunnen komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's