Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Staat er wat ge zegt? '

'Exegese, mijne heren, exegese. Daar komt het gedurig op aan!' Zo instrueerde een hoogleraar zijn studenten die zich voorbereidden op het werk van een dienaar van het Woord. Een waar woord. Zonder grondige opleiding en voorbereiding in de kennis van de grondtalen van de Heilige Schrift blijft het moeüijk de Schriften recht te verstaan, ook al is het waar dat de Heilige Geest ons het rechte inzicht verschaft. Maar de Geest werkt middellijk en heiligt onze kennis tot geestelijk verstaan. Toch kan er in de uitleg van de Schriften het een en ander mis gaan, omdat teveel wordt afgegaan op klanken die klinken, maar die niet tot echte helderheid worden gebracht om welke reden dan ook. In Ambtelijk Contact, Maandblad ten dienste van ouderlingen en diakenen van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland (34e jrg. nr. 2, februari 1995) schrijft prof dr. H. G. L. Peels, hoogleraar Oude Testament aan de Theologische Universiteit van Apeldoorn, een helder verhaal onder de titel 'Klankexegese'. Prof Peels geeft aan hoe het inderdaad mis kan gaan, omdat niet echt wordt geluisterd naar wat er staat. Hij geeft daarvan een drietal voorbeelden.

— De dominee preekt over Jes. 43 : 4, waar de Heere tegen Israël zegt: omdat gij kostbaar (S.V.: kostelijk) zijt in mijn ogen en hooggeschat en Ik u liefheb, geef ik mensen voor u in de plaats...'. In zijn preek haalt hij geweldig uit naar een verkondiging die de vinger legt bij de menselijke verdorvenheid. Vervolgens spreekt hij bijna lyrisch over het goede in de mens en zijn hoge waarde, de mogelijkheden die de mens heeft en moet ontplooien, en over zijn bondgenoot-van-God zijn. Het woord 'kostbaar' bepaalt de hele preek, toegepast op de mens. Ondertussen is de wondere boodschap van deze tekst de predikant ontgaan. De tekst vormt het centrum van een gedeelte dat begint (Jes. 42 : 18) en eindigt (Jes. 43 : 8) met de verblinding en doofheid van Gods volk. En dat déze mensen, zondaars, je hopeloze Godverlaters, in Gods oog tóch kostbaar zijn — dat onderstreept niet de menselijke waarde maar de Goddelijke genade. Het geheim van dit tekstwoord ligt niet in een lauwerkrans voor de mens maar in het kruis van de Mensenzoon.

— Het is voorbereiding voor het Heilig Avondmaal. Tekst voor de preek:1 Cor. 11:27 'Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet...'. De mensen gaan enigszins terneergeslagen naar huis, met de grote vraag of zij wel waardig zullen zijn om volgende week aan te gaan. De uitleg in de preek cirkelde namelijk rondom deze vraag. Dat de apostel het in vs. 27 niet direct heeft over de mensen zelf maar over de ongeregelde en onbroederlijke wijze waarop zij daar in Corinthe de maaltijd des Heeren vierden, heeftde predikant niet gezegd. Ook niet dat, gelet op vs. 28, de vraag nooit mag zijn 'zal ik aangaan, of niet? ', maar: eerst beproeven, dan aangaan'. Waar bleef in deze preek het zicht op Christus, die voor onwaardigen is gestorven? Het 'tot Zijn gedachtenis'?

— Op de zondag na hemelvaart gaat het over Col. 3 : 2 'Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn'. Het komt erop neer, aldus de prediker, dat wij de weg van de versterving, de vergeestelijking, de hogere vervolmaking moeten nastreven. Legt u toe op een meer 'hemels', onaards leven. Mijdt wereldse genoegens. Want het hemelse is het ware, en hier beneden is niets blijvend. Was deze prediker een christelijk-gereformeerde dominee? In elk geval zou zijn exegese een kloosterling wel bevallen. Echter, Paulus maakt hier geen tegenstelling tussen het hemelse en het aardse op zich, als zou het laatste minder tellen; hij heeft het over de volheid van heil en leven die er 'boven' is, in Christus die aan de rechterhand Gods zit (vs. 1). Niets van wat hier op aarde is, kan zelfs maar voor een fractie bijdragen aan de verwerving of de vervolmaking van dit heil, dat de gelovige in Christus heeft (vs. 3). Als je dit weet, dan leef je hier op aarde anders.

Je kunt er, aldus prof Peels, de nodige voorbeelden aan toevoegen. Klankexegese wil zeggen dat je een onderdeel van een tekst losmaakt van het grote geheel en er vervolgens mee aan de haal gaat zonder je verder te bekommeren over de bredere context. Het is een exegese waarvan je kunt zeggen: Het klinkt goed, maar het klopt niet.

Klankexegese kenmerkt zich vooral door het indragen van moderne betekeniswaarde in de bijbelse woordenschat en door de verwaarlozing van de context. Daardoor kan men de tekst laten buikspreken. Wie woorden als 'hart', 'vrede', 'gerechtigheid' e.d. in de bijbel direct vult met wat wij daar heden ten dage onder verstaan, moet de tekst wel misverstaan. Dan leest hij bijvoorbeeld bij de 'verharding van het hart' in Ex. 7:3, dat farao een ongevoelig mens werd. Maar dat is niet de bedoeling van deze uitdrukking, die veeleer aangeeft dat farao hardnekkig weigerde zijn plannen te wijzigen. Het 'hart' is in het O.T. namelijk op vele plaatsen de zetel van het verstand, waar de plannen gemaakt worden, de koers wordt uitgezet. Wat het woord 'vrede' betreft, is het bijvoorbeeld sprekend dat David bij Uria informeert naar 'de vrede (sjaloom) van de oorlog', 2 Sam. 11:7. Dat is wat anders dan óns woord 'vrede', dat per definitie de afwezigheid van strijd impliceert. Vanuit ons taalgevoel is het ook weinig begrijpelijk dat het woord 'gerechtigheid' in het O.T. soms vrijwel synoniem is met 'heil', 'barmhartigheid' en 'redding'. Steeds zal men woorden en teksten moeten beluisteren en verstaan in de eigen context, en in het geheel van de bijbelse boodschap. De Schrift is haar eigen uitlegster, luidt een oude en ware leesregel.

Terzijde: in zekere zin kun je de allegoriserende schriftuitleg als een vorm van gesystematiseerde klankexegese beschouwen. Ook hiervan een voorbeeld. De bruid in Hoogl. 1:5, 6 zegt van zichzelf dat zij 'zwart doch liefelijk' is. Een allegorische exegese betrekt dit woord 'zwart' rechtstreeks op de zondige staat van de mens of van de kerk: an nature zwart. En toch liefelijk namelijk door de genade van de bruidegom Christus. Deze gedachte is mooi en waardevol, maar het staat er niet. Het meisje in Hooglied zegt van zichzelf dat zij in tegenstelling tot de stadsmeisjes, die een fraaie blanke teint hebben (hèt schoonheidsideaal in die tijd), een door de zon gebruinde huid heeft — zij moest immers buiten werken, in de wijngaard. Het Hebreeuws heeft geen woord voor 'bronskleuring', 'bruin', en gebruikt in plaats daarvan het woord 'zwart' (zie het parallellisme in vs. 6a). Het gaat hier dus niet om zondig zwart maar om onmodieus bruin.

Het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend en toch komt klankexegese méér voor dan we denken, aldus prof Peels. Hij geeft verschillende oorzaken aan, waardoor het zover kan komen.

1. Allereerst moeten we heel nuchter constateren dat een belangrijke oorzaak van klankexegese kan liggen in het simpele feit van tijdgebrek. Er is geen tijd meer om rustig en geduldig met de tekst bezig te zijn, de tekst te beluisteren. Welke predikant overkomt dit nooit? Door plotselinge gebeurtenissen ligt de hele weekplanning overhoop. De zondag komt steeds dichterbij. En twee preken moeten nog gemaakt worden. Snel een tekst gekozen, even een commentaar inzien, en schrijven maar. Later kan een predikant zich dan soms schamen over wat hij als uitleg van de Schriften in de Naam des Heeren vanaf de kansel verkondigde.

2. Een ernstiger oorzaak van klankexegese is gemakzucht. Het is al snel goed. Waarom zou je je nader verdiepen in grammaticale constructies, in semantische beschouwingen, in exegetische knooppunten of de opbouw van een bijbelboek? Dat kun je toch niet allemaal in je preek doorgeven. Dus: overslaan maar! Zodra je voor je gevoel bij het exegetische voorwerk het punt bereikt, dat je al genoeg stof op tafel hebt om er een mooie preek van te maken, is het wel goed. Zo kan klankexegese ontstaan, door een te oppervlakkig luisteren naar de tekst.

3. Nog ernstiger ligt de zaak, als klankexegese vrucht is van eigenzinnigheid. Dit grenst soms aan pure heerszucht. Dan gaat het ongeduld de boventoon voeren. Je weet het beter dan de tekst, je wilt de tekst niet uit laten spreken. De grote lijnen, de kaders, heb je al klaar nog voordat de tekst zelf aan bod komt. Met name als de tekst wat vreemd lijkt te zijn, niet helemaal passend in het patroon van onze ideeën, of die nu gereformeerd, rooms of vrijzinnig zijn. De klank van de tekst — en van de preek — is dan onveranderd die van onze dogmatiek. De variatie in kleur en klank stem en tegenstem in het geheel van het schriftgetuigenis wordt dan gedempt. En het sola scriptura verwordt tot een loze kreet.

4. Een volgende oorzaak van klankexegese zou wel eens kunnen liggen in wat de Duitsers 'Entdeckungsfreude' noemen, in een over-enthousiasme. De exegese laat zich soms vergelijken met een ontdekkingsreis. Die voert langs bekende, maar ook langs minder bekende wegen. Dan kan het wel gebeuren, dat een schriftuitlegger voortijdig meent de betekenis van een tekstwoord te 'ontdekken'. Hij leest, ziet, hoort iets wat hij zo nog niet eerder had gezien of gehoord. Iets waardevols. En wie zou daar niet blij mee zijn? Om 's zondags weer een nieuw stukje van die schat van het Evangelie uit te mogen delen. Alleen, in zijn pure enthousiasme, met de preekstoel in het verschiet, ziet hij voorbij aan andere elementen van de tekst, die toch bepaald niet pleiten voor zijn uitleg.

5. Dan is er natuurlijk ook het onbegrip dat tot klankexegese kan leiden. Wanneer een schriftuitlegger pas in actie komt wanneer de zondag in zicht komt, maar voor het overige zich ternauwernood in de Schrift verdiept, wordt de kans dat hij de tekst als kapstok voor de preek gebruikt er niet kleiner op. Een schriftuitlegger moet immers schriftleerling en schriftgeleerde tegelijk zijn, en zich daarin oefenen. Luisteren en Ieren. Anders zal het meermalen voorkomen, dat men de tekst gewoon niet begrijpt omdat men de kennis niet heeft.

6. Tenslotte zou gesproken kunnen worden over weerstand in de exegeet zelf Hij sluit zich af voor een bepaald deel van de bijbelse boodschap. Hij heeft er geen 'feeling' voor, hij beleeft het zelf niet zo. Stel je voor: een predikant die zelfs over de meest jubelende tekst met een grafstem preekt, of vrolijk heenpraat over een diep insnijdende profetische aanklacht. De persoon van de prediker en zijn belevingen werken maar al te vaak als een filter bij de exegese.

Dit is een greep uit mogelijke oorzaken die leiden tot 'klankexegese'. Veel hangt samen met de praktijk van het predikantswerk, maar ook met de geestelijke instelling van de exegeet. Prof Peels noemt terloops ook nog de meer hermeneutische kant van deze zaak: hoe is een mens, die leeft in de 20e eeuw na Christus en gevormd is door de vragen en denkpatronen van zijn eigen cultuurwereld nog in staat om een woord dat stamt uit een totaal andere tijd en cultuur, recht te verstaan?

'Zeg wat er staat!'

Klankexegese is minder onschuldig dan het misschien lijkt. Wij hebben zo onze verontschuldigende opmerking bij de hand. 'Met een kromme stok...' En een gebrekkig opgeleide godsdienstonderwijzer werd toch gebruikt tot bekering van zondaren. Zeker, erkent prof. Peels, de Heere kan van ons stukwerk toch gebruik maken.

Toch is hiermee nog niet het laatste woord gezegd. De zaak is minder onschuldig dan ze misschien lijkt. Goed, als een predikant eens door tijdgebrek of een al te groot enthousiasme de plank misslaat, dan zal hij zelfde eerste zijn om achterafin te zien dat het zo niet had moeten zijn. Maar als een predikant structureel aan klankexegese gaat doen, op grond van gemakzucht, heerszucht of onbegrip, dan staat het er ernstiger voor. Hij is immers dienaar des Woords. Wanneer het 'Spreek Heere, want Uw knecht hoort' voor zijn omgang met de Schrift niet meer bepalend is, dan gaan er dingen grondig mis. In het hart van het predikantswerk, dat uitwaaiert in prediking, pastoraat, catechese en opbouwwerk, ligt het luisteren naar het Woord Gods. Vandaar komen steeds opnieuw de impulsen voor de opbouw van het geestelijk en gemeentelijk leven. Bederf van het beste is het slechtste. Dan wordt de Schrift misbruikt. De gemeente leert de Schrift niet te lezen zoals die verstaan wil worden. Ook een slecht voorbeeld doet navolgen. Klankexegese bouwt niet op, maar breekt af; biedt geen houvast en toekomst. De gemeente van Christus leeft immers niet bij originele vondsten van een predikant, maar van het onwankelbare Evangelie zelf

We moeten niet denken dat we er nooit toe zouden kunnen komen om in klankexegese te vervallen als we maar goed toegerust zijn. Er speelt soms zoiets als een verzoeking in mee. Immers, mensen willen meestal graag horen wat ze al weten of vermoeden. Of: wij willen zo graag bevestigd krijgen vanaf de kansel wat we zelf vinden of voelen. Welke dienaar van het Woord loopt niet het gevaar tol te betalen aan deze verleiding? Heerst niet soms de gemeentetheologie op de kansel? Worden hoorders daarom niet soms gepaaid of over hun vrome bol geaaid? Hoe kun je de risico's op klankexegese verminderen? Prof. Peels geeft dan enkele grondregels voor een gezonde exegese:

a. Absolute eis is dat men exegetiseert vanuit de grondtekst. Niemand mag de kansel op die niet eerst de letters gespeld heeft van wat de bijbelschrijver eeuwen geleden heeft opgeschreven, in het Hebreeuws of Grieks. Dat is eenvoudigweg een kwestie van respect voor de weg die de Heilige Geest is gegaan in de teboekstelling van het Woord. Hij heeft ons de Schriften niet gegeven in ronde Hollandse letters (statig 17eeeuws of vloeiender 20e-eeuws), maar in vierkante Hebreeuwse tekens, om zo te zeggen. Bekend is het gezegde: vertalen is verraden. Geen enkele vertaling is in staat om de zeggingskracht van de originele tekst te evenaren. Altijd gaan er aspecten van de tekst verloren. En: het gevaar om vanuit een vertaling betekenissen aan een tekst op te dringen die in de grondtekst ontbreken, is levensgroot. Wie de grammatica en het woordenboek minacht, moet zich niet inbeelden een goed exegeet te zijn.

b. De woorden van de tekst moeten gewogen worden. Wat hoorde, dacht, voelde een Judeeër eigenlijk, toen hij Jesaja hoorde profeteren over de wonderbare raad van God (28 : 29), de wraak van God (35 : 4) en Sion als schuilplaats voor ellendigen (14 : 32)? Het is de Schrift zelf, die dit zal uitmaken, en niet onze eigen intuïtie, die immers bepaald zijn door een modern, twintigste-eeuws taalgebruik. Overigens moet je wel uitkijken bij dit 'woordonderzoek'. De theologische woordenboeken (Kittel, Jenni/ Westerman, Botterweck/Ringgren) zouden je kunnen verlokken tot het inlezen van een veelheid van betekenissen in elke tekst. Dat is leuk voor een preek, want dan heb je zoveel te zeggen, maar het is exegetisch onjuist. De direct tekstomgeving bepaalt de betekenis van het woord. Te bedenken is dat het lexicon zelf ook al ten dele vrucht van exegetische bezinning is. Van blijvende betekenis is hier het gebruik van de concordantie. We moeten, om met K. H. Miskotte te spreken, ons het bijbels ABC steeds meer eigen maken.

c. De betekenis van een tekst is alleen recht te verstaan, wanneer we die lezen/horen in zijn eigen context. Dit is het intrappen van een open deur, zou je zeggen. Was het dat maar. Onder 'context' is te verstaan de directe omgeving van de tekst of het tekstgedeelte, vervolgens de bredere samenhang met andere delen en het geheel van het desbetreffende bijbelboek, en tenslotte de canon van het Oude en Nieuwe Testament in zijn geheel. Van veel belang is de vaststelling van de structuur van een perikoop: hoe zit dit tekstgedeelte in elkaar, welke onderdelen verwijzen naar elkaar, is er een voortgang of climax? Voortdurend is rekening te houden met wat wij noemen de historia revelationis, de geschiedenis van de Godsopenbaring. Er is een voortgang in de openbaring, met een eschatologische gerichtheid. God gaat een weg met zijn volk. Deze is niet zomaar in een simpel schema te vangen — de Heere openbaart zich, aldus G. C. Berkouwer, in het O.T. in een fragmentarische belichting —, maar de grote lijn is wel duidelijk: et gaat heen naar de doorbraak van het Koninkrijk. Centraal in deze openbaringsgeschiedenis staat de groeiende verwachting, en de komst van de Messias. Zo zul je bij de exegese van een oudtestamentisch gedeelte, uit Spreuken of Hosea, de tekst niet meer mogen laten zeggen dan hij kan zeggen, maar ook niet minder dan hij wil zeggen, in de grote samenhang van het Oude en Nieuwe Testament. Hiermee is het meeste wel gezegd. Natuurlijk is er nog veel meer. Een goede exegeet kijkt bijvoorbeeld ook altijd naar het tekstkritische apparaat van zijn bijbeluitgaven, dat vaak attendeert op problemen in de tekst en voorlicht over de vroegste verstaansgeschiedenis (namelijk, hoe de alleroudste vertalingen zoals de Septuaginta met de tekst omgingen). Hij zal letten op stijlvorm en literatuursoort, en op de aard van de tekst (dichterlijk, informatief, suggestief etc.) Hij zal, waar mogelijk, vergelijken met eventueel buitenbijbels materiaal dat licht kan werpen op de eigenheid van een tekstgedeelte. Hij zal de voorvragen stellen, de w-vragen: ie schreef dit? Wanneer? Waar? Onder welke omstandigheden? Aan wie? Met welke bedoeling? En ook zal hij zich wel eens moeten bezighouden met (theorieën over) de ontstaansgeschiedenis van de tekst. Stuk voor stuk 'zekeringen' tegen klankexegese. Want we moeten de tekst zo lang mogelijk laten uitspreken, voordat wij gaan spreken. Om de klank en kleur van de tekst te leren zien, het eigene ervan op het spoor te komen. Wat zegt de Heere ons met/in dit woord? Als allerlaatste onderdeel van de exegetische arbeid pakt de exegeet tenslotte enkele commentaren op het betreffende bijbelboek uit zijn boekenkast en vergelijkt zijn eigen exegese met die van andere uitleggers. En dat zo breed mogelijk; het is een oud advies om bij de exegese in elk geval een gereformeerd, een rooms en een vrijzinnig commentaar te bestuderen. J. van Bruggen geeft de volgende adagia voor de commentaar-gebruiker:1. Degradeer uw gesprekspartner niet tot uw souffleur; 2. Wees eigenwijs noch dociel; 3. De éne is de ander niet. 4. Niet het vele is goed, maar het goede is veel.

Met het bovenstaande is echter het allerbelangrijkste nog niet gezegd. Geen studie, hoe ijverig ook, en geen methode, hoe zorgvuldig ook, kan garanderen dat wij altijd juist exegetiseren. Klankexegese zal vaker het gevolg zijn van de instelling van de exegeet zelf dan van zijn methoden. Het Woord dat wij voor ons hebben, dat wij uitleggen en verkondigen, is het Woord dat tot ons van Godswege wordt gesproken. Van de leiding van de Heilige Geest zijn wij diep afhankelijk. Want wij zijn zelf, ook als schriftuitleggers, maar kleine mensen, beperkt en wie weet in hoeveel opzichten blind voor wat Hij zegt. De zonde van het zelf heer en meester willen zijn laat zich niet afschrikken door de drempel van een pastorie, van de studeerkamer van de predikant. Daarom geen exegese zonder gebed, zonder de vraag om zelf echt stil te mogen worden opdat Hij spreekt. 'Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen uit Uw wet' (Ps. 119:18); dat is de kern van de zaak. Een oprecht gebed als de allerbeste zekering tegen klankexegese.

Prof. Peels schrijft deze bijdrage in een blad voor ambtsdragers van zijn kerken. Hij wijst dan ook op de verantwoordelijkheid van de kerkeraad voor de prediking van zijn predikant. Hij pleit ervoor dat het onderwerp 'preekbespreking' regelmatig op de agenda van de kerkeraad vermeld staat. Na de dienst blijft het gesprek over de preek meer steken in kwesties als de presentatie of de concrete toepassing van de tekst. Maar in de vergadering van de kerkeraad kan dieper afgestoken worden naar de dogmatische vooronderstellingen, de exegese van de Schrift, de tekstkeus en de eventuele lijn die daarin openbaar komt. Veel kerkeraadsleden zullen zeggen zich hiertoe niet bekwaam te achten. Maar het hoort wel bij hun opdracht, zoals het bevestigingsformulier van de ouderlingen zegt: 'Om hetwelk te doen, de ouderlingen schuldig zijn, Gods Woord naarstig te onderzoeken en zichzelf gedurig te oefenen in de overlegging van de verborgenheden des geloofs'. Ouderlingen der gemeente hebben zich te oefenen in bijbels denken, aldus prof. Peels. Waarvan acte!

P.S. Ambtelijk Contact is een uitgave van het Landelijk Comité ter voorbereiding van ouderlingen-en diakenconferenties. Administratie: mevr. G. van der Laan-de Boer, Drijverspad 1, 7833 GG Nieuw-Amsterdam, tel. 05915-54445. Abonnement: ƒ 16, — p. jr.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Uit de Pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's