Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bid en werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bid en werk

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Och, HEERE, laat toch Uw oor opmerkende zijn op het gebed Uws knechts, en op het gebed Uwer knechten, die lust hebben Uw Naam te vrezen; en doe het toch Uw knecht heden wel gelukken... (Nehemia 1:11)

Nehemia heeft veel gehoord van de trieste situatie Jeruzalem. Maar dat doet hem niet opspringen en de mouwen opstropen en zeggen: ziezo, ik denk dat ik er maar eens even heenga om orde op zaken te stellen. Dat doet hem ook niet in allerijl de handen nog even vouwen en zeggen: Heere, ik denk dat het zo moet wilt U het zo ook maar doen, dan is het goed.

Nee, dan lees ik eerst in vers 4: En het geschiedde, als ik deze woorden hoorde, zo zat ik neder, en weende, en bedreef rouw, enige dagen; en ik was vastende en biddende voor het aangezicht van den God des hemels, En ik zeide: Och, HEERE, en dan helemaal aan het slot van vers 11 komt hij pas met zijn plan. Dat plan staat hier alleen omschreven met het woordje HET. En op deze wijze brengt hij heel eerbiedig zijn zaak onder de aandacht van de HEERE. Waarbij hij heel goed beseft, dat het welslagen van zijn plan mede afhankelijk is van de opstelling van koning Arthasastha. Hij had immers de herbouw van de muren laten stopzetten. Hij wist hoe de joden waren. Nee, wat dat betreft verkeert Nehemia niet in zo'n ideale situatie. En als de koning zal zeggen: dit gebeurt niet, er komt niets van in van dit plan, dan zal het niets worden. Doch Nehemia speelt dan geen schitterend politiek spelletje. Hij verwacht het ook niet van zijn eigen handigheidjes. Nee, in alle eerlijkheid legt hij het alles neer voor Zijn God. En Hem vraagt hij: Och, HEERE, doe het toch Uw knecht heden wel gelukken, en geef hem barmhartigheid voor het aangezicht dezes mans. Zo bidt Nehemia de Heere of Hij wegen wil openen waar we zelf misschien zo ontzettend veel tegen hebben. Of de HEERE zijn zegen aan het plan wil geven dat Nehemia heeft bedacht. Nehemia kan en wil niets beginnen voor hij met de Heere begonnen is. Ligt daar ook uw begin? Leven we zo in die afhankelijkheid van God? Nehemia zocht vóór alles het aangezicht van de HEERE zijn God. Heeft ons dat niet geweldig veel te zeggen ook met het oog op ons hele doen en laten. Wij beamen vaak volkomen het bekende gezegde: bidt en werkt maar hoe vaak keren we die volgorde niet om? Eerst werken. Eerst zelf aan de slag gaan, eerst ik, en dan uiteindelijk aan het slot van het verhaal nog eens een keer God. Maar Nehemia maakt ons hier duidelijk: het is eerst BIDDEN en dan is daar ook onlosmakelijk het WERKEN aan verbonden. Maar wij menen nog zo vaak dat we God in het geheel niet nodig hebben. Dat we het wel in eigen kracht af kunnen. Dat geldt in het grote en in het kleine. Dat geldt in de praktijk van het gewone dagelijkse leven, maar ook als het gaat om de geestelijke zaken. We zijn van nature hard-­grondige doe-het-zelvers, die niets uit handen geven. We willen niets liever dan zelf onze zaligheid bewerken. Wat lopen we God toch elke keer voor de voeten. Hardleers zijn we. Maar in Zijn ontfermende liefde en genade wil de Heere ons die hardleersheid nog afleren, opdat we van Christus zouden leren wat het wil zeggen: zachtmoedig te zijn en nederig van hart en zo bij Hem rust zouden vinden voor onze zielen. Zullen we dan in alle dingen eerst de Heere kennen voordat we aan de slag gaan? Dan hebben we nergens recht op, maar past ons de schuldbelijdenis telkens weer.

Doch dan mogen we in ootmoed ook vragen: Heere doe mij het werk van mijn handen wel gelukken? En dat mag dan gelden van het schoolwerk, een repetitie, een examen of tentamen, een sollicitatiebrief of een sollicitatiegesprek, dan mag dat gelden van het werk op het land, dan mag dat gelden van het werk op de fabriek of op kantoor, dan mag dat gelden van het werk in huis, als moeder en vader in het gezin, dan mag dat gelden van het werk in de gemeente en in de kerk. Dan mag dat gelden van het werk dat niet meer noodzakelijk is, maar dat we nog graag doen. Dan mogen we ook in de kracht of de avond van het leven bidden: Heere, doe het mij wel gelukken, als we geen werk hebben of niet meer kunnen of mogen werken. Opdat de Heere ons dan ook zo de weg mag wijzen door dit leven. Want dan maakt de oprechte vreze Gods ons in alles van de Heere afhankelijk, maar ook in alle dingen aanhankelijk aan Hem in het gebed. En het leert ons in alles hem nodig te hebben. Zo brengt Nehemia heel eerbiedig zijn verlangen voor de troon van Gods genade. Het was gericht op behoud van Israël, maar voor alles op dé eer van de Heere. Zullen we daar dan naast Nehemia neerknielen en al onze gebeden eerbiedig neerleggen voor God: Och, HEERE, laat toch Uw oor opmerkende zijn op het gebed Uws knechts, en op het gebed Uwer knechten, die lust hebben Uw Naam te vrezen; en doe het toch Uw knecht heden wel gelukken opdat Uw naam en eer zal verheerlijkt worden tot in alle eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bid en werk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's