Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Omgaan met moderne literatuur (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Omgaan met moderne literatuur (2)

11 minuten leestijd

Mag je Van Schendel lezen?Aan de Merwede buiten Gorkum dwaalde op een dag van de winter een jongen over de uiterwaard. Het rode zonlicht scheen door de nevel op het water toen hij stilstond, verbaasd dat hij zo dicht voor de oever was gekomen.Zo begint De waterman, de grootse roman van Arthur van Schendel, die zich afspeelt in Gorinchem en het Hollandse rivierenlandschap van Waal en Merwede. De spelling heb ik enigszins gemoderniseerd. Het boek is een van zijn zogenaamde Hollandse romans en het verscheen in 1933.

Waarom aandacht voor deze inmiddels klassieke roman, vol prachtige sfeertekeningen, zoals de hierboven geciteerde beginzinnen direct al duidelijk maken? De reden is de volgende. Toen ik een aantal jaren geleden voor een hervormd-gereformeerde jeugdvereniging een lezing hield over tendensen in de moderne literatuur, stelde een jongeman mij de vraag: Mag je werken van Van Schendel lezen? Deze auteur heeft in zijn werk toch de noodlotsgedachte een plaats gegeven en deze visie staat toch haaks op het christelijk geloof?

De vraag vind ik begrijpelijk, maar ik was toch wel enigszins verrast. In mijn lezing ging het onder meer over de romanschrijver W. F. Hermans en in diens werk kom je echt heel wat andere dingen tegen dan bij Van Schendel! Hermans immers schrijft zonder blikken of blozen, om slechts één voorbeeld te geven: 'God is een woord dat niets betekent'. (In de roman Nooit meer slapen.) Godsdienst, in welke vorm dan ook, is voor Hermans bedrog en christenen zijn mensen die zichzelf bedriegen.

De jongeman die mij de vraag stelde, meende blijkbaar dat je als christen alleen boeken mag lezen waar je het voor de volIe honderd procent mee eens kunt zijn. Echter, zulke literaire werken bestaan er niet of nauwelijks. Zelfs christelijke literaire werken - gelukkig zijn die er ook nog! - kunnen elementen bevatten die niet geheel stroken met onze calvinistische of orthodoxe opvattingen. De dichter Gerrit Achterberg, die diep-christelijke gedichten heeft geschreven, gebruikt in sommige gedichten formuleringen die dogmatisch op de rand zijn of op zijn minst gewaagd. Literatuur van niveau zet de lezer aan het denken. Dat is het grote verschil met lectuur In lectuur is veelal een simpel stramien aanwezig: twee mensen ontmoeten elkaar aan het begin van het verhaal, vervolgens ontstaat er verwijdering door allerlei problemen, en aan het eind vinden ze elkaar. Eind goed, al goed.

Het leven is echter weerbarstiger en gecompliceerder dan vele streekromans, kasteelromans of doktersromans ons willen doen geloven. Literatuur stelt fundamentele vragen aan de orde. Literatuur geeft een dieptepeiling van de werkelijkheid waarin we leven. Literatuur wil de lezer denkstootjes geven. Het gaat om vragen als: Wat is de zin van het leven? Is de mens vrij of gebonden? Is de mens ten diepste eenzaam? Waar gaat het met al die technische vooruitgang naar toe?

Vaak zal het voorkomen dat een christenlezer moet zeggen: de vraag is belangrijk, de visie is verrassend, maar het antwoord bevalt mij niet, voldoet niet in het licht van de bijbel. Hiermee wil ik zeggen dat een literair werk voor een christen nogal eens ten dele acceptabel is. Uiteraard zijn er - helaas - ook nogal wat literaire werken die geheel inacceptabel zijn.

De waterman

Van Schendel, die het christendom kende - hij was hervormd gedoopt, voelde zich aangetrokken tot de Anglicaanse Kerk - , stelt in zijn werk dit kernthema aan de orde: vrijheid en gebondenheid van het individu in de samenleving. Zijn hoofdfiguren hebben steeds de drang naar innerlijke vrijheid, ze handelen volgens eigen ingeving of geweten en komen zo in conflict met de samenleving waartoe ze bejioren. Die samenleving stelt andere normen. Het gevolg is dat de personages terechtkomen in een isolement, een tragische eenzaamheid. Zo ook Maarten Rossaart, de hoofdfiguur in De waterman.

Maarten Rossaart groeit op in een hervormd Gorcums gezin in de eerste helft van de 19e eeuw. In het kerkelijk leven en het gezin Rossaart heersen de automatismen: de mens is zondig en gaat dus verloren; tenzij hij uitverkoren is. De doem van de predestinatie is zwaar. Een ander automatisme is: overstromingen en dijkdoor-braken zijn een regelrechte straf op de zonde. Heel eng wordt het als de moeder en een zusje van Maarten verdrinken en dan tegen hem wordt gezegd: Dat is Gods straf op jouw zonden! In dat milieu meent men uit de bijbel ook te kunnen afleiden dat mannelijke kerkgangers een hoed of muts moeten dragen en dat mannen geen knevel mogen laten groeien. Dreiging en straf staan centraal. Ook sociale misstanden - de trieste omstandigheden van de arbeidersklasse - worden al te gemakkelijk geaccepteerd als zijnde Gods wil. Het moge duidelijk zijn: het is een milieu met een koude, dode orthodoxie, waarin zonde en genade zijn losgekoppeld.

Ik maak hier meteen een kanttekening bij. Ik kan me niet voorstellen dat hervormd Gorinchem in de eerste helft van de 19e eeuw grosso modo zo was als Van Schendel hier tekent! Van Schendel is tot deze tekening gekomen op grond van een van zijn bronnen, waarin 'zware' gelovigen in het kader van de watersnood een grote rol spelen. Maar dit terzijde.

Het boek is opgebouwd als een drieluik. In het eerste deel groeit Maarten op in het Gorcumse milieu, zoals hierboven geschetst. Hij is tegendraads en steeds zijn er de dreigende voorspellingen dat hij verloren gaat. Het tweede deel tekent Maarten in zijn contacten met een sekte, de Zwijndrechtse Nieuwlichters. Daar beschouwt men alle bezit als gemeenschappelijk.

Zeer vreemde, onbijbelse ideeën treft men er aan. Zo over de zonde. Als alles uit God voortkomt, moet ook de zonde uit God voortkomen! De zonde heeft de bedoeling de mens in zijn strijd ertegen te vervolmaken! Maarten ontwikkelt zich tot iemand die het christendom in praktijk brengt: erfenissen schenkt hij weg aan diaconieën. Bij overstromingen redt hij vele mensen en zo verwerft hij de erenaam: 'de waterman'. Zijn naastenliefde is indrukwekkend. De sekte kan de hoge idealen niet volhouden en spat uiteen. Zo gaat het veelal met sektarische groeperingen. Het laatste deel tekent Maarten en zijn vrouw Maria, die van huis uit rooms-katholiek is. Tussen hen beiden staat het water: Maria is er bevreesd voor - hun enige kind verdrinkt - en gaat aan de wal wonen. Maarten kan niet zonder het water en eenzaam vaart hij op zijn oude tjalk over Waal en Merwede. '

Als hij aan het slot nog een keer zijn vrouw in Gorcum wil bezoeken, blijkt ze gestorven te zijn. Nu is de eenzaamheid , compleet. Hij hijst het zeil en vaart de rivier op. Dan volgt, de roman nadert het einde, een van de prachtigste passages in onze literatuur. Zijn hond springt over boord en Maarten wil hem redden: ook een hond is een schepsel Gods. En al redt hij de hond, zelf verdrinkt hij. Dat is, in Van Schendels visie, het noodlot. De term 'noodlot' komt overigens niet expliciet in het boek voor, wat een duidelijk verschil is met bepaalde werken van Louis Couperus. Typisch Van Schendel is, dat hij het woord 'dood' niet gebruikt, hij suggereert slechts. Ik laat de slotpassage hier volgen.

Ter hoogte van de oude schans aan de bocht, met het licht van Sleeuwijk schuin tegenover, blafte de hond. Rossaart dacht dat hij iets zag en keek rond, maar het was te donker, hij kon alleen het zeil onderscheiden tegen de lucht. Plotseling begon de hond woedend te blaffen, zonder ophouden, met de kop buiten boord gestrekt. Even liep hij brommend heen en weer, maar bij de mast begon hij weer feller. Rossaart hoorde een plons. Hij richtte zich op, hij sprong in het water, terwijl hij sprong bedacht hij dat hij het zeil had moeten laten zakken. Maar hij moest nu het dier zien te krijgen en met een paar slagen had hij het bij de nek. Het zeil was ook niet ver af, hij zwom er heen en greep de schuit vast aan het lage boord. Toen hief hij de hond uit het water en wierp hem op het dek. Voor hemzelf was het niet gemakkelijk aan boord te komen, want de schoen gleed telkens af. En terwijl hij zich vasthield met de ene hand voelde hij hoe de moeheid uit de benen ging, het water deed hem goed. En de hand liet los.

De schuit ging langzaam voort op de donkere rivier met de hond die blafte. De volgende dag werd zij ergens in het  riet gevonden, oud en besneeuwd, dat was de schuit van die man die lang op de Merwede had gevaren.

Lezen of niet lezen?

Een boek als De waterman stelt op de wijze van de literatuur aspecten van een samenleving aan de orde. Het toont extremiteiten zowel naar rechts als naar links. Enerzijds een dode orthodoxie, doortrokken van passiviteit, anderzijds een sekte met zeer bedenkelijke opvattingen. Wat 'rechts' betreft roept de roman vragen op als: ook al is de uitverkiezing een bijbels gegeven, moet de dubbele predestinatie de basis zijn van de prediking? Wat is koude en wat levende orthodoxie? Kun je voor alle facetten van het leven op een simpele wijze Gods wil vaststellen (bijvoorbeeld dat mannen met een hoofddeksel naar de kerk moeten)? Zijn elementen van de traditie automatisch bijbelse waarheden? Is ons christendom louter iets van dogma's of is er ook sprake van christendom in de praktijk, aandacht voor de naaste? Maar er zijn ook excessen naar links. Anarchie: kinderen worden na de geboorte niet aangegeven bij de burgerlijke stand. De dogmatische vrijheid van Maarten leidt tot de opvatting dat zelfs de zonde uit God voortkomt. (Genesis 3 leert ons iets anders.) Ook zijn huwelijk met een rooms meisje is geen aanbevelenswaardige weg.

En - uiteraard - de visie van Van Schendel: het noodlot moeten we op grond van de bijbel afwijzen.

Zo laat De waterman ons zien wat ik hierboven betoogde: literatuur zet aan het denken. Ik heb - ten dele! - bewondering voor Maarten Rossaart, maar ik moet ook op grond van de bijbel bepaalde opvattingen van hem afwijzen. Het gaat mij om dat 'ten dele'. Dat 'ten dele' geldt voor heel wat literaire werken.

Versplintering binnen de gereformeerde gezindte

Misschien zijn er wel lezers van dit blad die menen dat men een boek als De waterman niet mag lezen. De vraag van de jongeman aan het begin van dit artikel keert hier terug. Het standpunt dat boeken als die van Arthur van Schendel niet gelezen mogen worden en niet aan de orde mogen komen in de klas, heeft enorme consequenties. Een uiterste consequentie zou zijn dat onze kinderen geen voortgezet onderwijs meer kunnen volgen, want literatuuronderwijs is een verplicht onderdeel in de bovenbouw van Havo en VWO. En een gymnasiale opleiding, nog steeds de beste vooropleiding voor ieder die theologie wil gaan studeren, zou helemaal uit den boze zijn, want daar komen immers de klassieke Griekse en Romeinse auteurs aan de orde in wier werk het fatum (noodlot) volop aanwezig is.

Er kan in een deel van onze kring een te grote angst aanwezig zijn voor het 'andere', het 'ongewone'. Dat voert dan gemakkelijk tot cultuurmijding, negatie en isolement. De versplintering binnen de gereformeerde gezindte openbaart zich ook in de visie op de cultuur. Een isolement is niet vruchtbaar. Wel kunnen we kritisch moeten staan in de samenleving. En dat bedoelde ik in mijn vorige artikel: literatuuronderwijs beoogt kritische zin te ontwikkelen, ook zelfkritiek. Mensen met een zekere ontwikkeling moeten leren schiften, moeten leren de boodschap van een boek te plaatsen naast de fundamentele waarden van de bijbel. En die kritische houding houdt onder andere in dat je soms een boek ontmoet waarin je bepaalde aspecten of opvattingen afwijst terwijl je je winst kunt doen met andere aspecten, maar ook dat je soms moet zeggen: dat boek ligt voor mij geheel over de grens. Die laatste stap moeten we ook durven te doen.

Mijn standpunt is dat het christelijk onderwijs bij de behandeling van literaire teksten zeer zeker moet selecteren. Werken die godslasterlijk zijn, die een stuitend realisme ten toon spreiden, die bewust antichristelijk zijn liggen over de grens. Maar het mag geen selectie worden waarbij de , hele cultuur uit het zicht verdwijnt en waarbij er uitsluitend plaats is voor werken die voor honderd procent overeenstemmen met onze opvattingen (zo die werken er al zijn!).

Het belang van de thematiek

In het bovenstaande heb ik in feite al heel wat gezegd over de klassesituatie, de rol van de docent Nederlands. De docent schiet tekort als het hem/haar alleen maar gaat om vormgeving, taalgebruik, compositie. Dat zijn zeker belangrijke zaken. Zonder goede vormgeving bestaat geen literatuur. Maar een literair werk heeft ook een boodschap. Kritische lezers moeten de thematiek uit een literair werk kunnen halen en met die thematiek in 'discussie' gaan, tot 'reflectie' komen, om het eens wat deftig te zeggen. Daar ligt vooral de taak van de docent.

Het viel me op dat in de nieuwste voorstellen over het literatuuronderwijs in de bovenbouw - in een volgend artikel wil ik daar op ingaan - juist ook de thematiek van literaire werken benadrukt wordt. Dat vind ik een verheugdende zaak. Want nadenken en discussiëren over thema's scherpt de kritische zin.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Omgaan met moderne literatuur (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's