Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

J. Owen over de Heilige Geest (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

J. Owen over de Heilige Geest (1)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In het kader van 'verlegen om geestelijke opleving' ligt het voor de hand aandacht te geven aan het werk van de Heilige Geest. In allerlei gesprekken over en bezinningen op de situatie van Kerk en gemeente, die steeds weer wijzen op een toestand van dorheid en ingezonkenheid, wordt de noodzaak van en het verlangen naar een krachtige doorwerking van de Geest duidelijk gevoeld. Het is daarom goed stil te staan bij Zijn belangrijke en tegelijk ook bijzondere werk.

Vanuit de Schriften is er in de geschiedenis van de Kerk meermalen aandacht gegeven aan de persoon en het werk van de Geest van God. Niet het minst in de Vroege Kerk, waar men sterk heeft nagedacht over Zijn persoon en plaats binnen de Drieëenheid. Maar ook de reformator Calvijn is naast andere aanduidingen wel genoemd 'theoloog van de Heilige Geest'. We hoeven slechts het derde deel van de Institutie op te slaan om te ontdekken dat het werk van de Geest bij hem een grote plaats heeft ingenomen.

Het is in de latere traditie niet anders. In de Nadere Reformatie schenkt men in allerlei opzichten eveneens grote aandacht aan de vraag hoe het heil in Christus ons deel wordt en levensvernieuwend werkt. We zouden onze blik ook kunnen richten op de puriteinen in Engeland, die eveneens een sterk accent hebben gelegd op de toepassing van het heil en op die manier een schat aan geestelijke lectuur hebben achtergelaten. Het zou tot onze schade zijn als we die lieten rusten, al krijgen we de indruk dat er meer aandacht voor is gekomen, gezien de vertalingen die in de laatste jaren op de markt verschenen zijn.

Ovpen — leven en werken

Gevraagd door de redactie hopen we in enkele artikelen stil te staan bij wat één van de puriteinen, John Owen (1616-1683), geschreven heeft aangaande de leer van de Heilige Geest. Dit kan natuurlijk slechts in grove lijnen. Het is meer dan de moeite waard hem aan het woord te laten, omdat hij in de tweede helft van de 17e eeuw een monumentaal werk over dit onderwerp liet verschijnen. Aan het begin van onze eeuw schrijft Abraham Kuyper: 'Nog steeds is dan ook Owens werk over deze materie het meest bekende; nog altoos het rijkste...'. En even verder: 'Overmits Owens studiën over den Heiligen Geest en zijn werk nog steeds het grote standaardwerk over dit gewichtige onderwerp vormen...'. Na een opgave van andere werken komt Kuyper tot de slotsom: 'uit deze niet onvolledige opgave ziet men, hoe betrekkelijk weinig er in Owens trant samenhangend over den Heiligen Geest en Zijn werk.geschreven is...' (Het Werk van den Heiligen Geest, 2e druk 1927, p. 5, 6, 21). Kuyper wil dan wel met het oog op de fronten in zijn tijd nader ingaan op deze materie.

Binnen zijn tijd en ook binnen de puriteinse wereld is Owens'

vijfdelige reeks over dit onderwerp grotendeels uitputtend geweest.

Hij heeft dit werk geschreven in de tweede helft van zijn leven. In 1616 geboren, was hij opgegroeid in een puriteins gezin, waarbij vooral de Godsvrucht van zijn moeder diepe indruk op de jonge John maakte. Al vlug werd duidelijk dat hij goed leren kon. In de dertiger jaren van de 17e eeuw studeerde hij aan de universiteit van Oxford, waar hij van dichtbij meemaakte dat de puriteinse invloed verdrongen werd door de vernieuwingen van aartsbisschop Laud. Tegelijk was er de sterke doorwerking van het Arminianisme, dat al enkele decennia bestreden was door de Puriteinen, maar onder koning Karel I grote opgang maakte.

Na zijn studie werd Owen eerst huisprediker, wat in die tijd wel meer voorkwam, vervolgens predikant in Fordham, later in Coggeshall.

In die tijd liet hij zijn eerste werk tegen het Arminianisme verschijnen. Dit eerste boek liet al doorschemeren, waar het hem in zijn schrijfarbeid vooral om te doen zou zijn: de verdediging van de calvinistische leer tegen allerlei andere opvattingen. Zo schreef hij aan het eind van de veertiger jaren opnieuw een boek tegen het Arminianisme en reageerde ook op de opvattingen van Baxter over de verzoening, die veel stof hadden doen opwaaien.

Gaandeweg ging de ster van Owen rijzen. Hij werd tijdens de burgeroorlog gevraagd voor het parlement te preken en was daarna verschillende malen veldprediker in het gevolg van Oliver Cromwell. Steeds meer werd hij gezien als de leider van de zogenaamde congregationalisten, die sterke nadruk legden op de plaatselijke gemeente. Een belangrijke insnijding was voor Owen de Restauratie van 1660. Stond hij voor het herstel van de monarchie nogal eens in het centrum van de belangstelling, in de jaren na 1660 trok hij zich sterker terug en richtte zijn aandacht meer op de schrijfarbeid. Tientallen werken, klein en groot, kwamen in die periode van zijn hand. Daarnaast beijverde hij zich voor de zaak van hen die buiten de Engelse Staatskerk waren komen te staan en het in die periode bij tijden zwaar te verduren hadden. Verder was hij ook voorganger van een gemeente in Londen. De laatste jaren van zijn leven hield hij zich vooral met de persoon en het werk van Christus bezig. Het verhaal gaat dat op de dag van zijn sterven een collega het bericht kwam brengen dat zijn werk: 'Overdenkingen en verhandelingen over de heerlijkheid van Christus' (Meditations and discourses of the glory of Christ) gedrukt werd. Dit ontlokte de stervende deze blijde opmerking: 'Ik ben blij het te horen; maar broeder Payne, de lang gewenste dag is dan eindelijk gekomen waarop ik die heerlijkheid op een andere manier zal zien dan ik ooit heb gedaan of in staat was te doen in deze wereld.'

Zoals gezegd verschenen Owens werken over de Geest in de laatste periode van zijn leven, waarin hij gerijpt was. Vanaf 1674 tot zijn dood in 1683 zagen drie delen het licht, die handelden over: de Geest en Zijn werk ten opzichte van Christus en Diens mystieke, lichaam (1674); Zijn verlichtende werk in het verstaan van de Schriften (1677) en Zijn bijstand in het gebed (1682). Na Owens dood werden nog twee delen gepubliceerd met als thema's: de Geest als Trooster en de gaven van de Geest (1691).

Fronten

Het blijkt dat Owen niet zonder aanleiding is overgegaan tot het schrijven van een zo uitgebreide verhandeling over de Heilige Geest. In zijn voorwoord van het eerste deel (Pneumatologia) uit 1674 geeft hij aan dat de ontwikkelingen in kerkelijk Engeland van de laatste tientallen jaren hem grote zorgen baren. Vooral in de Engelse Staatskerk ziet hij een geest zich breedmaken waarin het werk van de Geest bijna vereenzelvigd wordt met een moreel, deugdzaam leven terwijl noties als wedergeboorte en gemeenschap met Christus steeds meer onder kritiek komen te staan en betiteld gaan worden als bedenkelijke vormen van Geestdrijverij. Telkens verwijst Owen in dit verband naar een in die periode verschenen geschrift van bisschop Samuel Parker, waarin bovengenoemde gedachten volgens hem duidelijk naar voren zijn gekomen. Maar het is hem in zijn Pneumatologia vooral te doen om het levensvemieuwende werk van de Geest dat zijn geheim vindt in de gemeenschap met Christus en uitkomt in een hartelijke liefde tot Gods geboden. Met andere woorden: het gaat hem om het goede fundament onder de levenswandel anders wordt een door de Geest geleid bestaan verward met een tot op hoog niveau gebracht natuurlijk bestaan. Daarbij heeft ten diepste de menselijke geest het nog voor het zeggen...

Om niet vereenzelvigd te worden met stromingen aan de andere zijde, wil Owen door zijn publikatie ook het onderscheid aangeven met de sekte van de Quakers. Deze stroming die in de loop van de 17e eeuw in Engeland is opgekomen, kenmerkt zich door een grote nadruk op het directe werk van de Geest in stemmen, aanwijzingen en vervoeringen. Op deze wijze brengt men echter het zuivere werk van de Geest, die Zich bindt aan het Woord en de verkondiging daarvan, in diskrediet. Met deze fronten in het oog is het intussen niet de bedoeling van de schrijver vooral een polemisch werk te laten verschijnen, maar vanuit de Schriften aan te geven waar het om gaat.

Persoon

Het is er Owen alles aan gelegen duidelijk te maken dat de Heilige Geest een persoon is en geen kracht of energie. Hij verwijst op dit punt naar het Socianisme, dat sinds de vijftiger jaren van de 17e eeuw steeds meer invloed in Engeland heeft gekregen en ontkent dat de Geest persoonlijk is. Daarom begint de 'Pneumatologia' uit 1674 met een uitleg van teksten waarin het persoonlijke van de Geest aandacht krijgt en alle nadruk valt op het persoonlijke van en gelijke in de Drieëenheid. De Geest is een Persoon, Dié van Gods werken naar buiten steeds het voltooiende, verfraaiende en bezielende voor Zijn rekening neemt.

In het Oude Testament valt direct al aan het begin te wijzen op de schepping. De Vader staat aan de oorsprong en schept hemel en aarde. De Zoon is er helemaal bij betrokken. Maar in een werkelijkheid van woestheid en duisternis is het de Geest, Die op de wateren zweeft en de aarde bevrucht. Hij legt de levenwekkende zaden in de ongevormde massa, zodat op het machtswoord van de Vader ook werkelijk alles kan gaan ontkiemen en groeien. Zodoende voltooit èn verfraait Hij het werk van de Vader en de Zoon. Zo is het ook bij de schepping van de mens. De Geest maakt Gods werk af door Adam lichaam en levensadem te geven en hem zo tot een volwaardige kroon van de schepping te maken.

Oude — nieuwe schepping

Door de zondeval komt de oude schepping tot een einde. Tegelijk klinkt de belofte van de tweede Adam, Gods Nieuwe Schepping, al door in het paradijs: Christus en een vernieuwd volk dat als Zijn lichaam aan Hem verbonden is. Owen ziet in het werk van de Geest onder het Oude Testament twee lijnen naar voren komen. De eerste lijn betreft de voorbereidende werkzaamheden op de komst van Christus in deze wereld waarbij vooral de profetie grote aandacht krijgt. De profeten hebben het werk van de tweede Adam voorzegd en gezocht naar de wijze en tijd van de vervulling. Daarnaast hebben ook het tot stand komen van de Schrift en allerlei wonderen door het werk van de Geest hun beslag gekregen. Verder zou nog te wijzen zijn op allerlei bijzondere gaven op politiek, lichamelijk en intellectueel terrein. In het Nieuwe Testament vindt er dan een doorbraak plaats omdat de dubbele belofte van de komst van Christus èn de Geest in vervulling gaat. Zodoende zien we door de geschiedenis van de Godsopenbaring een duidelijke voortgang van oude naar nieuwe schepping, van het werk van de Geest onder het Oude naar dat onder het Nieuwe Testament.

Daarnaast benadrukt Owen echter dat het heil van wedergeboorte en heiliging onder beide Testamenten eender is geweest. God heeft immers Zijn Kerk door alle eeuwen heen verwekt en geleid tot en in hetzelfde levensvernieuwende geloof. Toch is dat heil onder het Oude Testament nog wat in de schaduw gebleven. Met de komst van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest is het werk van de nieuwe schepping in het volle licht komen te staan. Daarmee willen we een volgende keer verdergaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

J. Owen over de Heilige Geest (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's