Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

J. Owen over de Heilige Geest (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

J. Owen over de Heilige Geest (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Geest en de nieuwe schepping

Wat betreft het werk van de Geest in de nieuwe schepping is er sprake van een stroomverbreding en een stroomversnelling. Allereerst is er de rijkdom van een overvloedige uitstorting, die niet beperkt blijft tot enkelingen en bepaalde groepen onder het volk, maar zich uitstrekt tot alle gelovigen. Daarnaast wordt de evangeliedienst betiteld als 'bediening van de Geest' en overschrijdt de grenzen van Israël om onder alle volken vrucht te dragen. Owen beschouwt de nieuwe schepping als het herstel van alle dingen door Jezus Christus, wat alles te maken heeft met het ontstaan van de Gemeente als mystieke Lichaam van de Zoon van God. Daarin komt het werk van de Drieënige God voluit in het licht te staan. Het ontwerp komt van de Vader, de verwerving is door de Zoon, terwijl de toepassing van alles voor rekening van de Geest komt.

De Geest en Christus

Met het oog op het herstel van alle dingen zijn de menselijke natuur van Christus, die het Hoofd van de Gemeente is, en Zijn Lichaam de voornaamste onderdelen van de nieuwe schepping door de Geest. Allereerst valt het licht op Christus. Het is de Geest, Die het lichaam van de Zaligmaker, in de schoot van Maria heeft verwekt en gevormd. Owen noemt dit wondere werk een nieuwe schepping, wel niet uit het niets, maar uit het vlees en bloed van Maria. De vleeswording is dus niet een scheppende daad van de Zoon, maar een aannemen van de menselijke natuur uit de vormende handen van de Geest. Omdat de menselijke natuur van Christus uit het vlees van Maria is gemaakt, zal zij deel hebben aan de zwakheden van heel het menselijke geslacht. Tegelijk is de schepping van de Geest er de garantie voor dat ze gevrijwaard is van alle zondige verlangens en driften. Vanaf de ontvangenis is de Middelaar dus heilig, hoewel Hij indaalt in een zondige werkelijkheid.

Jezus' geestelijke ontwikkeling gaat samen op met Zijn lichamelijke groei. Bij de groei van Zijn hele persoon geeft de Geest Hem de benodigde genade, zodat het waar is wat de evangelist Lukas vermeldt: En het Kindeke wies op en werd gesterkt in de geest en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem' (Luk. 2 : 40). Vanuit de zalving met de Geest is de menselijke natuur van Christus dus constant heilig en is Jezus Zelf in staat die heiligheid in alle opzichten aan te wenden. De Geest geeft Hem bij Zijn doop ook bijzondere krachten en gaven om Zijn koninklijke, profetische en priesterlijke werk te doen. Als Jezus direct daarna in de woestijn wordt geleid, is Hij vol van de Heilige Geest. Zonder Diens onderwijs, besturing, troost en ondersteuning kan Hij Zijn aardse loopbaan met zoveel verleidingen en lijden nooit volbrengen. Moet Hij het in de woestijn al van de duivel verliezen.

Owen ziet de leiding van de Geest ook voluit aanwezig in Christus' kruisweg. Hij denkt hierbij aan de tekst uit Hebreeën 9 : 14: (...) Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelven Gode opgeofferd heeft (...)'. Jezus heeft Zijn lijdensweg gehoorzaam gelopen uit onbreekbare liefde tot schuldigen, uit grote ijver voor de eer van Zijn Vader en uit heilige onderworpenheid aan de wil van God. In die actieve gehoorzaamheid schittert voluit de kracht van de Geest.

Dit geldt niet minder voor Zijn verblijf in het graf. Christus' lichaam staat dan onder de bijzondere zorg van de Geest, waardoor de veranderingen die andere dode lichamen ondergaan Hem niet treffen. En dan niet te vergeten Zijn opstanding uit de doden. In opdracht van de Vader maakt de Heilige Geest Christus levend en duidt Hem zo op een onvergelijkbare wijze aan als de Zoon van God. Het lichaam van de Opgestane verheerlijkt Hij teneinde het geschikt te maken voor de plaats aan de rechterhand van de Vader en een patroon te laten zijn voor de nog op te wekken lichamen van de gelovigen.

Ook op een andere manier is over de verhouding tussen de Geest en Christus te spreken. De Geest is het ook Die van Christus getuigt als de Zoon van God, de ware Messias, Die het werk door de Vader opgedragen heeft volbracht. Owen ziet dit in de bediening van de apostelen naar voren komen. Ze verkondigen het evangelie en doen wonderen om de ongelovige wereld te laten geloven dat Christus de Gezondene van de Vader is. Door hun dienst is de Geest bezig de wereld te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel.

Zodoende wordt duidelijk dat Jezus de Christus is. Die door het werk van de Geest in Zijn menselijke natuur gesierd wordt met liefelijkheid en genade. Owen roept dan ook op deze Middelaar, mede vanwege de volheid van genade die in Zijn menselijke natuur woont, hartelijk lief te hebben en Hem gelijkvormig te worden. We zien hier iets wat ook bij andere puriteinen een belangrijke rol speelt. In het kader van de gemeenschap met Christus krijgt de genade die Zijn menselijke natuur in vernedering en verhoging uitstraalt nogal eens uitgebreide aandacht.

Geest en gemeente/gelovige

Door het werk aan Christus heeft de Heilige Geest het fundament van het behoud gelegd. Maar op dat fundament komt nu ook het gebouw van levende stenen te staan. Of, om een ander beeld te gebruiken: na de behandeling van het Hoofd ontvangt nu het Lichaam alle aandacht. Zo alleen kan er gesproken worden van een complete, nieuwe schepping. Owen wijst in dat verband, op de omgekeerde volgorde na opstanding en hemelvaart. In het volbrengen van Zijn werk wordt Christus ge­ leid en ondersteund door de Geest, terwijl Hij na het beëindigen ervan volgens Goddelijk plan de belofte van de Heilige Geest ontvangt. Als de verhoogde Zaligmaker stort Hij de Pinkstergeest uit om het verworven heil ook daadwerkelijk toe te passen. Het is dan ook de Geest, Die de lichamelijke afwezigheid van Christus opvult en in het uitzenden van de apostelen bezig is het geestelijke Lichaam van de Zoon te vormen, kerkvergaderend te werken. Daar besteedt Owen vervolgens uitgebreid aandacht aan.

Wedergeboorte

Treffend is dat Owen op dat punt een vergelijking trekt tussen oude en nieuwe schepping. Bij de schepping van hemel en aarde in den beginne, toen alles woest en leeg en donker was, viel het vooral aan het zweven van de Geest op de wateren te danken dat alles een levensprincipe ontving, waardoor het op Gods stem ook werkelijk tot leven kon komen. Zo kwam de eerste schepping tot voltooiing. Eigenlijk is het niet anders bij de nieuwe schepping. Als God temidden van de donkerheid van de zonde na het verdwijnen van de oude schepping een nieuwe hemel en aarde wil maken, kan dat slechts werkelijkheid worden doordat de Geest allereerst een nieuw levensbeginsel in mensenlevens uitstort. Op weg naar een volkomen nieuwe schepping zijn vernieuwde mensen voor alles belangrijk. Owen brengt hier de wedergeboorte ter sprake aan de hand van een bespreking van het klassieke gedeelte: de ontmoeting tussen Jezus en Nicodemus. Juist op dit terrein ziet hij in de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament zowel een gelijkheid als een voortgang. Het gelijke betreft hetzelfde heil van de wedergeboorte al de eeuwen door, terwijl de voortgang bestaat in het meerdere licht dat erop valt na het volbrachte werk van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest. Als God Zich als de Drieënige steeds duidelijker openbaart, komt vanzelfsprekend ook Zijn werk helderder voor het voetlicht.

Opvallend is dat Owen zo'n grote nadruk legt op de wedergeboorte. Toch moet ons wel duidelijk worden wat de achtergrond en de spits ervan is. Het gaat hem namelijk om het verborgen, inwendige werk van de Geest dat een mensenleven totaal vernieuwt en dus veel diepere wortels heeft dan het meest nette bestaan van de natuurlijke mens. Daartussen ligt een wereld van verschil! Tussen de regels door spelen hier ook de eigentijdse discussies mee waar we al eerder, toen Owens fronten aan de orde kwamen, op hebben gewezen. Dit wordt alleen maar helderder als we erop letten wat volgens hem de'wedergeboorte niet is. Het valt niet samen met het gedoopt-zijn. Dit moet wel goed opgevat worden. Het gaat er hier alleen om dat de uitwendige rite niet samenvalt met een inwendig gebeuren, niet over de Doop als teken en zegel, als pleitgrond van het verbond. Dat hij hier de praktijk in de Engelse Staatskerk op het oog heeft, zal voor de hand liggen. In het verlengde hiervan ligt de afwijzing van de gedachte dat de wedergeboorte zou bestaan in een uiterlijke verandering van leven zonder meer. Uit het gegeven dat Owen dit opnieuw noemt. krijgen we de indruk dat het bij hem erg hoog heeft gezeten. Het gaat allereerst om de vernieuwing van het hart, waarbij alle verandering van leven vrucht is! Hij wijst hierbij op de belofte uit Ezechiël 38, waarin de Heere allereerst zegt het stenen hart weg te nemen en een vlezen te geven en daarna betuigt dat het volk in Zijn inzettingen zal wandelen.

De wedergeboorte moet ook niet vereenzelvigd worden mef vervoeringen, stemmen en andere bijzondere dingen. Daarbij heeft Owen gedacht aan de Quakers, met hun grote nadruk op het onmiddellijke van de Geest en het 'inwendige licht'. Wedergeboorte bestaat echter niet in zulke bijzondere uitingen, maar in het gevolg van de kracht van Gods Geest op de zielen van mensen door de verkondiging van het evangelie. Het gaat om een totale vernieuwing van de menselijke natuur van binnenuit. Uitgebreid zal Owen op deze wedergeboorte ingaan en wijzen op de grote veronderstelling in alles: de totale verdorvenheid van de menselijke natuur. Op dit moment beperken we ons tot een noemen van het wezen ervan. De wedergeboorte is het ontvangen van een nieuw geestelijk principe, een nieuwe natuur, wat brengt tot een ander denken, willen en voelen. Van daaruit verandert het totale leven. Het treft ons hoezeer Owen in dat verband verwijst naar kerkvader Augustinus als een bewijs dat er in de Vroege Kerk ook al zo over gedacht is. We zullen dat later nog duidelijker zien.

Tenslotte

Met de nadruk op het ontvangen van een nieuw geestelijk principe sneed Owen echter geen nieuw thema aan, want ook in de kerk van de Middeleeuwen was al nadruk gelegd op het belang van zo'n geestelijke habitus. Maar daar was het vooral met de sacramenten verbonden. In de Reformatie had men de genade echter verkondigd als de persoonlijke verhouding tussen een genadig God en een gelovig zondaar. Vanuit de Orthodoxie was ook in het Puritanisme de klemtoon gaan vallen op de wedergeboorte als de instorting van een nieuwe geestelijke natuur. Daarbij dreigde natuurlijk het gevaar van verzelfstandiging. Alleen, het was Owen bij dat alles te doen om de ware wortel van evangelische heiligheid, om het werk van de Heilige Geest voor elk menselijk streven. Of om het anders te zeggen: Het ging hem om de waarachtige en levende gemeenschap met Christus. In de nadruk op de wedergeboorte in engere zin viel de klemtoon anders dan bij Calvijn, bij wie meer de wedergeboorte voortkwam uit het geloof en naast de gave van de vergeving stond. Wat echter bij de hervormer in de kiem aanwezig was, werd door Owen en anderen uitgewerkt. Het ging de puritein in ieder geval om de vernieuwing van hart en leven. Een leven vanuit een door de Geest gewerkte gemeenschap met Christus. We vinden daar ook iets van in de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 3 en 4, paragraaf 11: '(...) maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking deszelfden wederbarenden Geestes; Hij opent het hart dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden uit en maakt dat de wil die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde nu metterdaad wil; dié wederspannig was gehoorzaam wordt. Hij beweegt en sterkt die wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.'

Hoe Owen dat zelf onder woorden bracht en wat hij eraan vooraf zag gaan, zullen we een volgende keer zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1995

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

J. Owen over de Heilige Geest (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1995

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's