Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. C. den Boer, in dienst van Isrels Opperheer (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. C. den Boer, in dienst van Isrels Opperheer (1)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Woord gejaagd

Op 3 januari was ds. C. den Boer in Eisenach, de plaats die aan Luther herinnert. In het Bach-huis liet een gids hem instrumenten zien uit de tijd van de grote Johann Sebastian. Uit de Verzamelde werken van de grote componist speelde hij Cantate 106: 'Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit'. En tóen wist ds. Den Boer de titel van zijn aanstaande afscheidspreek.

Puttershoek in de crisisjaren, daar en toen zag ds. C. den Boer het levenslicht. Daar en toen kwam hij onder leiding van zijn vader en moeder al vroeg in aanraking met het Woord van God. En het was in de oorlogsjaren dat hij er onder de prediking van ds. C. A. Korevaar diep geraakt werd, dat hij indrukken opdeed van de dienenswaardigheid van de Heere God. In zijn jongste jaren groeide het besef door de Heere tot predikant geroepen te zijn. Utrecht mocht hem als student noteren.

'Toen ik een jaar of achttien was, leefde in mijn hart sterk de begeerte voor de Heere te leven en Hem te dienen. Ik wilde dankbaar leven en God behagen. Daar heb ik uren, ja ook wel dagen en maanden om gebeden en mee geworsteld. Tot het me duidelijk werd dat ik met mijn vroomheid probeerde voor God wat te zijn. Ik heb toen mijn vonnis leren tekenen en mezelf het oordeel waardig gekeurd. Langs die weg behaagde het de Heere me oog te geven voor de Zaligmaker, Jezus Christus, Wiens gerechtigheid, buiten mij en zónder mij tot stand gebracht, genoeg was om voor God te bestaan. Toen ik dat zag, begreep ik pas wat liefde betekent, die de Heere mij had bewezen. Die liefde is het kernwoord van mijn leven geworden.

Vrienden in Gouda wezen me op andere boeken om in te studeren dan ik in Utrecht moest doen: de Erskines, Andrew Gray en vooral Kohlbrugge. Kohlbrugge snijdt alles wat van de mens is af en legt de gerechtigheid waarmee we voor God kunnen bestaan buiten de mens in Christus. Dat heb ik in het geloof leren aanvaarden, maar zo komt bij Kohlbrugge ook het recht van God, dat hem lief was, de heiliging, op zijn plaats. Ik zeg het nu tegen m'n studenten: Het draait om de rechtvaardiging, maar het gaat om de heiliging!'

Bevindelijk preken

In 1954, 24 jaar oud, wordt ds. Den Boer bevestigd in Veen. 'Je gaat preken en werken en je hebt grote verwachtingen, maar er gebeurt niet wat jij graag wilt. Je hoort meningen van mensen: die vindt het te bevindelijk en die weer niet bevindelijk genoeg, zodat jij heen en weer geslingerd wordt. Ik heb eens van Luther gelezen: "Mijn aanvechtingen hebben me in het Woord gejaagd" en zo verging het mij in Veen.'

Sliedrecht volgde in 1960. Een grote evangelisatie werd in de hervormde gemeente opgenomen. 'Veel tijd voor de doctoraalstudie was er niet. Ik werd bedolven onder de pastorale activiteiten. In die tijd mocht ik vooral graven in de Schrift en de belijdenis van de kerk. We zijn er begonnen met de behandeling van de Christenreis. Ik ben door dat boek van Bunyan enorm geraakt.' De publicatie van de uitleg vond plaats in 'Een vreemd'ling hier benêen'. 'In Zeist, van 1966 tot 1972, heb ik vooral verbreding en verdieping gekregen. Ik heb er met vreugde de Dordtse Leerregels behandeld. Avondmaalszondagen waren kostbare hoogtepunten.'

Na weer zes jaar volgde Wageningen. 'Dat noemden ze wel het Sodom van de Veluwe, een geseculariseerde plaats. Psalm 78 kwam me voor de geest: Zou God een tafel kunnen toerichten in de woestijn? Dat kan Hij wel degelijk en dat hééft Hij gedaan. Een kleine evangelisatie werd opgenomen in de kerk.' Ondertussen was ds. Den Boer aan de in Zeist gegeven catechetenopleiding verbonden, waarvoor dr. H. Bout hem in 1966 vroeg. 'Neem dan nog het hoofdbestuurslidmaatschap van de Gereformeerde Bond, dat voor mij 22 jaar duurde, dan betekende dat een bezet leven.'

In 1984 werd ds. Den Boer daarom voor vijftwaalfde aan Woudenberg verbonden. 'De overige tijd besteedde ik aan het werk dat me door de Gereformeerde Bond in de twaalf jaar dat ik studiesecretaris was, werd opgedragen. Ds. W. L. Tukker heeft me in Woudenberg bevestigd en stelde het werk onder de studerenden in een bijzonder licht. Die functie betekende pastorale zorg voor de theologiestuderenden én het vervullen van bepaalde studie-opdrachten voor de Gereformeerde Bond. Dat vond ik belangrijke taken.'

Zorg voor dwalenden

Tot slot volgde Bilthoven en had ds. Den Boer drie taken. 'Het was erg veel geworden. Een gemeente, zorg voor de studenten en het werk aan de cursussen. Toen heb ik het werk als studiesecretaris losgelaten en werd ik voor zeventwaalfde verbonden aan wat inmiddels de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) heette.' In 1991 nam hij ook van Bilthoven afscheid, om predikant voor buitengewone werkzaamheden te worden. De studieleider van de THGB hoopt echter op zijn 65e verjaardag, op 20 april, opnieuw afscheid te preken. 'Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit.'

U heeft, met uitzondering van Veen, allemaal meermansgemeenten gediend. Bent u geen dorpsdominee ?

'Ik zou het ook best gevonden hebben in een dorp te werken, al ervoer ik het wel als een zegen in een gemengde gemeente te mogen staan. Dan leer je wat het gemeente-zijn in onze Hervormde Kerk is, met alle vragen die op je afkomen. Je moet dan vanuit de gereformeerde overtuiging reageren op wat zich aandient. Ik voelde me zowel verantwoordelijk voor de eigen wijkgemeente als voor het geheel. Je bemoeit je ook met de randkerkelijken, mag je niet strikt beperken tot hen die meeleven. Dat heb ik een onwaardige manier van predikant zijn gevonden. De Meester leert ons ons bezig te houden met de dwalenden. Ik heb geprobeerd me zonder aanziens des persoons met iedereen in te laten, ook al behoorde iemand bij een groepering die niet direct de mijne was. Ik ben van huisuit toch ook geen vriend van het Evangehe? '

Dordtse Leerregels

U schrijft in 'Een vreemd'ling hier benêen' dat u de lijnen van de Schrift aangaande het bevindelijke leven wil doortrekken. Was dat de kern?

'Zeker! Dat houdt niet in het vertellen van wat er in een tekst staat en dan kijken hoe dat door Gods volk beleefd wordt om vervolgens die twee aan elkaar te verbinden. Het Woord is bevindelijk genoeg. Als je graaft in de Schriften en je mag naar de boodschap van God luisteren, zit je midden in het bevindelijke leven. De kwestie is: Hoe luister je?

Als je met de Schrift begint, kom je in het hart van de belijdenis terecht. Ik heb daarom geen woord van kritiek op niet één artikel uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis, op niet één artikel uit de Dordtse Leerregels en op niet één vraag en antwoord uit de Héidelberger Catechismus. Waarmee ik niet wil zeggen dat de Bijbel geen dingen kan noemen die niet in die drie belijdenisgeschriften staan.

De Dordtse Leerregels vormen een heel pastoraal geschrift, die ik in twaalf thema's bepreekt heb. Ik vind deze leerregels in de prediking eenvoudiger over te brengen dan vele artikelen van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Het gaat Dordt om het recht van God, opgericht in het hart van de zondaar, om een woord van Van Ruler te gebruiken. De Dordtse Leerregels beginnen laag: "Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben en aan de vloek en het eeuwige oordeel schuldig geworden zijn, zo zou God niemand onrecht gedaan hebben als het ganse mensengeslacht verdoemd zou worden". Het is dus een wónder als je gered wordt. Maar dat kan, want het Evangelie wordt ons onvoorwaardelijk aangeboden.

Op dit punt zegt Dordt geen amen, want wat ik nu zei, zeggen de remonstranten ook. De vraag is: Hoe wordt dat nu uitgewerkt in het hart van een mens? Dan komt het tot dat centrale artikel: "Dat God door Zijn Geest vermurwt wat hard was, de wil ombuigt, en plaatsmaakt voor dat vrijmachtige en eenzijdige werk van de Heilige Geest"; Ds. G. Boer had het over het inscherpen van het recht van God in het hart van een zondaar en de openbaring van Christus aan een zondaar. Dat noem ik het hart van onze belijdenis. Daar moeten we niet aankomen, anders raken we binnen de kortste keren onze identiteit kwijt.'

Zorg voor studerenden

Hoe kunnen wij in de gemeenten staan voor deze belijdenis?

'Door onze aandacht te richten op de snijpunten van kerk en theologie. In deze tijd 'van Samen op Weg zijn al de discussie daaromtrent nodig - ik heb diep respect voor hen die daarin vasthouden aan de belijdenis van onze Hervormde Kerk - , maar laten we uitkijken dat we die andere zaken die het hart raken, niet uit het oog verliezen. Ik vind dat de Gereformeerde Bond zich vooral op de snijpunten van kerk en theologie moet bevinden. Hoe dat moet? Door goede zorg te hebben voor de opleiding van de aanstaande dienaren des Woords. Ik verblijd me erover dat nu in Utrecht en in Leiden en ook in Amsterdam weer inbreng is van de gereformeerde theologie dan ooit het geval is geweest. Laat vooral de pastorale zorg voor de theologiestuderenden hoog in het vaandel geschreven staan. Laten we ook de spirituele, de geestelijke lijn niet vergeten. Je kunt in de gereformeerde theologie bezig zijn, maar mag je dat waarvoor je staat zelf ook beleven? Dan kun je het ook volhouden.

De kerk is voor mij een geloofszaak, nou en of, maar ook aangevochten. Elke geloofszaak is aangevochten. Je mag het best mogelijk achten dat de Hervormde Kerk binnen de kortste keren verdwijnt, maar je mag er vooralsnog in blijven geloven! Je gelooft de kerk om Gods wil, niet om ons.'

In Veen preekte u vorig jaar op de dag dat u veertig jaar in het ambt stond. U sprak daar over de eenzaamheid die in de pastorie ervaren wordt.

'Het ambt is een eenzaam ambt. Op de een of andere manier hadden we altijd het gevoel dat we de gemeente in Gods naam moesten dienen. Dat maakt dat je soms heel alleen bent, net zoals Elia alleen was. Jè voelt dat bij tijden op de kansel ook.'

U noemde ook de drukkende last vanwege al die mensen die op weg zijn naar de eeuwigheid.

'Dat heb ik inderdaad ervaren. Je zegt als je het werk in de gemeente begint: "Ja, ik van ganser harte", maar die belofte moet je ook waarmaken. Dan is er niet één mens die je niet op het hart moet dragen. Dat kan een stervende zijn. Ik zat daar vaak over in: Doe ik die stervensbegeleiding wel goed? Maar ook de randkerkelijke, die nauwelijks meeleeft, ligt voor mijn reke­ning. Die last is niet zonder meer voor een mens te dragen. We kunnen dat alleen door Gods kracht, zoals de profeten die dé last van Duma, de last van Edom droegen. Dan hoef je er niet aan onderdoor te gaan. Je mag ook tijd overhebben voor jezelf en je gezin. De redding van zondaren is tenslotte de zaak van God Zelf.'

Als een rode draad door uw jubileumpreek liep de schone dienst van Isrels Opperheer.

'Dat is zeker! Ds. Korevaar zei eens in Gouda: "Als ik het ambtswerk over mocht doen, dan koos ik er weer voor". Zo ligt dat bij mij ook, met alles wat eraan verbonden is. Die keus heeft mij nooit berouwd.'

(Volgende week: ds. C. den Boer en de Theologische School van de Geref. Bond.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1996

De Waarheidsvriend | 18 Pagina's

Ds. C. den Boer, in dienst van Isrels Opperheer (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1996

De Waarheidsvriend | 18 Pagina's