Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bevrijdend pastoraat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bevrijdend pastoraat

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v.: H. G. de Graaff: Onbekwaam tot enig goed? - De plaats van de 'totale verdorvenheid' in prediking en pastoraat. Uitgave Boekencentrum, 124 blz., ƒ 21, 50.

Doem of daad

Wat bedoelen we als we Paulus' woorden (Efeze 2 : Ib) aanhalen waar hij in een beeld het verleden van de christelijke gemeente typeert met de woorden: dood door de misdaden en de zonden? Hoe dood moeten we 'dood' opvatten? En waar zit die 'dood' dan in? Waar blijkt die 'dood' dan uit? Zit 'm dat in de natuur van de mens? Is die 'dood' het wezen van de mens? Vallen daarom schepsel-zijn èn zondaar-zijn met elkaar samen?

Of heeft de aanduiding 'dood' veel meer te maken met de richting waarin de mens leeft namelijk van God af? Is de mens een spookrijder (het beeld wordt door ds. De Graaff een paar keer gebruikt), iemand die bewust tegen de regels van God in gaat, een rebel, een opzettelijk tegendraads handelend persoon en daarom tenvolle verantwoordelijk voor zijn daden?

Deze en dergelijke vragen stempelen voor een deel de inhoud van prediking en pastoraat onder ons. En tegelijk zijn het de vragen maar vooral de antwoorden waar mensen in toenemende mate van vervreemden of hopeloos in zijn vastgelopen. Prof. dr. A. A. van Ruler voltooide zes dagen vóór zijn onverwachte heengaan een uitvoerig artikel bestemd voor het maandblad Wapenveld onder het opschrift 'Ultragereformeerd en Vrijzinnig'. Hij stelt daarin een aantal ketterijen aan de kaak die te beluisteren zijn onder wat hij noemt 'ultra-gereformeerden'. En één van de ontsporingen omschrijft hij met de woorden 'de naturalisering van de zonde'. Hij bedoelt daarmee dat er gereformeerden zijn die het zondaar-zijn van de mens met zijn mens-zijn laten samenvallen. Het gevolg daarvan is dat de zonde iets tragisch krijgt. De mens kan er eigenlijk niets aan doen dat hij is zoals hij is en dientengevolge handelt zoals hij doet. Het zit als een virus in je. Het overkomt je en je kunt er nauwelijks iets tegen doen. Daardoor verdwijnt het daad-karakter van de zonde onder tafel. Mens-zijn is dan zoiets als geparkeerd staan in het doodlopende slop van een doemvaardig mensbestaan. Deze ultra-gereformeerde mensvisie gaat veelal gepaard met een fatalistische visie op en interpretatie van de uitverkiezing. Nu lijkt niet iedereen die onder deze leer opgroeit erg onder de indruk te zijn. Velen proberen er zo goed en zo kwaad als maar mogelijk is mee te leven. Maar het blijkt dat mensen met een bepaalde karakterstructuur er soms bijna letterlijk gek van worden. Hier ligt ongeveer de insteek van de studie van ds. H. G. de Graaff (Hervormd, Scheveningen). Hij refereert direct aan het begin van zijn geschrift aan de kritiek van o.a. Aleid Schilder (in: Hulpeloos maar schuldig: het verband tussen een gereformeerde paradox en depressie, 1987). In de gangbare gereformeerde mensbeschouwing liggen elementen besloten die psychische vergroeiingen en depressies kunnen ver­ oorzaken, aldus deze psychologe zelf afkomstig uit vrijgemaakt gereformeerde hoek. Ds. De Graaff geeft Schilder in zoverre gelijk dat haar stelling slaat op wat hij dan noemt een 'verengd-gereformeerd menstype'. Zijn pogen is nu om de 'gereformeerde traditie op dit punt tegen het licht te houden... om mogelijke misverstanden en ontsporingen te ontdekken'. Hij wil zo doende uitkomen bij een 'verbreed-gereformeerd menstype'.

Beeld Gods

In een eerste hoofdstuk gaat hij na wat onder het 'beeld-Gods-zijn' van de mens verstaan moet worden. Bestaat het wezen van het beeld Gods hierin dat de mens Gods vertegenwoordiger op aarde is? Of is het zoals bv. Calvijn deed beter om het beeld Gods te zien in het wezen van de mens, in zijn ziel en haar vermogens? Is het een kwestie van een relatie waarin de mens tot God staat? Of is het beeld Gods in het wezen van de mens te zoeken? Het antwoord op deze vragen heeft ingrijpende gevolgen voor de beoordeling van de mens en zijn situatie na de zondeval. Calvijn ziet het algehele bederf (corruptio totalis) van de mens in diens wezen. Bij hem worden schepsel-zijn en zondaar-zijn zozeer, naar elkaar toegebogen dat ze dreigen samen te vallen, aldus ds. De Graaff. Zo wordt een ontwikkeling in gang gezet die in de loop der tijden binnen de gereformeerde traditie bijna het enige accent is geworden, met alle gevolgen van dien. Calvijn is zeer negatief over de zondige mens. Hard en vernietigend is zijn vonnis over de mens zoals hij is geworden na de zondeval.

Toch acht ds. De Graaff dat Calvijn niet de ontwerper is van een door en door pessimistische mensvisie. De mens is bij hem geen on-mens, geen demon, geworden. Door de zondeval heen is de mens toch mens gebleven. Calvijn maakt onderscheid tussen aardse en hemelse zaken. In 'aardse' zaken, hij bedoelt daarmee het functioneren van de mens in het maatschappelijk bestel, is de mens best wel in staat tot 'goed doen'. De corruptio totalis (= het algeheel bederf van de mens) ziet veel meer op de 'hemelse' zaken. En daarmee bedoelt hij de zuivere kennis van God en het vermogen om naar de regel van Gods wet in geestelijke zin te leven. Coram Deo is de mens verdorven tot 'in zijn wortels en weefsels'. Maar diezelfde mens is in allerlei verhoudingen toch in staat tot humaan handelen.

Menstypen

Ds. De Graaff maakt, zoals gezegd, onderscheid tussen een 'verengd-gereformeerd menstype' en een 'verbreed-gereformeerd menstype'. Het eerste type kenmerkt zich door depressiviteit en vreugdeloosheid. Het kijkt op een negatieve manier tegen zichzelf aan. Het kan niet anders dan moedeloos klagen over de zonde, zonder dat daarbij echt de strijd wordt aangebonden tegen de zonde. Volgens ds. De Graaff staat dit menstype ver af van het bijbelse en daarom gereformeerde menstype. Dat laatste type mens is overtuigd van zijn onuitroeibare neiging om God te ontlopen, maar heeft nochtans aandacht voor het mens-zijn zelf en voor eigen door God hem nog gelaten mogelijkheden. Hij staat daarom positief in het leven. Grondgevoel van dit menstype is: Ik mag er van God zijn.

Ds. De Graaff stelt de vraag aan de orde wat er gebeurd is in de ontwikkeling van de reformatorische theologie na Calvijn. Bij Calvijn leest hij aanzetten tot beide menstypen. En constateert dan via twee belijdenisgeschriften dat de aanzetten tot een verengd-menstype via uitspraken van Calvijn de meeste aandacht en uitwerking hebben gekregen. Hij ziet dat gebeuren in de Heidelbergse Catechismus vraag en antwoord 8 en in de Dordtse Leerregels hoofdstuk III/IV. Als de HC stelt dat de mens 'geheel en al onbekwaam is tot enig. goed en geneigd tot alle kwaad' komt direct de vraag boven: hoe moet dat worden geïnterpreteerd? De opstellers van de HC hebben vast en zeker willen zeggen: onbekwaam tot enig religieus goed. Er wordt een godsdienstige kwalificatie van de mens gegeven en geen psychologische analyse van de mens geboden. Maar heeft het zo ook gewerkt in de gereformeerde traditie? Er wordt dan gewezen op en geciteerd uit de veelgelezen catechismusverklaring Zondagskinderen van ds. H. Veldkamp. Laatstgenoemde lokaliseert de zonde toch in de natuur van de mens. Hij is met zoveel woorden geestelijk een lijk geworden. Dat heeft uiterst schadelijke gevolgen voor de zelfbeleving van de mens. Hij raakt belast met een negatief zelfbeeld. Hier zie je gebeuren wat prof. Van Ruler de 'naturalisering van de zonde' noemde. De zonde wordt een lot. Vechten ertegen helpt niet. Ik ben een waardeloos mens. Tot niets goeds in staat. De HC komt niet verder dan de uitspraak: Alleen een wonder kan van de mens nog wat maken: tenzij wedergeboren door Gods Geest. Wie dan ook nog het verborgen besluit van de verkiezing sterkt accentueert, parkeert inderdaad de mens in het doodlopende slop van de berusting. Iets dergelijks voltrekt zich ook in de DL. In hun conflict met de Remonstranten komen de Dordtse vaderen ook met de begrijpelijke accentuering van de alleenwerkzaamheid van God in het werk van de wedergeboorte. Wie zo de algehele onmacht van de mens tot het goede koppelt aan het wonder van de wedergeboorte door de Heilige Geest, manoevreert de mens geestelijk in de klem en brengt hem in een ongezonde spanning. Dit leidt tot verkramping, verlamming, onzekerheid en depressiviteit. In het allerergste geval komt een mens zover dat hij het allesoverheersende gevoel heeft: Ik mag er helemaal niet zijn want ik ben zo verdorven, ik heb geen recht meer om nog te bestaan.

Hoe anders?

Volgens ds. De Graaff hoeven we niet in het verengd-gereformeerde menstype te verzanden om toch in het gereformeerdebijbelse spoor te blijven. Hij noemt een aantal criteria waaraan dan moet worden voldaan. We moeten het schepsel-zijn èn het zondaar-zijn niet laten samenvallen. De mens is ook na de zondeval toch mens gebleven. Het is niet verkeerd om zelfwaardering en zelfrespect te blijven houden (1). De grondhouding van de mens druist in tegen God. Het totale bederf van de mens moeten we laten slaan op de richting waarin de mens zich begeeft: van God af en tegen God in. De relatie van de mens tot God is hier bepalend. Van belang is hier de visie op het beeld Gods van de mens (2). We moeten de gevallen mens naar Christus verwijzen en naar Zijn verzoenend werk. Daar ligt de vergeten schakel van Zondag 8 (3). De rechtvaardiging van de goddeloze leert ons het wonderbaarlijke: ik mag er zijn zoals ik ben bij de God Die goddelozen rechtvaardigt (4). Tenslotte is oog hebben en krijgen voor de veelzijdige werking van de Heilige Geest van belang op het juiste zicht op het voortgaand herstel van het beeld Gods in de mens (5). Ds. De Graaff sluit het bezinnend deel van zijn studie af met een dringend appèl om in verkondiging en catechese de aangrijpende realiteit van de algehele verdorvenheid van de mens op een zuivere wijze te verkondigen. Het is zijns inziens onbarmhartig om de gemeente gedurig alleen maar toe te voegen dat ze wedergeboren moet worden en dat het een eenzijdig Godswerk is en daarmee basta. Zo geef je geen geestelijke leiding aan je gemeente. Zo raken er mensen geestelijk en psychisch beschadigd, want ze raken in een klem.

Bevrijdend pastoraat

In een 'Praktisch-pastoraal gedeelte' trekt ds. De Graaff de praktische consequenties van zijn stellingname. Mensen met een tot afhankelijkheid neigende persoonlijkheidsstructuur lijken vooral 'slachtoffer' te worden van het genoemde 'verengd-gereformeerde menstype'. Er wordt dan een aangrijpende weg tot heling gewezen, waarin de warmte en de bewogenheid van de pastor je tegenkomt. Met behulp van de gelijkenis van de verloren zoon wordt de rechtvaardiging van-de goddeloze voor ogen geschilderd als een weg tot herstel van verwarde en beschadigde gevoelens. Nogal wat mensen juist ook in de gerefonneerde hoek zijn emotioneel beschadig geraakt, zo wordt terecht geconstateerd. Mensen die geestelijk in een fatalistische patstelling zijn beland en niet weten hoe er uit te komen. Niet alles wat zich geestelijk onder ons aandient, is het ook. De eerlijkheid gebiedt om naar kritiek op uitwassen van de gereformeerde mensvisie te luisteren en deze niet hoogmoedig af te doen als 'vijandschap tegen de waarheid'. Intussen lees ik de uitslag van een onderzoek aan de VU gedaan naar de gevolgen van het geloof op mensen: het geloof legt geen zware-depressief makende last op mensen, maar helpt vooral oudere mensen meestal sneller van hun depressiviteit af (ND 3-4-'96). Wij zeggen dan waarschijnlijk: welk 'geloof' wordt hier bedoeld? Niettemin blijft overeind staan wat ds. De Graaff in zijn verhelderend geschrift zo bewogen en gedreven stelt. Zuiver spreken over zulke ingrijpende werkelijkheden is ons te allen tijde geboden. Er is en er wordt onder ons soms zo goedkoop stichtelijk gesproken. We hebben de klanken mee en de onkunde van veel van onze hoorders niet te vergeten. Maar is het ook het bevrijdende Evangelie van de God die mensen mint en daarom zoekt? Wie de hardheid soms leest hoe over 'de mens' wordt gesproken en de botheid proeft waarmee geoordeeld wordt over de medemens, vraagt zich soms in gemoede af: geloven we nog wel in dezelfde God ook al heten we beiden gereformeerd?

We danken onze collega zeer voor dit pastorale geschrift en bevelen het ter lezing aan bij allen die het 'gereformeerde'werkelijk lief is èn die dat zo graag verwerkelijkt zien in zijn of haar medemens.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bevrijdend pastoraat

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's