Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jonathan Edwards als een opwekkingstheoloog (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jonathan Edwards als een opwekkingstheoloog (1)

10 minuten leestijd

Zijn achtergrond

We kunnen de opwekkingstheologie van Edwards niet verstaan zonder zijn achtergrond daarbij te betrekken. De geschiedenis van het protestantisme en puritanisme in Amerika begint met de pilgrimfathers. In 1620 verlaten de eerste puriteinen via Nederland hun vaderland om in de nieuwe wereld een nieuw leven te beginnen. Waren er in later tijd ook kolonisten die het om geld en goed te doen was, de eerste kolonisten hadden religieuze motieven. Zij wilden een werkelijk theocratische samenleving beginnen en hoge geestelijke en kerkelijke idealen verwerkelijken.

Het verval begon echter al spoedig. Formalisme sijpelde de kerk binnen. Daarmee braken ook zonden door. Om deze reden zien we in de preken van de tweede helft van de zeventiende eeuw veel aansporingen tot reformatie. De vastendagen staan in het teken van de oordelen van God. We kunnen hierbij onze vragen hebben. Was het verval zo erg als men beweerde? Toch zijn er enkele concrete ontwikkelingen aan te geven:

1. Eén van de concrete ontwikkelingen was het Half-way covenant. De oorspronkelijke kolonisten lieten alleen wedergeboren ouders toe om hun kind te laten dopen. Aangezien de groei van Gods koninkrijk achterbleef bij de groei van de bevolking, ontstonden er problemen. Een belangrijke vraag was: hoe nu te handelen met kinderen?

Reeds in 1662 veranderde de synode haar opvatting. Ouders met een moreel leven konden 'own the covenant' en zo hun kinderen laten dopen. Het was niet langer nodig om een bekeringsverslag te geven. Zij hadden echter niet de volle rechten van een gemeentelid. Zij hadden geen stemrecht en konden niet ten avondmaal komen. Vandaar de uitdrukking 'half-way'. De kerkopvatting is hiermee grondig gewijzigd. De kerk is niet langer een vergadering van gelovigen, maar ook een moeder der gelovigen.

Op zichzelf kunnen we hiervan niet zeggen dat het een geestelijk verval aangeeft. Men wil juist de heiligheid van de volle leden handhaven. De praktijk is echter weerbarstiger. Als men met een moreel leven half-weg is, is men toch op de goede weg. Het morele leven komt zo in de plaats van de persoonlijke relatie met God door wedergeboorte.

2. Formeel aanvaardde men de geloofsbelijdenis van Westminster. In de praktijk zijn er echter steeds meer voorgangers die niet van harte achter de calvinistische beginselen staan. Een zekere gematigdheid ('moderatism') komt op. Vooral in de dertiger en veertiger jaren van de achttiende eeuw worden deze problemen steeds groter. Predikanten moeten geschorst worden omdat zij openlijk arminiaanse beginselen voorstaan.

3. De spanning van het Half-way covenant is niet te handhaven. Aan de ene kant een hoge geestelijke norm voor het avondmaal en een lage norm voor de doop. Stoddard kiest voor een consequentie en stelt het avondmaal ook open voor moreel levende mensen. De sacramenten zijn in zijn ogen niet alleen een zegel, maar ook instrument voor het geloof. De beloften van Gods verbond worden aan iedereen verzegeld. Het is bijzonder treffend dat de kerken van Nieuw-Engeland hiermee in praktijk brengen, wat zij in de kerk van Engeland onder kritiek stelden.

4. Al met al dienen we in de ontwikkelingen van Nieuw-Engeland de invloed van de verlichting aan te wijzen. De mens kwam meer in het middelpunt en werd de maat van alle dingen. De afhankelijkheid van God kreeg minder klemtoon. Het bederf van het menselijk hart kreeg minder de nadruk. Het wonder van wedergeboorte werd afgevlakt. De ijver verminderde.

Treffend is de toonzetting van de prediking. Preekten de 'getrouwen' aanvankelijk de noodzaak van reformatie en de oordelen van God, aan het einde van de zeventiende eeuw komt er een wending. Men spreekt meer en meer over het werk van de Heilige Geest. Reformatie zou een vrucht van revival dienen te zijn. Zo kwam er gebed om de milde regen van de Geest.

Edwards' leven

In deze situatie komt Jonathan Edwards op 5 oktober 1703 ter wereld in de pastorie van East Windsor. Zijn christelijke opvoeding kenmerkt zich door een diepe bewustheid van de heilige dingen. Toch ziet hij dat niet als zijn geestelijk leven. Het is in de laatste jaren van zijn studie dat het licht in zijn ziel doorbreekt.

Treffend is daarin zijn aanvaarding van Gods soevereiniteit. Hij schrijft ervan: 'Van mijn kinderjaren af is mijn geest vol geweest van tegenwerpingen tegen de leer van Gods soevereiniteit, dat Hij kan kiezen wie Hij wil tot het eeuwige leven en verwerpen wie Hij wil, om hen voor eeuwig te laten omkomen en eindeloos gepijnigd te worden in de hel. Het was voor mij een verschrikkelijke leer. Maar ik herinner mij heel goed dat ik overtuigd werd van en bevredigd werd met de soevereiniteit van God en Zijn rechtvaardigheid om zondaren naar Zijn eeuwig welbehagen te behandelen. (...) Sinds deze eerste overtuiging heb ik vaak een ander besef gehad van Gods soevereiniteit dan ik voorheen had. Ik heb er niet alleen een overtuiging van gehad, maar ook een heerlijke overtuiging. De leer is mij voorgekomen als buitengewoon aangenaam, helder en zoet. Ik wens absolute soevereiniteit aan God toe te schrijven. Maar mijn eerste overtuiging was niet zo'.

Geestelijke ervaring staat centraal in zijn leven: ' Sinds ik naar Northampton gekomen ben, heb ik vaak een heerlijk vermaak gehad in God, in een besef van Zijn heerlijke deugden en de uitnemendheid van Jezus Christus. (...) De weg van de zaligheid door Christus is mij heerlijk, uitnemend en schoon voorgekomen. (...) God is voor mij heerlijk, om Zijn Drie-eenheid. Het heeft mij vaak verheven gedachten van God gegeven dat Hij bestaat in drie personen; Va­ der, Zoon en Heilige Geest. De heerlijkste vreugde die ik ervaren heb kwam niet van de hoop op mijn goede staat, maar in het zien van de heerlijke inhoud van het evangelie. (...) Sinds ik in deze stad leef, heb ik vaak een aandoenlijk besef gehad van mijn zondigheid en vuilheid. Regelmatig in zo'n mate dat ik luid moest wenen. Soms zo'n aanzienlijke tijd dat ik mezelf af moest zonderen. Ik heb een veel groter besef van mijn eigen boosheid en het bederf van mijn hart gekregen, dan ik ooit voor mijn bekering had'.

In 1727 komt hij als een hulpprediker naar Northampton, om zijn grootvader Stoddard bij te staan in prediking en pastoraat. Als de 'pope van Massachusetts' twee jaar later sterft, rust de volle verantwoordelijkheid op de schouders van de jonge pastor.

Zijn boodschap

Veel kanselgaven had Edwards niet. Toch spreekt hij zijn preken uit met zo'n geladenheid en ernst, dat ze niet nalaten veel indruk in de gemeente achter te laten. Zijn kracht is dat hij geen algemeenheden verkondigt. Zijn woorden zijn niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Uit het hart spreekt hij tot het hart. Hij laat de toepassing onder verwijzing naar de Heilige Geest niet over aan de hoorders, maar juist dit aspect van zijn boodschap is het krachtigste. Hij zegt niet alleen dat zondaren ontdekt moeten worden, maar is werkelijk ontdekkend. Hij spreekt niet algemeen over troost, maar giet de balsem in de gewonde zielen.

In zijn preken verklaart hij kort de tekst, vervolgens zoekt hij de centrale boodschap van de tekst, hij ontwikkelt zijn thema en komt dan tot geweldig krachtige toepassingen naar zijn hoorders. Als we de preken nu nog lezen voelen we in de toepassing de climax en spanning. Elke toepassing is fris. Hij raakt het hart en het geweten.

Zijn preken kenmerken zich hierdoor dat zij geen product van de geest van zijn tijd zijn, maar deze ontmaskeren. Hij verkondigt de waarheid voor alle tijden niet tijdloos. Hij weet wie er naar hem luisteren en welke accenten hij moet leggen.

We kunnen heel kort zeggen dat Edwards in de tijd van de opkomende menselijke autonomie God present stelt. God is niet een optelsom van dogma's en opvattingen, maar Hij is de levende, de heilige, de soevereine, de rechtvaardige en de genadige God. Niemand kan deze preken vrijblijvend aanhoren. Het vraagt niets anders dan buigen voor God en zich voor de eeuwigheid aan Hem gewonnen geven.

In een aantal treffende thema's maakt de opwekkingsprediker dit concreet. Hij spreekt indringend over hel en hemel. De laatste ernst en consequentie van ons leven stelt hij eerlijk aan de orde. Zo laat hij het licht van de eeuwigheid over de tijd schijnen. Indrukwekkend is zijn preek 'Zondaren in de hand van een toornig God'. God is op geen enkele wijze iets verplicht aan zondaren. Ook moreel levende mensen, zoekende en ernstige mensen hebben het niet aan zichzelf, maar aan Gods algemene genade alleen te danken dat zij nog niet in de hel zijn. Wie vertrouwt op zijn ernst en ijver is even dwaas als de spin die meent met zijn web een vallende rots op te kunnen vangen. Zo kan hij zeggen dat de onwedergeboren mens bij wijze van spreken aan een rotte draad boven de hel hangt. Hij is er niet op uit om zijn hoorders mismoedig te maken, maar hij waarschuwt ernstig tegen goedkope genade. Hij wil zijn hoorders wakker schudden. Zo ook als hij spreekt over de hemel; dan moet je wel verlangen naar de plaats waar God alles is. Als Edwards spreekt over Gods soevereiniteit valt daarover niet te discussiëren. Nog minder te redeneren. Het verootmoedigt de hoogmoedige mens en brengt alle hulde aan God toe. Hij preekt de soevereiniteit niet als een systeem, maar als de werkelijkheid van de levende God.

Hij kan zoveel nadruk leggen op de soevereiniteit van God omdat hij zoveel nadruk legt op de verantwoordelijkheid van de mens. Hij kan zeggen: 'God does all and we do all'. Hoewel er geen aanknopingspunten in de zondaar zijn, heeft de zondaar met al zijn mogelijkheden de zaligheid te zoeken. Teveel zondaren beginnen met zoeken, maar eindigen als de vrouw van Lot. Zij komen nooit in het Zoar der behoudenis aan.

Een derde kenmerkende trek in de prediking van Edwards is de prediking van de zonde. Hij verkondigt met grote krachtig de zondigheid van de zonde. Het totale bederf van het menselijk hart stelt hij onomwonden aan de orde. Wij zijn vijanden van God. Hij preekt de zonde niet moralistisch, maar legt de wortel van de zonde bloot. Hij boort zo diep in het menselijk hail, omdat hij ook diep wenst te boren in het Goddelijk hart. De liefde van God is weergaloos. ledere zondaar wordt uitgenodigd om onmiddellijk tot Christus te vluchten. De deur der genade is niet alleen voor gekwalificeerde zondaren open, maar voor alle zondaren.

Het zijn zijn preken geweest over de rechtvaardiging door het geloof alleen die zo ontzettend veel losgemaakt hebben in zijn gemeente. Bezien we deze preken tegen de achtergrond van zijn situatie, dan moeten ze onthutsend geklonken hebben. Het is één groot bombardement op alle burgerlijkheid en moralisme. Er was al geruime tijd nieuwe ernst in Northampton, maar een preek over Rom. 3:19 'De rechtvaardigheid van God in de veroordeling van zondaren' deed velen door de knieën gaan, om uit genade alleen te leven.

In balans met de rechtvaardiging door het geloof alleen benadrukt hij sterk de heiliging. Het is niet genoeg om door de enge poort van wedergeboorte te gaan, maar dit is 'slechts' het begin van een leven van zelfverloochening. We bereiken de volmaaktheid hier niet, maar we verlangen er wel naar. Edwards is het meest bekend om zijn preken over de hel, maar zijn meeste preken gaan over de aard en de noodzaak van het nieuwe leven. Hij was diep overtuigd van de mogelijkheid en werkelijkheid van geestelijke groei.

Een laatste kenmerk van de preken van Edwards is zijn onderscheidenlijk element. Hij onderscheidt de christen van de naamchristen. Er is tussen hen geen gradueel, maar een wezenlijk verschil. Tegen de gedachte dat allen in de kerk gelovigen zijn, maakt hij scherpere onderscheidingen. Hij stelt de vraag aan de orde; bent u werkelijk wedergeboren? John Gerstner merkt terecht op dat velen van degenen die in onze kerken bekend zouden staan als grote gelovigen en als steunpilaren van het geestelijke leven, door Edwards hooguit bij de onwedergeboren zoekers ingedeeld worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Jonathan Edwards als een opwekkingstheoloog (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's