Jonathan Edwards als een opwekkingstheoloog (3)
Een persoonlijke toets
Is het voorgaande werk van Edwards algemeen - het is geen persoonlijke toets - in zijn 'Religious Affections' gaat hij dieper in op het persoonlijke leven. Het diepste uitgangspunt in dit werk is de inwoning van de Heilige Geest. Dit staat garant voor twee zaken. In de eerste plaats voor het feit dat het werk van de Heilige Geest onlosmakelijk verbonden is met ervaring. De Geest is de onderpand van het eeuwige leven. Zijn inwoning is op de wijze van het geloof, echter evenzo werkelijk. De vrede, de rust, de vreugde van de hemel zijn nu reeds in het hart van de gelovigen.
Liefde is de wortel van alle religie. Er is geen ware religie zonder de geraaktheid van het hart. Vandaar dat woorden als 'vrezen', 'hopen', 'verdriet', 'zuchten', en 'blijdschap' in de bijbel zo frequent voorkomen. Het boek van de psalmen is de kroongetuige van geestelijke ervaring. Alle beschrijvingen van het hemelleven bevestigen dat religie bestaat uit aandoeningen. Geestelijke kennis is derhalve ervaringskennis. Onze hartstochten laten zien wat de richting van ons hart is.
Scherp analyseert Edwards als hij wijst op de geestelijke hoogmoed. Men kan alle aardse comforts verloochenen zonder zichzelf te verloochenen. Een hoogmoedige denkt groot van zijn hoogmoed, terwijl de ootmoedige groot van God denkt. Zoals een slaaf die de veters van zijn vorst losmaakt, geen bijzondere prestatie levert, zo is het met het buigen voor God. Onze ootmoed staat nimmer in verhouding tot Gods heiligheid, wel in verhouding tot onze kennis daarvan. De ootmoedige heeft veel last van hoogmoed. Geestelijk leven maakt geen geestelijke arrogante tirannen, maar christenen met een luisterhouding. Als genade ons minder waakzaam maakt, kennen we geen genade. Een huichelaar heeft genoeg aan zijn bekering, terwijl een christen nooit genoeg heeft van God. Het 'zoeken' en 'strijden' horen niet zozeer bij de eerste bekering, maar vooral ook bij de dagelijkse bekering. Een huichelaar begeert meer troost dan heiligheid. God is het object van religie. Hij vervult de vitale behoeften van de ziel. Een hypocriet veinst onderworpenheid aan God, maar is snel beledigd. Een christen zal ook in het gezelschap niet meer aangedaan zijn, dan wanneer hij eenzaam met God is. Steunt aan nabijkomend christen op zijn geloof, de ware christen leunt op God.
Tegelijkertijd staat de inwoning van de Heilige Geest garant voor de praktijk van een heilig leven. Het bewijs voor wedergeboorte is derhalve de praktijk van alledag. De vruchten zeggen meer dan de wortel. De genade in het hart gaat in essentie voorop, maar voor het kennen ervan is de praktijk primair. Christus zal Zijn laatste oordeel vaststellen aan de hand van de vruchten. Levensheiliging is meer dan de afwezigheid van het kwade, maar ook de aanwezigheid van het goede. Uiteindelijk zijn het uitwendige en het inwendige twee aspecten van één daad.
Niet de volgorde van ervaringen bewijst de echtheid, maar het karakter ervan. Extreme opwekkingspredikers zien troost na vrees als een bewijs dat het de echte troost is. Dat is dan ook de reden dat zij er vaak meer op uit zijn om angst aan te jagen dan om de waarheid door te geven. Hoewel Edwards erkent dat Gods gewone weg de chronologische is, laat hij de mogelijkheid van alternatieven open. Niet de wet, maar de Heilige Geest werkt het geloof. Zondekennis is een onlosmakelijk aspect van het werk van Gods Geest, maar geen voorwaarde.
Tegenover het 'krijgen' van teksten staat Edwards zeer nuchter. Een tekst die met kracht in ons gemoed komt is niet meer waar dan een tekst die we in de Schrift lezen. Hij vreest dat 'multitudes' zich bedriegen met allerlei wonderlijke ervaringen en verbeeldingen. Het zien van een soort gezicht van Christus aan het kruis of het horen van Zijn stem is niet geestelijker dan de Jood die er getuige van was. Emotie en opgewondenheid, lofprijzing en show zeggen niets over de heiligende werking van de Trooster.
Een droevig einde
Aan het einde van de veertiger jaren doet Edwards opnieuw een poging om tot een opwekking te komen. Hij komt dan openlijk voor zijn standpunt uit dat Stoddard het verkeerd gezien heeft. Edwards kiest daarop voor de andere consequentie. Niet alleen het avondmaal, maar ook de kinderdoop is alleen voor degenen die belijdenis van godsvrucht doen. Hij vraagt geen bekeringsverslag, maar men moet wel verklaren het werk van Gods Geest in het hart te kennen. Tegenover critici houdt hij staande dat het werk van Gods Geest zich niet onbewust voltrekt. Hoewel het ideaal van de eerste kolonisten slechts een generatie houdbaar bleek, is Edwards zo doordrongen van de kracht van Gods genade dat hij het hierop waagt.
Voor Edwards zijn hier jaren van studie aan voorafgegaan voordat hij tot dit standpunt gekomen is. Hij gunt zijn gemeente echter niet de tijd om dit te verwerken. Dat is de reden dat er in zijn gemeente grote spanningen ontstaan die er uiteindelijk in resulteren dat hij van zijn gemeente wordt losgemaakt. Ootmoedig draagt hij dit lijden. Zijn diepste overtuigingen waren in het geding.
De laatste jaren van zijn leven werkt hij in een Indianengemeente. Hier publiceert hij zijn meest beroemde werken, nl. 'Original Sin' en 'Freedom of the Will'. Zijn roem als verdediger van het calvinisme verspreidt zich snel. Men vraagt hem als president van het. Princeton College. Hij is nog maar net in deze plaats aangekomen of de pokken breken uit. Open als hij staat voor moderne ontwikkelingen laat hij zich inenten. Dit kost hem echter het leven. Hij sterft op 22 maart 1758, terwijl zijn laatste woorden zijn: 'Trust in God, and you need not fear'. Hij stierf niet in het hoogtepunt van de opwekkingen. Dan zouden de kranten er vol van gestaan hebben. Nu is een enkele regel voldoende om de dood van deze strijder kenbaar te maken. Zijn grootheid ligt niet in zijn roem, maar in de diepte van zijn geloof.
Evaluatie
Het zal ons niet moeilijk vallen om gaten te schieten in de verbondstheologie en ecclesiologie van Edwards. Dat neemt echter niet weg dat we zijn boodschap niet dan tot onze schade verwaarlozen. Staande op de schouders van ons voorgeslacht mogen we iets zien van de diepte van Gods Woord en werk.
1. Edwards werkte in moedbenemende omstandigheden. Ondanks zijn grote trouw in prediking en pastoraat bleef de oppervlakkigheid en wereldgelijkvormigheid in de gemeente. Terwijl doorging in de diepe overtuiging van de almacht en genade van God kwam hij niet beschaamd uit. Een regenbui van de Geest deed meer kracht dan tientallen preken. Gelovigen werden vervuld met de Geest. Naamchristenen kwamen tot bekering. In het dorp kwam een reformatie van zeden. Liberalisme, criminaliteit, wereldgelijkvormigheid, traditionalisme kunnen ons verwarren. De geschiedenis kan ons leren niet te wanhopen. Het is nog maar de vraag of er geen donkerder tijden geweest zijn dan onze tijd. Gods daden uit het verleden bemoedigen voor het heden. De God van Jonathan Edwards leeft nog.
2. De methode in de opwekkingen van de Great Awakening was de normale prediking van het Woord van de levende God. We hebben onze tijd, onze gemeente, ons eigen hart, en het hart van God te kermen om dat Woord er werkelijk in te werpen. De diepgaande kritiek van iemand als Edwards op de verburgerlijkte moraal van zijn dagen is hoogst actueel. Hij doorzag de hoogmoed van de verlichtingscultuur. Tegenover de soevereiniteit van de mens heeft hij de soevereiniteit van God voluit gehandhaafd.
3. De religie die houdbaar is voor de eeuwigheid is meer dan moraliteit of confessionaliteit. Het raakt het hart en vernieuwt het. Scherp onderscheidt hij tussen algemene en bijzondere genade. Hoewel Gods kinderen een gebroken geloof hebben tot de laatste levenssnik toe, is het werk van de Heilige Geest niet iets vaags en schimmigs. We zouden heel de theologie van Edwards kunnen samenbrengen onder de noemer van de realiteit van het werk van de Heilige Geest. Zou het niet één van de grootste redenen van de geringe wervingskracht van de kerk zijn dat zovelen nooit persoonlijk door de enge poort van wedergeboorte gegaan zijn?
Ervaring mag er zijn. Tegelijkertijd geldt dat de ervaring niet haar eigen norm is. Ze staat wel degelijk onder de toets van het Woord van God.
4. Opwekkingen kunnen een verschillende theologische kleur hebben. Iemand als McCheyne of Boston was ook het middel voor honderden tot bekering. Zijn preken zijn meer Christocentrisch gekleurd, terwijl Edwards meer God de Drie-enige in, het middelpunt stelt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1996
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1996
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's