Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de merkwaardige paradox van verdeeldheid en samenwerking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de merkwaardige paradox van verdeeldheid en samenwerking

De CSFR en de kleine oecumene

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terwijl we als hervormde gereformeerden onze handen vol hebben aan de ontwikkelingen in het SoW-proces, buigt de studentenvereniging CSFR - vereniging van studenten uit de gereformeerde gezindte in engere zin - zich nog weer eens geducht over de zogeheten 'kleine oecumene'. Dat is niet zo verwonderlijk. Juist in deze studentenvereniging ontmoeten jongeren uit de gereformeerde gezindte elkaar heel intensief rondom de vragen van het kerkzijn en hun eigen daarmee samenhangende identiteit.

Zelf heb ik de beginjaren van deze studentenvereniging - zeg de tweede fase van de beginperiode - meegemaakt. We ontmoetten elkaar en bevraagden elkaar als studenten, komend uit de kring van de Gereformeerde Bond, de Gereformeerde Gemeenten, de Christelijke Gereformeerde Kerken en enkele kleinere kerkelijke groeperingen. Vragen rondom verbond en verkiezing, geloof en bevinding, het aanbod van genade, de verhouding van kerk en staat waren vaste punten op de agenda. Men ontdekte bij de ander, dat wil zeggen bij degenen, die tot een ander kerkverband dan het eigene behoorden, dingen die we niet wisten of vermoedden. Tegelijkertijd voelen we pijnlijk, bij alle overeenstemming in gevoelen over wezenlijke zaken of bij alle toenadering, die ook uiteraard groeien moest, de verdeeldheid van de gereforrneerde belijders. Juist ook in de beginjaren van de CSFR ging het veelvuldig over kerkelijke eenheid, vanwege de grote verscheurdheid.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat niet allen, die hun weg vonden naar de CSFR, congeniaal bleven met de kerken, waaruit ze kwamen, of breder nog de gereformeerde gezindte. Anderzijds zijn velen, die soms ook een verantwoordelijke plaats kregen in kerk en maatschappij, uitermate dankbaar voor de vorming, die ze in hun studentenjaren ontvingen middels de CSFR, alsook voor de blikverruiming naar anderen toe, die het gevolg was van de ontmoeting met elkaar. De wezenlijke ontmoeting vond vooral plaats in de bezinning rond aangelegen thema's, waarvoor leidinggevenden van de kerken van gereformeerd beginsel maar ook uit bredere kring als spreker werden gevraagd. Dat betekende op zichzelf ook een verkwikkende openheid binnen de gereformeerde gezindte als zodanig. De vereniging betekende iets voor die gezindte.

45 jaar verder

We zijn, na de oprichting van de CSFR, vijfenveertig jaar verder. De eenheid van gereformeerde belijders is niet dichterbij gekomen. Wat sindsdien wel plaatsvond was de vorming van de reformatorische zuil. Eén en andermaal hebben we daaraan in deze kolommen aandacht gegeven. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat de samenbundeling, de samenwerking op allerlei maatschappelijke terreinen soms de eenheid nog meer onder spanning heeft gezet in plaats dat deze werd bevorderd. Er zijn binnen de zuil weer allerlei subzuilen ontstaan. De organisatiedrift sloeg toe. De studentenvereniging CSFR wordt zo bijvoorbeeld ook al weer geflankeerd door andere studentenverbanden, zoals Depositum Custodi (Bewaar het Pand) en verbanden voor studerenden uit bepaalde kerken van gereformeerde confessie. De benaming bevindelijk-gereformeerd is ook ingevoerd om een scherpere profilering te geven van diegenen, die, althans in de daarachter liggende visie, tot de gereformeerde gezindte mogen worden gerekend.

Ter gelegenheid van het negende lustrum van de CSFR verscheen nu een feestbundel, getiteld 'Het brood dat wij breken - Om de eenheid van een verdeelde kerk'. Daarin staan lezenswaardige bijdragen. Ik noem hier vooral, met betrekking tot 'de kleine oecumene' als zodanig, de historische bijdrage van prof. dr. F. A. van Lieburg, 'Verdeeld en verzuild - De vaderlandse kerk en de gereformeerde gezindte van de 16e tot de 21e eeuw'. Een prachtig historisch doorkijkje!

Verder noem ik hier speciaal de bijdrage van drs. A. A. van der Schans, docent geschiedenis aan de Driestar te Gouda, getiteld 'Een merkwaardige paradox', over 'maatschappelijke samenwerking en kerkelijke verdeeldheid bij bevindelijk-gereformeerden'. Deze geeft namelijk een fundamentele doorkijk inzake de ontwikkelingen binnen de reformatorische zuil. Zelf behorend tot de Gereformeerde Gemeenten, die hij als het hart en de oorsprong van de zuil aanmerkt, gaat hij met name ook in op de plaats en de ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Gemeenten in de loop der jaren, waarbij hij overigens opmerkt, dat ontwikkelingen daar ook elders in de gereformeerde gezindte te signaleren zijn.

Voor de objectiviteit volgen hier een aantal wat langere afzonderlijke citaten, waar­ in ook de positie van de hervormde gereformeerden ter sprake komt. De citaten zijn mijns inziens wezenlijk om de ontwikkelingen inzake en binnen de reformatorische zuil in beeld te krijgen. We doen dit ook met name met het oog op een 'niet gepubliceerd appèl' uit de zeventiger jaren.

Zuil

'In sociologische zin spreken we vanaf de jaren zestig en zeventig van onze eeuw over de reformatorische zuil. De oprichting van het Reformatorisch Dagblad (RD) in 1971 zou ik willen karakteriseren als het duidelijkste beginpunt van de zogenaamde herzuiling, die voor een groot gedeelte ook een reactie is op de ontzuiling van de drie zuilen die aan het begin van de twintigste eeuw ontstaan zijn. Laat duidelijk zijn dat herzuiling wel een groot woord is, daar het zulke kleine groepen betreft. In dit artikel is het nodig inzicht te verschaffen in de oorzaken en gevolgen van deze eigentijdse zuilvorming, om de opstelling van de onderscheiden reformatorische kerken ten opzichte van deze ontwikkelingen te kunnen begrijpen. Hierbij is het van belang niet alleen te kijken naar de houding en plaats van deze kerken in dit proces, maar evenzeer verdienen de interne ontwikkelingen in de kerken die samenhangen met het genoemde herzuilingsproces, aandacht. Het is opvallend dat de zuil van de bevindelijk-gereformeerden interkerkelijk is - het oprichten en uitbouwen van eigen organisaties gebeurt immers interkerkelijk - , maar tegelijkertijd is bij het grootste kerkverband van bevindelijk-gereformeerde signatuur, de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), een tendens van het benadrukken van de eigen identiteit en isolementsdenken waarneembaar.'

Hervormden

'Het is soms vermakelijk te zien hoeveel moeite sociologen en anderen hebben, de hervormden, casu quo de hervormd-gereformeerden, in de reformatorische zuil te positioneren. Dit is wel verklaarbaar omdat het verschijnsel van verzuiling als zodanig, strijdt met de hervormde "ideologie" of het hervormde kerkgevoel. De leden van de Nederlandse Hervormde volkskerk belijden hun kerk als een planting Gods in de geschiedenis, die niet prijsgegeven mag worden vanwege het verbond met heel het volk. Omwille van dit verbond en gegeven haar positie in dit land in de geschiedenis kan zij daarom niet alleen het geheel vari de kerk niet opgeven, maar ook het geheel van de samenleving niet. Niet voor niets spreken hervormd-gereformeerden graag over de vaderlandse kerk. Vaderland en volk sluiten in dit verband het ontwikkelen van een eigen (organisatorische) identiteit en cultuur uit. Historisch komt de verzuiling grotendeels uit de Afscheiding en de Doleantie voort. Het afgescheiden denken domineerde bij Kuyper, en het afgescheiden denken domineert bij de bevindelijk-gereformeerden. A. A. van Ruler heeft het hervormdzijn mooi onder woorden gebracht: "De hervormden hebben - van nature zou men zeggen, om huns levens wil kan men ook zeggen - een sterk, althans een sterker zintuig behouden voor de mede-beslissende betekenis van het historische, het verbondsmatige. Het heeft ook geleid tot de spreekwoordelijke hervormde laksheid en traditionaliteit".' (...)

'Dat er in sociologische zin gesproken, in hervormde kring sprake is van binnenkerkelijke afscheiding, doet aan de bovenstaande beweringen over de verschillende positiebepalingen ten opzichte van de verzuiling, geen afbreuk. Zo hebben gereformeerde bonders en "gekrookte rieters" op het gebied van zending, het jeugdwerk en evangelisatie hun eigen organisaties. Ook het oprichten van christelijke scholen vanuit hervormde kring in het verleden hoeft niet in strijd te zijn met het principe van de gerichtheid op heel de samenleving, want idealiter bedoelden deze scholen, dorps-of volksscholen te zijn. Overigens waren er in de 19e eeuw in de Hervormde Kerk al verschillende organisaties van predikanten ontstaan. Hervormde gemeenten die een predikant beriepen hielden rekening met de organisatie waartoe hij behoorde of waarmee hij sympathiseerde. Er blijkt dus niets nieuws onder de zon te zijn.'

Gereformeerde Gemeenten

'Dat de Gereformeerde Gemeenten een spilfunctie zouden gaan vervullen bij de verdere uitbouw van de reformatorische zuil, is na deze korte historische schets over de oorsprong van de reformatorische zuil geen verrassing meer. Vanaf de oprichting van dit kerkgenootschap in 1907 hadden zich in deze kerk in de loop van de twintigste eeuw een aantal spanningen voorgedaan, die leidden tot verdere splitsing en versnippering. Het hoogtepunt van genoemde spanningen was de scheuring in 1953, overigens voorafgegaan door synodeuitspraken van 1931 en 1945, en de schorsing van ds. R. Kok in 1950. Deze synodale uitspraken waren zowel pogingen om bepaalde interne spanningen te kanaliseren en de Gereformeerde Gemeenten tot een eenheid te smeden, als markeringspunten in het geheel van de gereformeerde gezindte, teneinde de eigen theologische positiebepaling naar buiten toe te accentueren. Hoewel genoemde synodeuitspraken de jure (rechtens, red.) geen vierde belijdenisgeschrift zijn, functioneren ze de facto (feitelijk, red.) wel als zodanig. Zo heeft "de leer van 1931" kerkelijk gezag en dient deze om de identiteit van de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) naar buiten en naar binnen toe, te bepalen. Een aantal verenigingen die uitgaan van de verschillende Gereformeerde Gemeenten hebben in hun statuten vermeld dat de grondslag van de vereniging is verwoord in de Drie formulieren van Enigheid, zoals - en nu komt het - nader verwoord in de uitspraken van de Generale Synode in 1931 of in formuleringen van de leer die alles te maken heeft met de synode van 1953. Het moge duidelijk zijn dat "1931" pogingen tot samenwerking op kerkelijk gebied met andere denominaties uit de gereformeerde gezindte in verregaande mate bemoeilijkt.'

COGG

Een minder isolement-zoekende houding in de Gereformeerde Gemeenten uitte zich eind jaren vijftig en de jaren zestig in een grotere openheid naar andere kerken en interkerkelijke organisaties. Zo werd in 1957 in de consistorie van de Gereformeerde Gemeente van Gouda het Gereformeerd Convent in oprichting gestart. In 1963 werd dat omgezet in het Contactorgaan van de Gereformeerde Gezindte (COGG). Ds. A. Verhagen, die ook in de persoonlijke sfeer brede interkerklijke vriendschappen had, was één van de drijvende krachten hierachter. Later is ds. H. Rijksen nog een tijd voorzitter van het COGG geweest. Ook in de International Council of Christian Churches (ICCC) en in de revisie van de Statenvertaling door het NBG onder leiding van ds. W. L. Tukker participeerden de Gereformeerde Gemeenten op predikantenniveau. Terecht legt Zwemer (J. R Zwemer, die een dissertatie schreef over de bevindelijk-gereformeerden, red.) een relatie tussen het voorstaan van interkerkelijkheid en "evangelische" prediking. Een hoogtepunt van deze interkerkelijke samenwerking was het ongepubliceerde appèl van de zogenaamde contio, voortgekomen uit de Gereformeerde Gezindte Commissie van de CSFR. Dit appèl uit 1970, dat een vurig pleidooi voert voor het zoeken van en werken met elkaar, is in de Bijlage van deze bundel opgenomen (zie ook Globaal Bekeken, red.). Aan deze contio werkten onder andere de predikanten L. Huisman, R Blok, H. Rijksen en A. Vergunst op bestuurlijk niveau mee. Andere deelnemers onder de predikanten aan de contio waren vanuit de Gereformeerde Gemeenten J. van Vliet, R. Boogaard, F. Honkoop jr. en C. Harinck. Vooral ds. A. Vergunst was één van de stimulerende figuren achter de Gereformeerde Gezindte Commissie. Hij liep hiermee niet alleen ver voor de gemeentemuziek uit, ook een weigerachtige hoofdredacteur van De Saambinder, ds. K. de Gier, moest hij tegenover zijn medecontioleden in bescherming nemen, toen de hoofdredacteur het appèl, waarmee De Gier het inhoudelijk eens was, niet in De Saambinder wilde publiceren.'

Wending

'Het is frappant dat het hoogtepunt van de constructie van de reformatorische zuil samenvalt met een wending of reactie in het grootste en meest homogene kerkgenootschap van deze zuil, de Gereformeerde Gemeenten. Halverwege de zeventiger jaren wordt in dit kerkgenootschap een beweging in gang gezet die in de tachtiger jaren op volle sterkte komt. De directe aanleiding van dit keerpunt is de "Goudse kwestie" (1974-1978). Ook anderen hebben er terecht op gewezen dat dit conflict rond ds. Van Gelder een gelegenheid is geweest om de richting die zich kenmerkte door een ruime aanbod-van-genade-prediking, een open houding naar anderen en een neiging naar interkerkelijk denken, een halt toe te roepen. Als student in Gouda heb ik deze tumultueuze jaren van nabij meegemaakt, en reeds toen begrepen dat niet alleen de persoon en de prediking van de toenmalige Goudse predikant de wezenlijke inhoud van het conflict was, maar een botsing tussen twee richtingen in het kerkgenootschap. Het evangelisch-gezindte Gouda was onder de prediking van ds. H. Rijksen te duidelijk uit het gareel van het kerkverband gaan lopen. Samen met ds. L. Huisman en in mindere mate met de in 1961 overleden ds. J. W. Kersten, timmerde H. Rijksen nogal aan de weg, maar deze predikanten hebben nooit de breedte van het kerkvolk vertegenwoordigd. Middenfïguren als ds. A. Vergunst en ds. K. de Gier, vrijwel de enige anderen in het kerkgenootschap die in de jaren zeventig publiekelijk leiding gaven, deden dat meer.'

Isolatie

'Het benadrukken van het eigene in de Gereformeerde Gemeenten heeft geleid tot een toenemend isolationisme. De al genoemde "Haamstede-conferenties" worden steeds minder door predikanten uit dit kerkverband bezocht en gezamenlijke kerkdiensten met anderen zoals op Hervormingsdag zijn in nogal wat gemeenten afgeschaft. Bepaalde gebeurtenissen onder interkerkelijke vlag, zoals bijeenkomsten van IRS en Woord en Daad zijn al dan niet synodaal tot "verboden gebied" verklaard. De CSFR ligt zwaar onder kritiek. Op 18 mei 1995 werd een themaavond door de Cursus Godsdienst Onderwijs (CGO) georganiseerd over de plaats en de identiteit van de Gereformeerde Gemeenten. Alle sprekers en forumleden, ds. A. Moerkerken, ds. C. J. Meeuse, ds. R Mulder en ds. B. van der Heiden zagen sinds de jaren zeventig een "beweging" in het eigen kerkverband die gericht was op overgang naar de Nederlandse Hervormde Kerk, wat algemeen als een groot gevaar gezien werd. Overigens constateerde men in eigen kring in positieve zin de toenemende tendens tot afgrendeling der kerkelijke grenzen.'

Appèl

Tot zover de analyse van Van der Schans. Zoals gezegd, de ontwikkeling die hier geschetst wordt, raakt de gereformeerde gezindte in haar geheel. Men kan zich afvragen of een appèl, zoals vijfentwintig jaar geleden werd geformuleerd door genoemde commissie, die beoogde 'het gesprek tussen de kerken aan te wakkeren' (nogmaals: zie Globaal Bekeken in dit nummer), vandaag nog (zo) opgesteld zou kunnen worden. De reformatorische verzuiling heeft ook de eigen profilering van kerken en groeperingen bevorderd, alsook toenemende versmalde verzuiling, als doel op zichzelf. En daarom is samenwerking met toenemende kerkelijke verdeeldheid een innerlijke tegenstrijdigheid.

De vraag mag intussen ook worden gesteld - en wordt in deze bundel ook gesteld - hoe de geestelijke welstand is binnen de gezindte als geheel. Drs. Van der Schans wijst op de moderne cultuur 'met zijn verschijnselen van individualisme, hedonisme (genotzucht, v.d.G.) en het zedelijk verval van ons volk', die een nog veel grotere aanklacht en bedreiging vormt dan de interne ontwikkeling van de reformatorische zuil als zodanig.

Dat verval gaat aan geen kerk of groepering voorbij, ook aan de reformatorische zuil zelf niet. 'Het meer en meer-ontbreken van kinderen Gods als identificatiefiguren wordt in bevindelijke kring gezien als belangrijkste symptomen van verwereldlijking', zegt Van der Schans. En het is juist dat geestelijk leven - zo vervolgt hij - dat zich niet laat bepalen door zuilvorming.

In toenemende mate kennen kerken uit de Gereformeerde Gezindte ook een jongerenprobleem. Het RD geeft daar de laatste tijd ruim aandacht aan. De vraag kan derhalve prangen hoe het gereformeerde vandaag nog kan en zal worden overgedragen op de komende generatie. Maar vooral dringt dan de vraag of bij ouderen nog zichtbaar wordt de praktijk der godsvrucht, voortkomend uit de vreze des Heeren. Wanneer die er is zal er ook herkenning zijn over kerkmuren heen. Dat zal ten diepste het geestelijke bindmiddel zijn, dat ook voor de jongeren aanstekelig zou kunnen werken. Als er nog ooit iets komen zal van kerkelijke eenheid dan zal ook geestelijke eenheid beleefd dienen te worden.

De bundel van de CSFR geeft op tal van punten intussen aanzetten tot een ook vandaag noodzakelijke bezinning. Samenwerking binnen de reformatorische zuil vormt immers een 'merkwaardige paradox', met de grote verdeeldheid van en binnen de kerken; een verdeeldheid, die in de loop der jaren eerder is toegenoemen dan afgenomen.

De CSFR heeft dunkt me niet meer die voor velen verrassende en oog-openende functie, die ze in de beginjaren had. Maar de onderhavige bundel laat zien, dat het nog om dezelfde zaken gaat. Als zodanig mag de CSFR er nog steeds wezen! En dat voorin de bundel de recent opgestelde ecclesiologische consensus van het COGG is opgenomen is tekenend.

N.a.v. IXe lustrumcommissie van de CSFR (red.), Het brood dat wij breken - om de eenheid van een verdeelde kerk, uitgave Boekencentrum, Zoetermeer, 176 pag., ƒ 29, 90.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Over de merkwaardige paradox van verdeeldheid en samenwerking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's