Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zorg om de rechte Bijbelvertaling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zorg om de rechte Bijbelvertaling

11 minuten leestijd Arcering uitzetten


Tijdens een studieweek van de Gereformeerde Bond voor theologische studenten heeft dr. J. Hoek de hoop uitgesproken, dat de Nieuwe Bijbelvertaling breed aanvaard zal worden.Hij gaf studenten gelijk, die de vraag opwierpen of het gebruik van de Statenvertaling in de gemeenten nog wel te handhaven is. Dan "kun je gemeenteleden net zo goed vragen meteen Hebreeuws en Grieks te leren ", aldus dr Hoek. Hij heeft goede verwachting dat de Nieuwe Bijbelvertaling die momenteel door het Nederlands Bijbelgenootschap in voorbereiding is, oplossing zal bieden. "Het is een schande dat sommigen nu reeds in de pers hebben geschreven dat 'het wel niks zal worden'. Laten we hopen dat die vertaling na een eerlijke beoordeling breed aanvaard wordt."
Aldus dr. Hoek volgens het verslag in het Nederlands Dagblad van 23 augustus. Het is te vrezen, dat dr. Hoek wat achter loopt. Hij bekritiseert de mensen die reeds de verwachting hebben uitgesproken dat "het wel niks zal worden" en hij hoopt op een eerlijke beoordeling.
Daar hopen wij ook op. Maar dan zal het ten eerste maar de vraag zijn, naar welke maatstaf er beoordeeld wordt. Wie iets beoordeelt, heeft een bepaalde norm, waaraan hij datgene wat
beoordeeld moet worden, toetst. Hebben wij dezelfde norm? Laten we het maar zeggen met de woorden van Johannes Bogerman in de Dordtse Synode. Het gaat erom, "dat men ook in de Nederlandse taal God zou kunnen horen spreken". Dat is onze norm. Wie dat zegt, belijdt daarmee tegelijk wat onze Nederlandse Geloofsbelijdenis in de artikelen 2 tot 7 uitspreekt over de heiligheid en de Goddelijkheid van het Woord des Heeren, de Goddelijke oorsprong en majesteit van deze onfeilbare regel van geloof en leven, en de totale tegenstelling met enig mensenwoord, alsmede de
noodzaak van het getuigenis des Geestes in onze harten, om dat Woord als Gods Woord recht te kunnen verstaan. Zo legde Bogerman de norm, "dat men ook in de Nederlandse taal
God zou kunnen horen spreken". Is het nog mogelijk, om naar die norm te oordelen? In de zojuist verschenen informatie-brochure nr. 6 over de NBV "Een vrome wens" laat dr. S. J. Noorda, de voorzitter van de begeleidingscommissie, duidelijk merken, dat hij niet gediend is van "dat type vertaalkritiek dat voorgeeft een concrete vertaling te beoordelen, maar in feite de gevolgde vertaalstrategie kritiseert". Men dient een vertaling te beoordelen "binnen het kader van haar eigen doelstelling" (blz. 3). Dat is duidelijke taal. Hij schrijft wel, dat hij een "constructieve kritische
discussie wil" wil, maar de gevolgde vertaalstrategie kan niet meer ter discussie staan.
Met andere woorden, de wezenlijke beslissingen ten aanzien van de NBV zijn al gevallen bij het begin van het vertaalwerk. In de "Vertaalprincipes", gepubliceerd in voorjaar 1993, liggen de uitgangspunten, wil men, de vertaalstrategie vast. De leus werd toen aangeheven, dat men "gevrijwaard van de voogdij van de theologie" dit vertaalproject ter hand nam, en dat men ging
vertalen, "niet belast door dogmatische en andere leerstellige vooronderstellingen". Maar wij wezen reeds in Standvastig van juni 1993 aan: "Genoemde Vertaalprincipes zijn zeer zwaar theologisch geladen. Maar dan wel door een verderfelijke theologie, die niet wenst te buigen voor het gezag van het 'Zo spreekt de Heere'." Vertaalprincipes die niet de Goddelijke inspiratie van de Schriften centraal stellen, maar wel alle ruimte laten voor de toepassing van Schriftkritiek. Waar was toen de brede discussie? Het heeft er veel van weg, dat velen die nu vol verwachting uitzien, toen hebben geslapen. Het is onbegrijpelijk, dat er dan nu schande wordt geroepen over degenen die op grond van kennisneming van de Vertaalprincipes toen al zeiden, dat dit vertaalproject hun vertrouwen
niet kon hebben. Men legge zelf de Vertaalprincipes naast wat de kerk van het Woord Gods belijdt.
En laat het eenvoudige volk des Heeren maar getuigen of het waar is, dat de taal van de Statenvertaling zo moeilijk is, dat je "gemeenteleden net zo goed kunt vragen meteen Hebreeuws
en Grieks te leren". Wij bagatelliseren de moeilijkheden op dit gebied niet. Maar wat hier gezegd wordt, raakt kant nog wal.'
 


De aanleiding tot dit artikel is een commentaar van de hand van de heer L. M. P. Scholten in het septembernummer van Standvastig, het officiële orgaan van de Gereformeerde Bijbel Stichting. Mijn reactie komt wat laat, maar ik kreeg het betreffende blad dan ook pas onlangs door bemiddeling van anderen onder ogen. Om helder te krijgen waarover het gaat citeer ik het commentaar van Scholten in zijn geheel (zie bovenstaand kader).

De ethiek van de journalist

Om te beginnen moet mij van het hart dat de ethiek van de journalistiek door de heer Scholten met voeten getreden wordt, terwijl hij vanuit zijn jarenlange ervaring bij het dagblad 'Trouw' toch beter moest weten. Je kunt toch niet reageren op een verslag van een discussie in een krant zonder eerst na te gaan of de zaken daarin juist zijn weergegeven? Scholten had zich eerst met mij in verbinding moeten stellen. Ik zou hem dan graag de door mij op de Studieweek van onze studenten gehouden lezing hebben toegezonden. Verder zou ik de in het Nederlands Dagblad geciteerde uitspraken in hun context hebben kunnen zetten. Indien Scholten het teveel moeite zou hebben gevonden mij op te bellen, zou het passend zijn geweest het betreffende nummer van Standvastig mij toe te zenden. Ik had er dan niet via anderen kennis van behoeven te nemen. Mooier nog zou zijn geweest als hij mij had uitgenodigd in zijn blad aan te geven wat ik nu werkelijk heb gezegd en bedoeld.

De ethiek van de christen

Nog zwaarder dan het journalistieke beroepsethos weegt de ethiek van de christen. We mogen ons niet schuldig maken aan 'achterklap', waarbij we iemand verdacht maken en zijn goede naam aantasten zonder hem tot verdediging in staat te stellen. De Heidelbergse Catechismus stelt in zondag 43 bij de uitleg van het negende gebod 'dat ik niemand lichtelijk en onverhoord oordele of helpe veroordelen... ook mijns naasten eer en goed gerucht naar mijn vermogen voorsta en bevordere'. Ik zou dan ook hebben verwacht dat de heer Scholten zich tien keer had bedacht voordat hij de conclusies publiek maakte die hij na eerste lezing van het verslag in het ND kennelijk meteen heeft getrokken. Hij is geen vreemde in het kerkelijk leven in ons land. Hij kan weten dat ik in alle kerkdiensten die ik leid, gebruik maak van de Statenvertaling. Dat is ook het geval in mijn publicaties. Dan kan het toch nooit zo zijn dat ik zou menen dat het gebruik van de Statenvertaling in de gemeenten niet meer te handhaven is? Het tegendeel is het geval: ik ben een warm voorstander van handhaving van de Statenvertaling!

Wat is gezegd en bedoeld

In mijn lezing voor de studenten heb ik gepoogd enkele kernen van de gereformeerde traditie aan te geven. Verder ben ik ingegaan op de leefwereld van jongeren in onze tijd en op de uitdaging om de gereformeerde traditie eigentijds en verstaanbaar te vertolken. In de discussie die op de lezing volgde, kwam onder meer de bijbelvertaling ter sprake. Sommige studenten gaven aan dat de jeugd steeds meer moeite krijgt met de taal van de Statenvertaling. Veel woorden begrijpt men niet meer, het hele taalveld werkt vervreemdend, zo werd opgemerkt. Geconstateerd werd voorts dat het gebruik van 'Het Boek' sterk opdringt in hervormd-gereformeerde kring. We spraken er met elkaar onze zorg over uit dat Het Boek, - wat toch geen vertaling is, maar een parafrase - , in de praktijk in plaats van de Bijbel komt. Dat er een Parallelbijbel is verschenen komt aan dit bezwaar zeker tegemoet, maar we moeten op onze hoede blijven dat in onze kringen, waar de Nieuwe Vertaling van het NBG als het ware overgeslagen is, nieuwere uitgaven zonder slag of stoot worden binnengehaald.

Maar we zijn er ook niet met tegen 'Het Boek' te protesteren. In dat verband heb ik gezegd dat het geen juiste weg is om de gemeente dan maar een opfriscursus in 17e eeuws Nederlands te geven of steeds langere verklarende woordenlijsten achterin de bijbeluitgaven te plaatsen. In uiterste consequentie zou je dan eigenlijk de gemeente Hebreeuws en Grieks moeten gaan leren, zodat ze de Bijbel in de grondtalen kunnen lezen. Nu is het een beetje flauw van de heer Scholten om daartegenover te stellen dat 'het eenvoudige volk des Heeren' de Statenvertaling wel verstaat. Dat zal waar zijn bij gelovigen die met de Statenvertaling zijn opgegroeid. Maar ik ken jongeren en ouderen die ook tot 'het eenvoudige volk des Heeren' behoren, maar die van jongs af aan anders gebekt zijn. De taal van de 17e eeuw is hun taal niet. Moeten ze die dan echt eerst gaan leren voordat ze de Bijbel goed kunnen lezen?

Welke weg dan wel?

Het zou mooi zijn, zo verzuchtte ik tijdens die discussie, wanneer de nieuwe bijbelvertaling 2002 zo verantwoord zou zijn dat hij breed aanvaard zou kunnen worden. We zouden zo'n nieuwe bijbelvertaling, waaraan door een brede kring van geleerden wordt gewerkt en waarbij ook rechtzinnig gereformeerde theologen betrokken zijn, niet bij voorbaat negatief moeten benaderen. We zouden hem een eerlijke kans moeten geven. Het is een 'schande' als mensen zonder enige kennis van zaken zo'n nieuwe vertaling op voorhand verwerpen, alleen maar omdat hij in deze tijd tot stand is gekomen. Die uitdrukking 'schande' is in spreektaal gebezigd en zou ik in een afgewogen artikel niet hebben gebruikt. Ik heb er ook zeker de GBS niet mee op het oog gehad. Deze stichting zal immers voorlopige beoordelingen op bestudering van de gepubliceerde vertaalprincipes hebben gefundeerd en niet zomaar in het wilde weg hebben gesproken.

Naar mijn opvatting kunnen we op grond van wat over de vertaalprincipes is bekend gemaakt de vertaling 2002 niet negatief beoordelen. Zeker, er is gesteld 'dat geen dogmatische en andere leerstellige vooronderstellingen het vertalen mogen belasten'. Dat wil volgens mij zeggen: vertalen is vertalen. Je mag de grondtekst niet anders weergeven dan wat er letterlijk staat omdat je dat vanuit een dogmatische vooringenomenheid beter zou uitkomen. Je mag bijvoorbeeld Johannes 3:16 niet vertalen met: Alzo lief heeft God de uitverkoren wereld gehad...', want dat woordje 'uitverkoren' staat niet in de grondtekst.

Het Woord van God moet voor zichzelf spreken en mag niet dogmatisch gemuilkorfd worden. Dat lijkt mij geheel in overeenstemming met het reformatorische 'Sola Scriptura'. door de Schrift allee.

Ook na kennisname van de 'vertaalprincipes' voor de vertaling 2002, is er nog geen reden om deze Nieuwe Vertaling op voorhand negatief te beoordelen. Of het een aanvaardbare vertaling zou zijn, moet blijken uit de teksten zelf zodra die beschikbaar zijn. Ik hoop dat het een verantwoorde vertaling zal blijken te zijn, maar acht het onverantwoord om bij voorbaat gebruik ervan te propageren. Nogmaals: het moet nog blijken. Met Scholten ben ik het van harte eens: criterium is of ook van zo'n nieuwe vertaling gezegd kan worden wat ds. Bogerman indertijd opmerkte: 'dat men ook in de Nederlandse taal God zou kunnen horen spreken'. Bogerman bedoelde daarmee overigens.eigentijdse Nederlandse taal. De Statenvertalers hebben niet het Nederlands van de 13e eeuw gebruikt, maar van hun eigen tijd, de 17e eeuw. Zij zullen ook zeker niet bedoeld hebben dat met hun vertaling voor altijd het laatste woord gezegd was.

Geen afscheid van de Statenvertaling

Nu zou iemand nog kunnen denken dat ik een pleidooi gevoerd heb om de Statenvertaling niet langer te gebruiken wanneer een acceptabele nieuwe vertaling is verschenen. Ook dat is geenszins mijn bedoeling. Ik denk eerder aan een nieuwe Parallelbijbel waarin naast een verantwoorde nieuwe vertaling ook de Statenvertaling, wat mij betreft in de GBS uitgave, is opgenomen om zo naast elkaar gebruikt te worden. Het is ook heel wel mogelijk dat de vertaling 2002 helaas toch niet verantwoord blijkt te zijn. In dat geval zou ik pleiten voor een grondige revisie van de Statenvertaling in de lijn van de 'editie Tukker', maar dan met ingrijpender actualisering van het taalgebruik.

De Statenvertaling is door de eeuwen heen tot rijke zegen geweest en zal dat ook blijven tot aan de jongste dag. Maar onze zorg is dat jongere generaties onnodige belemmeringen ondervinden bij het verstaan van Gods boodschap. Dat moet ons aangrijpen, want er is toch alles aan gelegen dat het goede neiuws van God overgedragen wordt aan mensen in deze tijd. Dat is het werk van de Heilige Geest, maar daarbij worden wij met onze verantwoordelijkheid voor 100% ingeschakeld. Ook met onze verantwoordelijkheid voor een zuivere en verstaanbare vertaling.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1996

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Zorg om de rechte Bijbelvertaling

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1996

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's