Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een machtige Voorbidder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een machtige Voorbidder

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Wat ook mij aangaat, het zij verre van mij dat ik tegen den HEERE zou zondigen, dat ik zou aflaten voor ulieden te bidden.' 1 Samuel 12 : 23

Wonderlijke tekstwoorden zijn het van Samuel de profeet, de priester, de richter van het volk Israël. Immers vlak van tevoren had Samuel nog tot God gebeden om het oordeel over zijn volk vanwege hun zonden. En zo gaf de Heere juist in de dagen van de tarwe-oogst donder en regen zodat de oogst mislukte en het volk zou weten dat hun kwaad groot was. Zij hadden de HEERE als hun Koning verworpen en een mens verkoren tot hun koning. En nu? Nu horen zij de donder. Zij zien de regen die hun oogst verwoest. Maar nu gevoelen zij het ook: dit is Gods oordeel over onze zonden. Wij zijn kinderen des toorns. Hun ogen gaan open voor de diepten van hun zonden en ellenden en uit die nood roepen ze tot Samuel: Bid toch voor uw knechten tot de HEERE, want wij hebben gedaan wat kwaad is in Zijn oog. Hier wordt dus Israels gebed gedragen door een ootmoedige schuldbelijdenis.

Wat is dat nodig, ook voor ons! Als wij niet die diepten hebben leren kennen en zó niet hebben leren bidden, dan is ons bidden eigenlijk geen bidden, ons geloof geen geloof, dan is heel onze godsdienst een stank voor God.

Het ware bidden wordt geboren in de diepten van het schuldverslagen hart. 'Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken en laat ons wederkeren tot de HEERE. Laat ons onze harten opheffen tot God in de hemel, zeggende: HEERE, wij hebben overtreden en wij zijn wederspannig geweest en daarom hebt Gij niet gespaard en ons niet toom bedekt' (Klaagliederen 3).

Zó mag immers een bevende zondaar komen tot een toornig God vanwege de zonden, maar ook een God, Die lust heeft in het behoud van een bevende zondaar.

Zó wordt het toch geleerd door de bediening van de Heilige Geest, Die overtuigt van zonde en van gerechtigheid en van oordeel, maar Die ook is de Geest der genade en der gebeden. Hij werkt in het hart de rouwklacht, maar ook het ootmoedig smeekgebed. En zó ontspringt daar de vonk van het geloof. Want dat is immers geloof: waar een zondaarsvolk aan zichzelf leert wanhopen, maar leert hopen op de genade van God in Christus Jezus. En waar Gods Geest ook maar een kruimeltje, een vonkje geloof opwekt, daar slaat uit de ziel een vlam naar buiten: de vlam van het gebed. Dan wordt de Heere gerechtvaardigd: HEERE, UW oordelen zijn recht, maar daar is toch bij U vergeving, opdat Gij gevreesd wordt? En zie nu: aan zulke bevende smekelingen wil zich openbaren een middelaar, een pleitbezorger, een voorbidder.

Al het volk ging tot Samuel, de biddende priester, biddend voor zijn volk als een hemeltolk. Daarin mag Samuel een voorbeeld zijn van de Meerdere Samuel, die biddende Hogepriester voor Gods aangezicht, juist ook als hij zegt: Wat ook mij aangaat, het zij verre van mij dat ik tegen den HEERE zou zondigen, dat ik zou aflaten voor ulieden te bidden!

Wel, dat moet toch een heerlijk ogenblik voor Samuel geweest zijn, als het volk door schuldbesef getroffen en verslagen tot hem komt en hem smeekt om voor hen te bidden. Dat was toch zijn ambt, zijn heerlijke roeping van 's hemelswege.

Het zou een zonde zijn tegen de Heere als hij voor dat volk niet priesterlijk zou bidden. Nu is daar echter een Voorbidder, nog oneindig groter dan Samuel. Een grote Hogepriester, Die door de hemelen is doorgegaan en Die daar voor het aangezicht van Zijn Vader gedurig verschijnt met Zijn bloed en Die daar leeft om voor Zijn volk te bidden. Hoeveel meer is Zijn bede waard dan het bidden van Samuel. Zegt de Heere niet van Zijn Christus: 'Ziet, Mijn Knecht, Die ik ondersteune, Mijn Uitverkorene, in Dewelke Mijn ziel een welbehagen heeft. Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven. Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen'.

Gods ellendigen mogen het weten: als de schuld u aanklaagt, daar is een Voorbidder, Die niet zal aflaten voor u te bidden! Als u geen penning hebt om te betalen: daar is een Voorbidder, Die voor Gods aangezicht verschijnt met Zijn bloed. Als u het niet meer kunt vasthouden, horen we Paulus zeggen: ik weet, Wien ik geloofd heb en dat Hij machtig is mijn pand bij Hem weggelegd te bewaren! Want daar is een Voorbidder, Die altijd leeft om voor Zijn volk te bidden.

Als de discipelen smeken: Heere, vermeerder ons het geloof!, dan is daar die Voorbidder Die zegt: Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude!

Hij is het, Die recht en grond heeft om voor Zijn ellendig volk alles van de Vader te bidden wat zij nodig hebben voor tijd en eeuwigheid. Tijdelijke weldaden: leven, gezondheid, kracht, vruchtbaarheid. Maar bovenal eeuwige weldaden: zelfkennis. Godskennis, Christuskennis, verzoening van de schuld, vrede bij God, eeuwige gerechtigheid en zaligheid. Hij heeft het alles met bloed betaald. Wel, dat wij dan leren het alles te verwachten van de zoen- en kruisverdienste van die grote Voorbidder. Samuel mocht als type een prediker zijn van die machtige Voorbidder, Jezus Christus, Die daar staat met Zijn offer en Zijn zoenbloed waarin de schuld versmelt, de toorn wordt geblust en de glimlach van Gods liefde en genade op het aangezicht van de Vader wordt opgewekt. Om Christus' wil schouwt Hij de ongerechtigheid in Jacob niet aan en ziet Hij geen overtreding in Israël.

Neen, zó kon Samuel niet bidden. Dat wachtte nog op dat dierbaar zoenbloed.

De Heere zegt dan ook: 'Al stond Mozes en Samuel voor Mijn aangezicht, zo zou Mijn ziel tot dit volk niet wezen' (Jer. 15). Maar de Meerdere Voorbidder zegt: 'Vader, Ik weet dat Gij Mij altijd hoort; en om der schare wil heb Ik dit gezegd!' De apostel wekt ons dan ook op: 'Dewijl wij dan zo'n grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen is doorgegaan, zo laat ons met vrijmoedigheid toegaan tot de Troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd!' (Hebr. 4).

Gezegend, zó te mogen bidden, ziende op die grote Hogepriester, die machtige Voorbidder.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1996

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Een machtige Voorbidder

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1996

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's