'Zijn naam is Heer der Heeren'
Psalmen op de akker
De omgeving van Gorinchem is vlak en weids: weilanden, akkers, sloten en weteringen, rietkragen en wilgen. Het moet een halve eeuw geleden nog veel weidser zijn geweest. Het is een landschap dat als vanzelf de bekende regels van Marsman oproept:
Denkend aan Holland
zie ik brede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan.
Daar, in dat vlakke landschap bij Gorinchem werd een 'lied' geboren, een gedicht dat spreekt van een 'arm land'. De dichter is een man die land en volk gebeukt en vernederd ziet door tirannie. Midden in de oorlogsjaren, rondlopend in de omgeving van Gorinchem, komen bij hem herinneringen boven aan het ouderlijk huis, ook de psalmregels die zijn vader zong op de akker, en zo onstond 'Het lied'.
Het lied
Hier is de weg, een hooge boomenrij
waaiert langszij geluiden over 't water,
als je links afslaat door de weiden staat er
achter de wilgen een kleine boerderij.
Mocht je de stem der rietzoom niet verstaan
dan zal de akker je 't verhaal vertellen
en wie niet hooren kan, ziet naar de helle
witblonde schepen van de karavaan
der wolken. De lage horizonnen
verleenen toegang tot een eindeloos verschiet,
ik werd geboren in dit vrij gebied
en wat nu levend wordt is hier begonnen.
Mijn vader zong er psalmen op de akker,
mijn moeder in de keuken 't zelfde lied,
en wat men zoo ontvangt, dat sterft niet
en als het slaapt wordt het toch eens weer wakker.
Mijn land, arm land, dit lied wil ik u leeren,
mijn vader zong 't tot troost voor ieder volk, dat lijdt:
Bereid den weg, in Hem verblijd.
die door de vlakke velden rijdt,
zijn naam is Heer der Heeren...
Het gedicht is een schitterend getuigenis van de ontuitwisbare betekenis van een doorleefde christelijke opvoeding. Die kostbare erfenis kan ver weggezakt zijn, maar toch:
[...] wat men zoo ontvangt, dat sterft niet
en als het slaapt wordt het toch eens weer wakker.
De dichter van deze regels is H. M. (Henk) van Randwijk, geboren in 1909 in Gorinchem en overleden in 1966 in Purmerend. Een begaafd mens, met name ook met de pen, maar ook zeer gecompliceerd en ongrijpbaar, en in diverse opzichten zeer omstreden.
Gerechtigheid
In de periode voor de Tweede Wereldoorlog, zo tussen 1930 en 1940, behoorde Van Randwijk tot de kring van protestantschristelijke literatoren rond het tijdschrift Opwaartsche Wegen. Het is de groep waartoe onder anderen behoorden: Muus Jacobse (= K. Heeroma), Gerrit Kamphuis, Willem de Mérode, Hein de Bruin, J. K. van Eerbeek en C. Rijnsdorp. Hij hoorde erbij, zij het ook toen al niet helemaal: de invloed van Karl Barth en de doorbraakgedachte deed zich ook toen reeds gelden.
Hij kwam uit een orthodox gereformeerd gezin. Zijn vader was tuinder, die inderdaad werkte 'op de akker'. Van huis uit hervormd, werd deze door zijn huwelijk lid van de Gereformeerde Kerk. Maar hij kon het in die kerk niet vinden. Hij had een afkeer van Kuyper en diens opvatting van de veronderstelde wedergeboorte.
Men heeft hem wel getypeerd als een Kohlbruggiaan met 'een brok piëtisme'. Zijn kinderen hield hij voor: 'Je moet bekeerd worden, ook de gedoopte kerkmens, er moet een wonder aan je gebeuren'. Een vroom man, maar ook met iets rebels in zich. Hij had oog voor het sociale onrecht, binnen en buiten de kerk, en hij verzette zich ertegen.
Henk van Randwijk is van dat milieu weggegroeid, maar is er nooit geheel los van gekomen. 'Het lied' getuigt daarvan. Ook dat rebelse vinden we bij hem terug, maar dan wel in veel heviger mate dan bij zijn vader.
'Gerechtigheid' is het sleutelwoord van leven en werk van Van Randwijk. Het is de lijn die door zijn poëzie loopt - zijn enige dichtbundel is Op verbeurd gebied (1934), maar ook daarna schreef hij zo nu en dan, nog wel een gedicht - , door zijn roman Burgers in nood (1935) over de werkloosheid in de crisisjaren en de roman Een zoon begraaft zijn vader (1938), door zijn verzetspoëzie - zijn naam als verzetsman was Sjoerd van Vliet - en door zijn vele journalistieke artikelen die een aanvang namen in de oorlogsjaren bij het als verzetskrant begonnen Vrij Nederland. Zijn bekendste 'geuzenlied' is 'Celdroom' en de kernregel ervan is: 'Gerechtigheid zal wederkeren'. Zijn radicaliteit en onwrikbaarheid spreken ook uit de dichtregels die hij schreef voor een oorlogsmonument:
Een volk dat voor tirannen zwicht,
Zal meer dan lijf en goed verliezen,
Dan dooft het licht.
Van Randwijk was van mening dat vele christenen verkwanselden wat God hun had gegeven. Daarom sprak hij van 'verbeurd' gebied, de titel van zijn dichtbundel. In deze bundel vinden we het gedicht 'Gij zegt...', met als kerngedachte dat God anders is en anders wil dan vele christenen zeggen en doen.
Gij zegt...
Gij zegt,
wie aan Mijn hand zal gaan,
die is gewis een goede reis begonnen.
Ik ben zijn licht, meer dan de zon
en heller dan bij nacht de maan;
Mijn vrede zal beschuttend staan
waar stalen pantsers zouden breken.
Ik schep het land. Ik leid de beken.
Ik ben een koele schaduwlaan.
Maar weet Gij dat in Uwe naam
volkeren zijn verdelgd,
en dat de man die in zijn rijkdom zwelgt
zich achter U reinigt van schuld en blaam?
Duizenden roepen en vergaan,
wij die U daaglijks misverstaan
verkwanselden Uw goed.
- Ik ben de Held die niemand kan verslaan.
- Ik ben het Lam dat bloedt.
Een zoeker
Van Randwijk ging een richting in waarin we hem niet willen volgen - de Partij van de Arbeid en buiten de kerk - , maar hij bleef een zoeker. Colijn zag hij als hoofdvertegenwoordiger van een harteloze christelijke politiek. Dominee Buskes, die hij in Amsterdam leerde kennen, kon hij wel waarderen, ook in zijn preken. Tegen hem kon hij ook zeggen, na een discussie met felle kritiek op de kerk: 'Maar jullie moeten toch doorgaan'. En aan hem kon hij rond 1960 schrijven: 'Ik blijf God zoeken'. Buskes, die zijn begrafenisdienst leidde, typeerde hem als een 'ongelovige gelovige'.
Dat zoekende element vinden we ook in 'Naklank', een kerstgedicht in de bundel Op verbeurd gebied, dat eindigt met de woorden 'zoekende voeten in de straten van Bethlehem'.
Naklank
Als de engelen naar den hemel weggevaren zijn,
even de luchten vol licht,
even de boomen vol schijn
en bliksemt de nacht in hun duitendkleurigen gloed,
dan heeft zich Gabriel aan 't hoofd van Gods leger gesteld,
en aarzelend deze tijding boven de sterren gemeld:
- Uw liefde stortte omlaag als een zingende waterval,
de sferen droegen Uw licht, wij zongen, en bogen al
luisterende en zochten een antwoord op Uw stem...
- nacht...
en wat zoekende voeten in de straten van Bethlehem.
Immanuël
Het is duidelijk: Van Randwijk kon het in de gevestigde kerk, de kerk als instituut, niet vinden. Christenen waren voor hem veelal te ver weggegroeid van het 'worden als een kind'. Het ging hem, naast vele andere dingen die hem bezighielden, ook om 'zelfde wegen als de kindren gaan', zoals het gedicht 'Terugkeer' vertolkt.
Terugkeer
Ik droomde U in de wind en in de voorjaarsregen
en in de nachten als het maanlicht scheen
en als het groen ontsproot zag ik U langs de wegen
en als een zeilend schip stil in de mist verdween,
een vreemde wandelaar. Maar waar ik U ontmoette
boog ik het hoofd niet, want ik was nog kind
en wist dat Gij de kinderen begroette
gelijk een man een lang ontbeerde vrind.
Sinds werd ik ouder - Achter een dwaze waan
verdoolde ik, tot mijn vermoeide voeten
weer zelfde wegen als de kindren gaan.
Maar nu beangst U nogmaals te ontmoeten,
ben ik, een beedlaar, langs Uw pand gaan staan
en prevel zacht de woorden die mij riepen,
dat Gij vergeven zult, en dat voortaan
Gij met mij gaan wilt zoo wij vroeger liepen.
Duidelijk is dat Van Randwijk onder geweldige spanningen heeft geleefd. Spanning ook tussen geloof en ongeloof. Was hij een gelovige ongelovige of een ongelovige gelovige? Het uiteindelijke oordeel daarover is niet aan ons.
Wel is één ding opmerkelijk. Met name in het geschreven woord kon Van Randwijk een opvallend getuigenis geven. Buskes zei het eens zo: 'Ik zie het zo, dat hij zich in zijn poëzie heeft willen bevrijden. Dat hij pas en juist in zijn gedichten waarlijk, geloofde'. Zoals ik een predikant wel eens heb horen zeggen: 'Ik heb het preken nodig'.
En zo kon het ook gebeuren dat Van Randwijk, die fel tekeer kon gaan tegen de 'bourgeoiskermis' en de 'middenstandskermis' rond Kerstmis waaraan ook christenen meedoen, openlijk in Vrij Nederland schreef:
'[Het] geloof is een rare sprong uit de zogenaamde realiteit naar een volstrekt ongemotiveerd gebeuren aan het begin van onze jaartelling, de geboorte van Jezus... Dit leven is meer dan een sprookje. Ik geloof in de oude christelijke interpretatie ervan: Immanuël, God met ons.'
In het huidige Vrij Nederland zullen we woorden van deze strekking niet meer aantreffen...
Het doorgegeven lied
In 'Het lied' schreef Van Randwijk: 'wat men zoo ontvangt, dat sterft niet'. Hij wil zijn arm, verdrukt volk een lied leren. Zo geeft hij door wat zijn vader zong op de akker en zijn moeder binnenshuis:
Bereid den weg, in Hem verblijd,
die door de vlakke velden rijdt,
Zijn naam is Heer der Heeren...
Van Randwijk: ongrijpbaar, onnavolgbaar (in diverse betekenissen), soms ook onaanvaardbaar. Het uiteindelijke oordeel is aan een Ander. En die Ander is in zijn poëzie aanwezig: 'Zijn naam is Heer der Heeren...'. Is dat niet de centrale notie van kerst?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 december 1996
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 december 1996
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's