Belijdenis met mond en hart
Een enkel ja-woord
Het is weer bijna zover. In de komende weken zult u ze weer voor in de kerk zien staan. Jongeren, maar vaak ook ouderen, die in het openbaar belijdenis des geloofs afleggen. Een indrukwekkend gebeuren. Voor familieleden maar niet minder ook voor de gemeente. Afhankelijk van het aantal lidmaten klinkt daar weer heel wat keren dat kleine woordje: ja. Een klein woordje maar groot van betekenis. Hoe is er heengeleefd naar het moment om dat te kunnen zeggen en ook om het te horen. Achter dat zo vaak gebruikte woord in ons dagelijks spraakgebruik gaat op dat moment, in dat gewijde uur, heel wat schuil. Een enkel woord maar diep van inhoud!
Topje van de ijsberg
Je zou dat kleine woordje kunnen vergelijken met dat topje van de ijsberg dat boven de waterspiegel uitkomt maar waaronder die gigantische ijsberg schuilgaat. Dat jawoord strekt zich immers uit over het hele leven van die persoon. Er wordt een bevestiging gegeven op de vragen die de hele persoon raken wat het hart en de mond betreft, wat het leven van zondag en doordeweeks betreft, wat het leven in al zijn wisselingen en wederwaardigheden betreft. Kortom, dat ja-woord bestrijkt het hele veld van alle situaties en verbanden waarin die persoon zich bevindt en nog zal bevinden. Ü voelt wel aan dat het gewicht van dat luttele woordje zeer groot is. Het is nogal wat om ja te zeggen. Het impliceert niets minder dan een leven dat dat jawoord waarmaakt in de praktijk van alle dag.
Mond en hart
Wie belijdenis des geloofs aflegt staat daar als mens met een mond die meer zegt dan dat ja-woord op dat moment en met een hart dat meer in zich om voelt gaan dan op dat ogenblik van dat ja-woord. Dat maakt dat kleine woordje, wat daar bevestigend uitgesproken wordt, juist zo gewichtig en inhoudsvol. We voelen wel aan dat het er op aan komt hoe dat ja-woord gestalte krijgt in het leven van alle dag. Natuurlijk gaat het er om dat in die ure van het belijdenis-doen, daar voor in de kerk, het jawoord uitgesproken wordt met de mond en met het hart. Maar er is meer dan dat moment. Er is meer dan die heerlijke zondag waarop alles zo indrukwekkend en plechtig overkomt. De dagen daarna gebruiken we onze mond op allerlei andere manieren. De weken daarna dragen we datzelfde hart met ons om waar van alles en nog wat op afkomt. Hoe doen we dan belijdenis met mond en hart? Wat zegt onze mond dan als het aankomt op het belijden van het geloof? Wat belijdt ons hart dan in de wirwar van vragen die op ons afkomen?
Hetzelfde zeggen
Om op deze vragen in te kunnen gaan is het goed om eerst eens vast te stellen wat eigenlijk de grondbetekenis is van het bijbelse woord 'belijden'. Wellicht is ons dat wel bekend. In ieder geval kan het Griekse woord voor belijden: 'homologein' vertaald worden met: 'hetzelfde zeggen, naspreken'. Denk maar aan een klein kind dat praten leert. Moeder zegt een bepaald woord en het kind brabbelt dat, vaak nog nauwelijks verstaanbaar, na. Zo is belijden eigenlijk op de keper beschouwd het nazeggen, het naspreken van het voorgespelde Woord van God. Niet voor niets heet een bekend boek onder ons dat gaat over belijdenis, doop en avondmaal: 'Amen en beamen'. Op het amen van de doop, het amen op de beloften Gods die betrouwbaar zijn en ons tegemoet komen in het Woord van God, mag het amen van het geloof volgen. Het beamen van het Woord Gods in zijn veroordeling en vrijspraak, in het belijden van het geloof en in het gaan naar de tafel des Heeren. Kortom, belijden met onze mond en ons hart is het naspreken, weliswaar heel schuchter en onvolmaakt, van datgene wat God ons voorspelt.
Met de mond
Laten we ons eerst richten op de belijdenis met onze mond. Op hoeveel manieren gebruiken we onze mond niet? Op ons werk, op die verjaardagsvisite, op die vergadering, in de opvoeding van onze kinderen, kortom, op heel wat momenten in ons leven. Wat zeggen we dan? Wat zegt onze mond dan belijdend? Spreken we op die momenten het Woord van God na? Zeggen we hetzelfde als wat God zegt? Dat zijn gewichtige vragen. Wellicht werpen we tegen dat we toch niet hoeven te preken. We kunnen toch niet voortdurend over het Woord van God spreken. En misschien dat er ook nog tegengeworpen wordt dat we de tijd niet mee hebben. Mensen zitten echt niet te wachten op zulk spreken.
Toch zou ik graag een pleidooi willen voeren voor een belijdend spreken. Nee, niet dat we heel de dag aan het preken zijn, maar wel dat we onze woorden doortrokken laten zijn van Gods Woord. Dat we in ons spreken herkenbaar zijn als belijdende christenen. In dit verband moet ik denken aan iemand die vanuit een ander deel van Nederland een gesprek voert met enkele inwoners van ons land waar hij op dat moment is. Al heel snel verraadt een bepaalde tongval dat hij uit een andere streek van Nederland komt. Een Fries in Zeeland is herkenbaar aan zijn spraak en een Zeeuw in Friesland kan zijn achtergrond ook niet verloochenen. Zou het zo ook niet moeten zijn met ons spreken als christenen? In ieder geval mogen wij in ons spreken onze achtergrond niet verloochenen. En zeker mogen onze woorden niet haaks staan op de Woorden Gods. Belijdend spreken houdt in dat we in ons dagelijks spraakgebruik het Woord van God naspreken. Nee, niet letterlijk, maar wel naar haar diepste intentie.
Iemand die in zijn spreken anderen kleineert of onteert, is zeker niet iemand die het Woord van God naspreekt. Dus daarom ook geen belijdend christen. Iemand die anderen bedriegt en gemeen bejegend, is niet iemand die het Woord van God beaamt. Dus daarom ook geen belijdend christen. Nu, we voelen wel aan dat belijdenis met onze mond meer is dan dat jawoord voorin de kerk. In de praktijk van alle dag komt het aan op een gebruik van onze mond waarin we het Woord van God naspreken.
Met het hart
Zoals we weten is er ook de taal van ons hart. Niet alleen met onze mond spreken we, maar ook met ons hart. Natuurlijk is dat niet op dezelfde manier hoorbaar als het spreken van onze mond. Toch is daar onmiskenbaar de taal van ons hart. Wie een klein beetje zichzelf kent weet van dat spreken van zijn diepste zijn. Dat innerlijk van ons reageert op een heel bijzondere manier op dat spreken van God in ons leven. Laten we maar direct zeggen dat dat hart van ons niet naadloos aangelegd is op dat spreken van God. Integendeel. Ons hart kent zijn twijfels en weerstanden rond dat spreken van God. Als ons spreken met de mond al zo vaak haaks staat op dat Woord van God, laat staan het spreken van ons hart. Ons hart is van huisuit een bunker van verzet tegen dat gezaghebbend spreken van God. In ons hart is er vaak de aanvechting en de bestrijding. De Vorst der duisternis die steeds roet in het eten gooit. Ons hart dat heen en weer geslingerd wordt tussen hoop en vrees. Zou er voor mij nog wel genade zijn? Ben ik eigenlijk wel een kind van God? Klaagt mijn levenswandel me niet zo aan dat ik nog wel mag delen in de vergeving der zonden? Nu, onmiskenbaar vragen die ook op de bodem van uw en jouw hart leven. Dat is de taal van ons hart ook al zitten we elke zondag keurig onder het Woord van God. Nu komt het in die weerbarstige werkelijkheid van ons bestaan aan op het belijden van het geloof met ons hart. Ja, met dat hart wat zo haaks staat op dat heilig spreken van God. Het gaat er om dat we in weerwil van alles dat Woord van God leren naspreken. Dat ons hart hetzelfde leert zeggen als het Woord Gods. Dat Gods Geest, Die immers werkt door het Woord, met onze geest, met dat innerlijk waar zoveel aanvechting en bestrijding is, getuigt, onweerlegbaar, dat we kinderen Gods zijn. Dat is geloofsbelijdenis doen, elke dag weer opnieuw, met ons hart. Niet alleen voorin de kerk, maar alle dagen van ons leven. Elke keer weer opnieuw belijden, ondanks ons weerbarstige hart: 'Heere, ik geloof, maar kom mijn ongelovigheid te hulp'.
Samen op
Het zal duidelijk zijn dat zulk belijden van mond en hart een eenheid vormt. Het één kan er niet zijn zonder het andere. Hoe zou er een belijdend spreken kunnen zijn met de mond zonder dat daar het hart bij betrokken zou zijn. Dat kan niet. Ja, het kan wel, maar dan is het mond-christendom. Een oppervlakkig christendom zonder een hartelijke, innige betrokkenheid op het Woord Gods. Wat geestelijke napraterij. Maar niet een samen met mond en hart naspreken van het Woord Gods. Wat met de mond beleden wordt moet immers wel eerst in het hart geweest zijn. Anders is het maar een uiterlijk vemisje. Laat onze belijdenis met de mond daarom gelijk op mogen gaan met een belijdenis met het hart.
Dat geldt overigens ook andersom. Hoe zou er sprake kunnen zijn van een innerlijke betrokkenheid op het Woord Gods zonder dat daar de mond bij betrokken is. Dat zou een anoniem-christendom worden. Geen durf om er voor uit te komen. Valse schaamte om met de mond te belijden wat er in het hart leeft. Niet hardop durven te bidden. Op het werk niet durven te spreken over hoe het Woord van God je de afgelopen zondag bemoedigd heeft. Dat kan toch niet. Waar het hart vol van is daar loopt de mond toch immers van over. Laten er in deze tijd toch jongeren en ouderen mogen zijn die niet alleen voorin de kerk hun hart bloot geven maar ook op de werkvloer, in de kantine, op de zusterpost, in de collegezaal en waar dan ook.
Meer dan ja alleen
Afsluitend mogen we concluderen dat belijdenis-doen meer is dan het ja-woord uitspreken op die bewuste zondag. Het gaat om de belijdenis van het geloof in de vele verschillende situaties van ons leven. In dat gesprek met de afdelingschef over het eventuele werken op zondag maar ook op die avondmaalszondag waar de vrijmoedigheid om aan te gaan zo ver weg kan zijn. Kortom, achter die belijdeniszondag opent zich een wereld waar het er op aankomt om dat ja-woord waar te maken met onze mond en met ons hart. Om met het hart te geloven ter rechtvaardigheid en met de mond te belijden ter zaligheid. (Rom. 10 : 10) Dat kan alleen ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Laat onze mond en ons hart vervuld mogen zijn met Zijn genade.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1997
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1997
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's