Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geeft gij hun te eten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geeft gij hun te eten

6 minuten leestijd

'Maar Hij, antwoordende, zei tot hen: eeft gij hun te eten.' (Markus 6 : 37a)

1. Een onmogelijke opdracht

'Geeft gij hun te eten.' Hoe kan Jezus het zeggen? Ze zijn in een woeste plaats. De mensen zijn Hem gevolgd zonder na te denken over eten en drinken. Ze blijven maar luisteren. Nu valt de avond en er is niemand die gegeten heeft. De discipelen denken: laten ze zich haasten om de bewoonde wereld te bereiken eer het donker wordt. Laten ze eten kopen, ieder voor zich. Dat is nu wat Jezus niet wil. Het evangelie wordt niet gepredikt om aan te horen en weer uit elkaar te gaan en over te gaan tot de orde van de dag. Het evangelie wil gehoord worden, bewaard worden in het hart, beleefd en geleefd worden, zichtbaar worden in de harten en levens van mensen. Daarom: 'geeft gij hun te eten'.

Hoe zouden wij kunnen? We hebben niet om uit te delen. Met zo'n opdracht hebben we onze armoede voor ogen en we kunnen niets daartegen doen. We hebben geen brood. Hoe wil Jezus met deze mensen eten, terwijl er geen eten is?

Het is een vreemde opdracht die Jezus geeft. Hij doet dat wel meer. Hij leidt ons op wegen, die wij niet willen. Hij brengt ons in situaties, die wij niet begeren. Hij vraagt dingen, die we het liefst ver van ons afhouden. 'Geeft gij hun te eten', voedsel voor het lichaam, een deel van uw rijkdom, maar er is geen geven aan. Als we alles kwijt zijn, zijn er nog hongerigen. De armoe in de wereld krijgt je er niet mee weg. Voedsel ook voor de zielen, woorden van het eeuwige leven. Wie kan ze spreken dan God alleen? Het is voor ons een onmogelijke opdracht, om het evangelie te verkondigen in een wereld, die niet luisteren wil. In een gemeente, waarin wij precies dezelfde weerstanden, twijfels, harde harten, ongelovige zielen tegenkomen als waar ook ter wereld. In moedeloze buien verwacht de prediker geen vrucht, verwacht de gemeente geen vernieuwing, verwachten wij niets van de Heere.

We zien onze armoede, onze zondigheid tegenover de heilige God, de onmogelijkheid om Hem te dienen, en we zeggen: die opdracht kan niet.

2. De opdractit afgewezen

We hebben geen geld om brood te kopen. Het is te laat op de avond. Er is nauwelijks eten hier. Er zijn teveel mensen. We zijn machteloos. Maar ze vergeten, dat Jezus de opdracht gaf. We kunnen wel snel zeggen: dit of dat kan niet. Is dat wel zo? Is iets onmogelijk bij de Heere? Hoe gaan we met Zijn woorden en met Zijn gaven om? Gehoorzaam of ongelovig? Er zijn vele tegenwerpingen mogelijk en elk is in zichzelf dodelijk.

'En de scharen zagen hen heenvaren en velen herkenden Hem.' Dan kun je besluiten, ondanks dat je Hem ziet, thuis te blijven. Dat kost de minste moeite. Je hoeft niet bezig te zijn met Zijn Woord. Blijven waar je bent.

Velen doen anders. 'Zij herkenden Hem en liepen gezamenlijk te voet van alle steden daarheen en kwamen hun voor, en gingen samen tot Hem.' U wilt de Heere volgen. U wilt in de kerk zijn, om de woorden van de Heere Jezus te horen. U wilt Zijn werken zien. Maar als de beproeving komt, de honger, haakt u dan af? We gaan niet langer mee.

Wie blijft, krijgt honger. Dan kunnen we zelf om brood gaan, zoals de discipelen voorstellen. Ondanks het gebod van de Heere Jezus gaan we ons leven vullen met van alles en nog wat. Met wat we zelf hebben verdiend en gekocht. Ook dan missen we het wonder.

'Geeft gij hun te eten.' We gaan tussen de mensen zitten en wachten af wat er gebeurt. Dan komt het brood, maar u eet niet. U vertrouwt het niet. Is dat werkelijk brood, is het wel echt? Als die mensen daar bij de wonderbare spijziging zo gedaan hadden, we zouden zeggen: die mensen zijn dwaas. Wat doet u zelf, als Zijn Woord tot u komt? Doet u niet meer dan toekijken? Want u wilt uzelf niet totaal overgeven aan Hem. Misschien stelt u het uit, elke keer opnieuw, en u blijft waar u bent, in uw zonden, in uw verlorenheid. U laat de Heere praten wat Hij wil, maar u luistert niet. De discipelen luisteren niet. Dan dwingt Jezus ze.

3. De opdraclit vervuld

Hij zorgt er Zelf voor. Hij ziet de grote schare. Hij wordt 'innerlijk met ontferming bewogen over hen' en Hij blijft bewogen. Daarom predikt Hij Zijn Woord en daarom geeft Hij ze te eten. Met zijn ogen vol liefde kijkt Hij naar onze toestand. Hij roept ons tot bekering en gehoorzaamheid. Hij zoekt het leven voor ons. Hoe is het ter wereld mogelijk dat we Zijn liefde zouden weerstaan? !

Hij ziet onze onwil om al ons vertrouwen in Hem te stellen. Juist daarom komt Hij met die onmogelijke opdracht. Dan zullen we zien wie we zonder Hem zijn. Dan zullen we zien waar ongeloof en ongehoorzaamheid ons brengen. Met z'n allen honger lijden en misschien wel omkomen in de woestenij. Daaraan is een zoveel te erger omkomen verbonden: omkomen onder de toorn van God over ons ongeloof en ongehoorzaamheid.

Jezus geeft Zijn opdracht om tot gehoorzaamheid te brengen. Hij maakt het onmogelijke mogelijk. Hij zorgt Zelf voor eten. Hij zorgt voor alles: liefde voor liefdelozen, gerechtigheid voor onrechtvaardigen, wijsheid voor dwazen, voedsel voor hongerigen, verzoening voor vijanden van God.

Om tot gehoorzaamheid te brengen laat Jezus ons onszelf schamen. 'Geeft gij hun te eten.' Je weet niet hoe. Luister maar, maak de voorbereidingen, verwacht Mijn hulp. Hier is het brood, neem het aan en deel het onder elkaar. En zie nu toch, ondanks zichzelf mogen zij uitdelen. Ze geven werkelijk aan de duizenden brood en vis. En dan zien ze het. Het is niet ons werk, maar het werk van de Heere.

Dat is de wonderbare spijziging. Dat is de prediking van het evangelie. Christus vraagt niet of wij er klaar voor zijn, of we het wel willen. Hij geeft het. Maar wat zult u nu doen? Komt u met tegenwerpingen, uw leven lang, of vraagt u: wat wilt U dat ik doen zal? We horen Hem nooit zeggen: honger lijden. Hij nodigt tot de wateren van het heil; laat ze niet weglopen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Geeft gij hun te eten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's