Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

W. J. Ouweneel, De vrijheid van de Geest, Bijbelstudies bij de Brief van Paulus aan de Galaten. Uit. Medema, Vaassen 1997, 488 blz., ƒ 49, 95.

­ Dr. W J. Ouweneel schreef een fors en alleszins instructief boek over de brief van Paulus aan de Galaten; bijbelstudies waarin heel de brief in korte perikopen successievelijk wordt behandeld. Elke bijbelstudie begint met een eigen vertaling, daarna de vermelding van enkele tekstvarianten (in de grondtekst) en grammaticale kanttekeningen. Daarna de uitleg, vers voor vers, afgesloten met een reeks noten waarin nader wordt ingegaan op de betekenis van een aantal Griekse grondwoorden die in de perikoop voorkomen. Een uitvoerige bibliografie aan het slot van het boek nodigt uit tot verdere studie.

Deze studie is gelijktijdig in het Duits verschenen (vertaling door mevr. Barbara Reuter), evenals eerder Ouweneels commentaren op Hebreeën en Openbaring. De schrijver dient zijn werk aan als geschreven vanuit evangelicaal-bijbelgetrouw standpunt, maar wil tevens dieper ingaan op historische en grammaticale aspecten van de tekst dan dit in het algemeen het geval is in de bijbeluitleg van de kant van behoudende christenen.

Mijns inziens is hij er - niet minder ook door het laatstgenoemde - volledig in geslaagd om 'een redelijk leesbare tekst over te houden'. De lezer wordt een duidelijk beeld gegeven van de historische achtergronden van de brief van Paulus aan de Galaten. De geadresseerden zijn volgens Ouweneel te zoeken in het zuiden van de toenmalige Romeinse provincie Galatië (Pisidië, Lycaonië).

Wel kan men, zoals ondergetekende, met de schrijver van mening blijven verschillen over de vraag, of deze brief van Paulus vóór of na het Apostelconvent (Hand. 15) is geschreven (Ouweneel meent het laatste en verbindt Gal. 2 met Hand. 15 en niet met Hand. 11 : 30). O.i. echter blijft het vreemd - gelet op zijn strijd tegen het 'Judaïsme' - , dat Paulus in de brief dan met geen enkel woord rept over de tijdens dit apostelconvent genomen besluiten.

Graag wil ik deze ferme en gedegen studie van Ouweneel die m.i. geheel 'on line' is met de uitleg van de brief aan de Galaten in de gereformeerde traditie en die niet meegaat met nieuwe opvattingen (als die van E. P. Sanders b.v.), aanbevelen. Ik heb zijn boek met veel instemming gelezen en noem het graag een goede gids voor elke Bijbelonderzoeker, vooral voor predikanten en voorgangers die zich met de overdracht van de apostolische boodschap mogen bezighouden. Mij trof bijzonder de wijze waarop Ouweneel bij zijn uitleg van Gal. 2 : 20 zowel het heilshistorische (het kruis van Golgotha) alsook het heilsordelijke aspect (de 'Damaskus-ervaring') bijeenhoudt. M.i. moest hij dat net zo sterk gedaan hebben bij Gal. 3 : 24v (blz. 225), waar in de Uitdrukking 'als het geloof gekomen is' de subjectieve ervaring van de gelovige niet kan worden buitengesloten.

Aansluitend aan deze indrukwekkende uitleg van Galaten, volgen nog enkele aanhangsels in het boek van Ouweneel. Daarin wil hij blijkbaar vooral een aantal theologische lijnen doortrekken naar onze tijd. Eerlijk gezegd, vind ik echter, dat hij met aanhangsel 3 en 4 behoorlijk roet in het eten van zijn eigen fraaie uitleg van Galaten strooit.

In aanhangsel 3 over de rechtvaardiging uit geloof bestrijdt hij (o.a. blz. 433-437) met zoveel woorden de Calvijnse en klassiek gereformeerde leer van de toerekening ('toekenning') van Christus' actieve zowel als Zijn passieve gehoorzaamheid aan de wet in de weg van het geloof (zie o.a. H.C. zondag 23; NBG, art. 22). Hij ontkent, dat de rechtvaardiging door het geloof ook te maken heeft met de toerusting van Christus' actieve gehoorzaamheid aan de wet ('iustitia aliena'). 'De wet komt aan onze rechtvaardiging helemaal niet meer te pas' meent Ouweneel.

Ik denk, dat Kohlbrugge daar met Ouweneel wel eens goed de degens over had willen kruisen. Hoe kan immers de rechtvaardigheid Gods (inderdaad met Ouweneel uit te leggen als een eigenschap van Gods wezen, blz. 427) ooit ons deel worden dan doordat deze als plaatsvervangende voldoening aan Gods heilig recht (= de wet van Sinaï) in Christus tot stand is gebracht? Een tweede punt is wat Ouweneel te berde brengt in aanhangsel 5. Daarin oefent hij zware kritiek op de zgn. gereformeerde verbondstheologie. 'De verbondsleer is in het calvinisme geheel uit haar voegen geraakt' (blz. 467). Iemand als Darby had die verbondsleer niet nodig, hoewel ook hij b.v. niet direct een tegenstander van de kinderdoop was (blz. 476).

Voor zover ik zie, is echter - wat er ook in de zgn. gereformeerde verbondstheologie ooit over is gezegd - het verbond niet maar een notie in de Heilige Schrift, maar het draagvlak van het O.T. zowel als van het N.T. en kan met dit centrale Schriftwoord beter de eenheid van de Schrift (één in wezen, verschillend in bediening) worden vastgehouden dan dit in de beschouwingen van Ouweneel het geval is.

Eén blik in een concordantie kan ons daar reeds van overtuigen. Niet minder ook wat Paulus over deze dingen schrijft o.a. in 2 Kor. 3 en in Gal. 4 : 24vv. Ik zou zo'n bijbelse verbondsleer niet ingeruild willen zien voor een bedelingenleer a la Darby.

Ik heb er dan ook mijn twijfels over, of Ouweneel die eenheid van de Schrift wel voldoende verdisconteert. Gelet op wat hij schrijft over 'de gelovigen in het O.T. die niet en die van het N.T. die wel zonen van God zijn (blz. 195); gelet op het feit, dat hij van 'de belofte van de Geest' zegt, dat zij 'strikt genomen niets met Abraham in rechtstreekse zin te maken heeft' (blz. 194); en gelet op het feit, dat hij de wet van Christus ziet als iets dat boven die van Mozes uitgaat (blz. 446).

Alleen vanuit die eenheid van de Schrift (het verbond dat één in wezen is, hoewel verscheiden in bediening) is ook de schriftuurlijke basis te vinden voor het goed recht van de kinderdoop. Terecht o.i. schrijft Ouweneel (anti-Loonstra; blz. 288, 303), dat Paulus niet in vrijblijvende associaties a la de rabbijnen van zijn dagen met teksten van het O.T. omging. Ik zou nog een stap verder willen gaan en zeggen, dat Paulus ook in Galaten exact weergeeft wat het O.T. ons verkondigt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's