Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk of afscheiding (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk of afscheiding (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Woord

Voor de kerk van Rome was en is het ambt wezenlijk bepalend voor het kerk-zijn: waar de bisschop (paus) is, daar is de kerk. Anders gezegd, éérst de kerk en dan hét Woord. En daarmee spreekt de kerk het (laatste) Woord (Roma locuta, causa finita - Rome heeft gesproken, de zaak is beëindigd). De Reformatie verschoof het accent van het ambt naar het Wóórd: waar het Woord is, daar is de kerk! Ofwel, éérst het Woord en dan de kerk! En daarmee schépt het Woord de kerk.

En op deze wijze wordt het kardinale verschil in kerkopvatting aangegeven tussen tussen Rome en de Reformatie. Tegelijk het kardinale geschil en het eigenlijke geding tussen de Reformatie en Rome.

Bij Rome is de kerk van primaire betekenis en bij de Reformatie is het Wóórd van primair belang.

Luther bracht dit aldus onder woorden: 'Het gehele leven en wezen van de kerk is in het Woord van God (Tota vita et substantia ecclesiae est in verbo Dei)'. De kerk noemt hij de 'dochter Gods', die door het Woord verwekt wordt.

Het is niet Gods Woord, omdat de kerk dit zegt, maar omdat Gods Woord gesproken wordt, daarom is er de.kerk.

Waar nu het Woord gepredikt, geloofd, beleden en zo ook gedaan wordt, daar kan men er niet aan twijfelen, dat daar ook de ware heilige algemene kerk is (ecclesia sancta catholica).

En daarmee belijdt Luther dat het Woord van God alle misvattingen van en in de kerk en omtrent het kerkbegrip te boven gaat en er boven staat. Als de duivel al een 'duizendkunstenaar'(Tausendkuenstiger) is, dan moet het Woord Gods meer dan een 'honderdduizendkunstenaar'(Hunderttausendkuenstiger) zijn. Het behoort immers tot 'de heerlijkheid van het Woord' (gloria verbi), dat het zich aan geen enkele autoriteit bindt. Het Woord van God is daarmee het behoud van de kerk en behoudt zelf de kerk ('Verbum Dei conservat Ecclesiam Dei'). En de continuïteit van de kerk wordt aldus gefundeerd door de continuïteit van het Woord! Bij het Woord behoort ook het sacrament, en daarmee is het mede wezenlijk bepalend voor het kerk-zijn. En daarom kan Luther het ook zó zeggen: 'Waar men ooit doop, brood en evangelie ziet, daar zal men er niet aan twijfelen, dat daar de kerk is'. Daarmee is dan tegelijk aangetoond, dat ook de respons of het positief reageren op Woord en sacrament voor Luther mede een ingrediënt is van het kerk-zijn, al is deze dan van secundaire betekenis.

Ook al zou die positieve reactie nog 'sluimerend' zijn: 'Waar doop en evangelie-prediking zijn, daar zijn heiligen, daar behoeft niemand aan te twijfelen, ook al zouden die heiligen slechts kinderen in de wieg zijn. En die heiligen zijn de kerk!'

Ook bij Calvijn is de kerk eveneens de kerk van het Woord. Wél is het zo, dat hij dan de kerk daarbij onmiddellijk en nadrukkelijk verbindt met het ambt. En ook voor hem behoort de geestelijke respons daar wezenlijk bij. De kerk is daar te vinden, waar Gods Woord zuiver bijbels-ambtelijk gepredikt en gelovig aangehoord wordt. Daarom kan Calvijn ook zeggen, dat de kerk vooral ook de kerk van het Woord én van het gelóóf in het Woord is.

En Calvijn laat dan vooral de nadruk vallen op de plaatselijke kerk. Daar gebeurt het. Daar geschiedt het heil. Daar maakt het Woord heilsgeschiedenis, dan wel daar wordt 'de Bijbelse heilsgeschiedenis' transparant. Heilshistorisch gezien geschiedt het heil 'van boven af, maar kerkhistorisch gezien geschiedt het heil 'van onder op'!

En daaruit volgt weer voor Calvijn, dat waar het Woord verkondigd wordt, dat daar de voor de kerk wezenlijke beslissingen vallen, en niet in de vergaderingen van de kerk.

Men mag de kerk bij Calvijn dan ook nooit verlaten, zolang Woord en sacrament daar nog (plaatselijk) zuiver worden bediend: 'Wat wij zeggen, dat de zuivere bediening van het Woord en het zuivere gebruik in de bediening van de sacramenten een pand en teken is, dat wij die gemeenschap, waarin beide aanwezig Lijn, veilig als een ware kerk kunnen aanvaarden, daarvan gaat de betekenis zo ver, dat die kerk nooit verworpen mag worden, zolang ze daarbij blijft, ook als is ze overigens vol van fouten'.

Onzichtbaar

Tegenover Rome stelt Calvijn niet de zichtbare kant van de kerk, maar juist haar onzichtbare geestelijke karakter, centraal. Vandaar dat hij juist het geestelijke karakter van de kerk gaat benadrukken. Van stonde aan valt bij Calvijn alle nadruk op de kerk als het lichaam van Christus, dat dan tegelijk bij hem de vergadering van alle uitverkorenen is.

En deze onzichtbare kerk dient wél te worden onderscheiden van de zichtbare kerk, maar dan toch zó dat ze onverbrekelijk elkaars componenten zijn dan wel wezenüjk bij elkaar behoren.

De onzichtbare kerk kan niet zonder zichtbaarheid ofwel zonder de zichtbare kerk. En daarin sluit Calvijn zich aan bij Luther.

Zichtbaar

Voor Augustinus is deze zichtbaarheid van de kerk zelfs een wezenskenmerk van de kerk. Omdat de liefde principieel niemand uitsluit, is ze daarom wereldwijd dan wel katholiek.

De katholiciteit van de kerk is daarom voor Augustinus vóór alles een begrip dat behoort bij de zichtbare kerk.

De kerk van Rome heeft deze augustiniaanse zienswijze verabsoluteerd, reden waarom zij de zichtbare gestalte van de kerk benadrukte, die daarmee het enige en exclusieve heilsinstituut werd. Daarbij verenigden de bisschop en de sacramenten de heilsgestalte van de kerk in zich. Deze verabsoluteerde kerkleer liet geen nadere nuancering meer toe in een zichtbare en onzichtbare kerk.

Luther stelde hier tegenover, dat de kerk geestelijk en onzichtbaar van aard is. Maar daarmee is de kerk voor hem toch niet onherkenbaar. Als Luther de verhouding van de zichtbare en onzichtbare kerk beschrijft, dan doet hij dit onder het beeld van twee concentrische cirkels.

Calvijn, die aanvankelijk ook heel sterk het geestelijk karakter van de kerk benadrukte en in het verlengde daarvan haar onzichtbaarheid, begon gaandeweg toch steeds meer te beseffen dat dit geestelijke een zekere zichtbaarheid niet uitsluit. Deze ontwikkelingsgang bij Calvijn heeft alles te maken met de fronten, waarop hij te strijden had. Tegenover Rome poneerde hij krachtig de onzichtbaarheid van de kerk, en later tegenover de Dopers de zichtbaarheid van diezelfde kerk.

Soms lijkt er bij hem een zekere ambivalentie te bestaan tussen zichtbare en onzichtbare kerk, maar dit dient toch te worden verstaan vanuit het existentieel geladen twee-polige krachtenveld; waarbinnen Calvijn niet aflatend theologisch en kerkelijk-praktisch bezig is.

De kerk met haar ambten, sacramenten en tucht behoren, gezien de plaats waar hij deze zaken behandelt in zijn Institutie, niet tot de eigenlijke geloofsleer. In tegenstelling tot de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waar de kerk wél wordt beleden in het kader van de heilsleer. Het lijkt er op dat de kerk daarmee bij Calvijn een meer tweederangs plaats gaat innemen en een meer instrumenteel karakter gaat aannemen. Maar het komt mij voor, dat Calvijn genoemde zaken daarmee niet degradeert tot 'uiterlijke hulpmiddelen', die, ofschoon van gewicht, er toch maar een beetje bijhangen, zoals letterlijk in zijn Institutie, maar dat dit 'aanhangsel' een 'opwaardering' is van de zichtbare kerk. In het geheel van zijn verbondstheologie - te denken valt dan met name aan zijn leer en de plaats van de Heilige Doop - komt dit 'Institutie-aanhangsel' met een grote boog toch weer terecht midden in zijn geloofsen heilsleer.

Immers voortdurend blijft Calvijn er zich voor inzetten de onzichtbare en de zichtbare kerk als de twee gestalten van de éne kerk op elkaar te betrekken.

In zijn latere theologische ontwikkelingsgang krijgt de zichtbaarheid van de kerk bij hem zelfs de gestalte van een moeder, die door Woord en sacrament Gods kinderen in haar schoot ontvangt, baart en voedt (zie de belangwekkende studie van dr. C. Graafland - Kinderen van één moeder. Kampen 1989, Reformatiereeks). Zoals wij God tot een Vader hebben, zó hebben wij de kerk tot onze moeder! En daarmee grijpt Calvijn terug op de traditie van de kerk bij monde van Cyprianus.

In onze Nederlandse Geloofsbelijdenis art. 27-29 wordt in één geestelijke adem gesproken over de onzichtbare en de zichtbare kerk, dan wel (omgekeerd) over de zichtbare en de onzichtbare kerk.

Waar men in de praktijk van het kerkelijk leven de één boven de ander prefereert, separeert men wat God heeft samengevoegd. Zichtbare kerk en onzichtbare kerk zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden, op straffe van spiritualistisch of platonisch (waarbij het zichtbare er niet of minder toe doet), maar niet bijbels, bezig te zijn.

En daar heeft dé of een kerkelijke afscheiding altijd, alles wezenlijk mee te maken. Niet dan tot eigen schade en schande.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Kerk of afscheiding (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1997

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's