Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Stipendium Bernardinum (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Stipendium Bernardinum (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Stipendium Bernardinum van 1761-1811

I. STUDEREN IN UTRECHT

Sinds lange tijd studeren Hongaarse studenten in Utrecht. Toen tijdens de Contrareformatie in de 17e eeuw de geloofsvervolging van protestanten in Hongarije tot grote hoogte steeg, schoot de Staten-Generaal te hulp. Grote bekendheid kreeg de actie van de Hollandse admiraal Michiel de Ruyter. Hij bevrijdde in 1676 Hongaarse predikanten die in Napels als galeislaaf dienden. In Utrecht werden in de 18e eeuw uit legaten verschillende fondsen voor Hongaren gevormd, waaronder het Stipendium Bernardinum.

Daniel Bernard

Wie was Baniel Bernard? De herkomst van de familie Bernard is niet met zekerheid vast te stellen. Zeker is, dat in de 17e eeuw leden van de familie in Frankenthal terecht zijn gekomen. Het doopregister van de Nederlandse gemeente te Frankenthal vertelt ons dat Daniel op 22 oktober 1676 gedoopt werd. Hij had een oudere broer Paulus en een jongere zus Johanna Charlotte. In de winter van 1688/89 moesten ze wegens oorlogsgeweld uit Frankenthal vluchten. Ze gingen naar Amsterdam waar familie woonde. Vermoedelijk heeft Daniel Bernard daar gewerkt in een groot handelshuis.

Tijdens zijn verblijf in Indië is hij van 1710 tot 1716 in dienst geweest van de Vereenigde Oostindische Compagnie. In zijn laatste functie als gouverneur van de Kust van Coromandel (gelegen aan de oostkust van India) verwierf hij een groot vermogen. In Indië trad hij in het huwelijk met Dina Maria Leydecker, een dochter van Melchior Leydecker, een zeer vermogend predikant-geneesheer te Batavia, en Antonia van Riebeek, een zus van de bekende gouverneur-generaal Van Riebeek. Uit het huwelijk van Daniel Bernard en Dina Maria Leydecker werden drie kinderen geboren. Echter nog tijdens zijn verblijf te India overleed Dina Maria Leydecker.

Terug in Amsterdam trad Daniel Bernard in 1718 opnieuw in het huwelijk, nu met zijn nicht Isabella Bernard. Dit huwelijk bleef kinderloos. Anderhalf jaar later vertrokken ze naar Utrecht, waar ze gingen wonen op het Janskerkhof. Intussen was Daniel Bernard een rijk en gerespecteerd man, maar zeker niet gelukkig. Met Isabella Bernard kon hij slecht opschieten. In 1738 voerden ze zelfs een proces. Het huwelijk liep uit op een scheiding van tafel en bed. In 1753 overleed Isabella Bernard. Acht jaar later, op 1 september 1761, overleed Daniel Bernard op 84-jarige leeftijd.

Het testament

Het testament van Daniel Bernard bepaalde de making (= erfstelling en legaat) van £ 9000 Engelse bankactiën voor een te vormen stipendium. De uitdelingen en rente waren bestemd voor studenten uit de Palts en Hongarije die te Utrecht hun studie in de 'gereformeerde religie' wilden voortzetten. Studenten uit de Palts moes­ ten hierbij voorrang krijgen. Het bestuur van het stipendium werd opgedragen aan de 'hoogleraren in de theologie der gereformeerde religie', waarbij de 'langstlevende van henlieden' als administrateur moest gaan optreden. Goedkeuring van de jaarrekening moest worden verleend door één dan wel twee heren uit het Utrechtse college van burgemeester en vroedschap.

In de loop van de tijd is veel gespeculeerd over het motief van de stichting van deze academiebeurs. Een feit is dat Daniel Bernard zelf als gereformeerde uit de Palts moest vluchten. Tevens verbleven in Utrecht in 1761 al geruime tijd Hongaarse en Zevenburgse studenten vanwege het geweld in eigen land. Voor deze studenten waren reeds verschillende stipendia (= beurzen) gevormd.

Het Stipendium Bernardinum van 1761-1811

Het reglement voor het beheer van het Bernardinum en de zgn. 'Bepalingen' voor de stipendiaten werden in oktober 1763 goedgekeurd. Nog in datzelfde jaar werden de eerste zeven Paltische studenten aangenomen. Bij wijze van uitzondering ontving in 1766 een Hongaar eenmalig een toelage van een half stipendium. Pas in 1770 werd besloten dat ook aan één van de Hongaarse en Zevenburgse studenten het stipendium zou worden toegekend. Er was wel een 'maar'. Zij zouden het stipendium voor één jaar toegewezen krijgen en dan niet in aanmerking komen voor andere toelagen. Het aantal Paltische studenten werd daarentegen gesteld op ten hoogste twaalf. Het stipendium werd ook niet meer toegekend aan reeds afgestudeerden. In het daarop volgende jaar werd de regeling ten aanzien van de Hongaren iets versoepeld. Voortaan zou aan twee Hongaren en twaalf Paltsers een stipendium worden toegekend.

Over het algemeen studeerden de Bernardiners goed. Verschillende Bernardiners zouden later in de Palts of Hongarije een professoraat bekleden. Zij waren overigens wel genoodzaakt om hun best te doen. In de loop van de jaren werden de Bernardiners verplicht om tegen het einde van het studiejaar een zgn. Bernardinerexamen af te leggen. Wilde men het stipendium behouden, dan moest dit examen naar behoren worden afgelegd. En om te voorkomen dat studenten te vroeg naar hun vaderland zouden teruggaan werd besloten dat alleen zij, die niet zouden terugkomen na de zomervakantie, met behoud van stipendium drie maanden eerder mochten vertrekken. Maar ook hier geldt dat de uitzondering de regel bevestigt. Sommige Bernardiners studeerden minder gedisciplineerd. In 1776 klaagden de curatoren over het collegebezoek van sommige Paltische stipendiaten. In 1784 werd hierover weer geklaagd. Nu werd echter gedreigd met sancties.

Een veel voorkomende probleem waren de schulden, die Bernardiners maakten. Om hier wat tegen te doen werd in 1784 door de curatoren besloten dat alleen een testimonium zou worden afgegeven als men bij vertrek geen schulden bleek te hebben. De Hongaar J. Toth, die in 1795 een stipendium toegewezen kreeg, zou het negen jaar lang ontvangen. Hij overleed in 1816 te Utrecht en moest voor rekening van het Bernardinum worden begraven. Met een andere Hongaar, M. Pakozdy, deed zich hetzelfde voor.

Ook op andere vlakken gedroegen de Bernardiners zich niet altijd naar behoren. De Paltser G. J. Hüther leidde een voor een theoloog onwaardig leven. Zijn stipendium werd niet meer gecontinueerd. De Hongaar J. Mohai vormde in 1792 wel het dieptepunt. Nadat hij het halfjaarlijkse stipendium en een viaticum (= reisgeld) had ontvangen, omdat de curatoren dachten dat hij ziek was, vertrok hij naar Amsterdam. In een herberg gaf hij al zijn geld uit en keerde vervolgens terug naar Utrecht.

Hier dreigde hij, evenals zijn landgenoot G. W. Tsernatoni in 1787, zelfmoord te plegen wanneer hij niet opnieuw geld kreeg. De theologische faculteit moest bij de Utrechtse vroedschap een verzoek indienen om hem uit de stad te verwijderen. De Paltser C. A. Wagner had in 1810 meer geluk. Ondanks de 'verdorven zeden' en 'verwaarlozing der studie' kreeg hij nog een kans.

Niet ieder jaar kon een stipendium worden toegekend. In het revolutiejaar 1795 ontving alleen de reeds eerder genoemde J. Toth een stipendium. In de twee volgende jaren werden zelfs helemaal geen nieuwe stipendiaten aangewezen. De keerzijde was dat het kapitaal van het Bernardinum fors kon toenemen. Het gevolg was dat de curatoren zich lieten verleiden om in de omstandigheden na de Bataafse Republiek ook Nederlanders te doen delen in de opbrengst van het Bernardinum: van 1805 tot 1876 werd het stipendium ook aan Nederlanders toegekend.

Het Stipendium Bernardinum van 1811-1861

Na het overlijden van de Hongaarse beursstudenten M. Pakozdy en J. Toth moeten de curatoren wantrouwig hebben gestaan tegenover Hongaren. Drie te Göttingen studerende Hongaren kregen in 1812 op hun aanvraag een antwoord waardoor ze niet meer durfden komen. Tot 1856 zouden slechts enkele Hongaren in Utrecht verblijven; daarna jaarlijks een aantal. Aanvankelijk twee, soms drie en een enkel jaar zelfs vier.

Niet ieder jaar konden stipendiaten worden aangewezen. In 1824 liet de kas van het stipendium niet toe dat nieuwe stipendiaten konden worden aangewezen en ook in 1830 waren er geen nieuwe Barnardiners.

Het probleem van de schulden bleef. Hoewel er in de loop van de tijd enige verbetering in leek te komen bleven dokters-en apothekersrekeningen zeer hoog. De curatoren waren mild en uiteindelijk werden veel van de schulden door het Bernardinum voldaan.

Het Stipendium Bernardinum van 1861-1911

Op 1 oktober 1877 trad de nieuwe Wet op het Hoger Onderwijs in werking. Met de inwerkingtreding van deze wet kwam er ook een scheiding tussen Kerk en Staat. De theologische faculteit was er nu voor de theologische wetenschap in het algemeen. In een Koninklijk Besluit werd bepaald dat het curatorium van het Bernardinum gevormd werd door staatshoogleraren. De kerkelijke hoogleraren hadden officieel geen rechten aangaande het Bernardinum. In 1898 werd dit Koninklijk Besluit echter gewijzigd en werden de kerkelijke hoogleraren erkend als curatoren van het Bernardinum.

In 1866 was bepaald dat studenten in ieder geval tot de 'reformirte oder evangelischunirte Kirche' moesten behoren om in aanmerking te kunnen komen voor een stipendium. In de jaren '60 van de 19e eeuw nam ook het aantal Nederlanders dat een toelage ontving uit het Bernardinum steeds verder af. Na een grondige herlezing in 1869 van het testament door de curatoren namen de twijfels alleen maar verder toe. In 1876 werd de knoop doorgehakt: voortaan zouden geen Nederlandse studenten meer in aanmerking komen voor een stipendium.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Het Stipendium Bernardinum (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's