Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerst en de ijzeren pot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerst en de ijzeren pot

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertrouwd beeld

Voor velen is de kerstpot van het Leger des Heils een vertrouwd straatbeeld. Elk jaar, zo tegen kerst, kun je ze weer zien in de straten van steden en dorpen. Aan een driestang hangt een ijzeren braadpan, voorzien van een gleuf. Een vleespot, gebruikt als collectebus. De mensen wordt verzocht iets van hun overvloed af te staan en een goede gift in de ijzeren pot te deponeren. Met de opbrengsten van deze potten financiert het Leger kerstpakketten en maaltijden. Die zijn voor de hedendaagse armen. Voornamelijk in de grote steden. Zwervers, vereenzaamde bejaarden, jongere of oudere verslaafden, mensen zonder geld en vaak zonder naasten. Veel mensen doen een gift in deze' kerstpotten. Zo rondrom kerst en oud en nieuw is menigeen meer dan anders bereid wat af te staan voor een goed doel.

De redactie van ons blad vond onderstaand gedichtje, van P. A. Begeer, dat deze praktijk der barmhartigheid beschrijft en oproept om de ijzeren pot mild te gedenken.

Het ontstaansjaar van dit rijm is mij niet bekend. De inhoud echter spreekt voor zichzelf. In elke strofe wordt herinnerd aan Spreuken 19 : 17: Wie zich over de arme ontfermt, leent den Heere, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden'.

De ijzeren pot

Op de hoek van het plein
met mijn ijzeren pot,
voor het Kerstfeest der armen:
verzacht toch hun lot
- 't zijn de armen des Heren -
met brood en met kleren.
denk aan d'ijzeren pot,
die geeft, leent aan God.

Mij deert regen noch wind,
want mijn voeten zijn warm,
maar die hong 'rige stakkers
zijn koud toch en zo arm.
Ach, help een handje
met brood en een brandje.
Denk aan d'ijzeren pot,
die geeft, leent aan God.

Mijns Heren Gods Huis
heeft woningen te over
en warmte en voedsel,
maar hiet is het pover.
Op deez' winterse aarde
is voor de bezwaarden
van alles te kort.
Die geeft, leent aan God.
denk aan d'ijzeren pot!

Het moet nadrukkelijk vastgesteld worden, dat het Leger des Heils meer dan andere kerken en organisaties wegen vindt naar mensen in nood, hulp biedt waar overigens geen helper is, toegang verkrijgt die voor anderen gesloten blijft. Hier mag gesproken worden van een bijzonder diaconaat. Jaren gelegen belandde een jonge vrouw uit de gemeente, die ik diende, in de prostitutie. Zij 'werkte' op Katendrecht in Rotterdam. Toen zij geheel en al vastliep en dringend hulp nodig had, vroeg ze mij te spreken en wij hadden een diepgaand gesprek. Toen ik haar vroeg, of zij weleens wat merkte van kerkelijke hulpverlening, antwoordde zij: 'Geaccepteerd wordt daar alleen het Leger des Heils'.

Intussen is de 'kerstpot' een soort symbool geworden van christelijke handreiking tijdens de laatste dagen van het jaar.

Kerstgebeuren en diaconaat

Het wezenlijke onderscheid tussen kerkelijke en niet-kerkelijke hulpverlening is gelegen in het Woord. Het Leger en de kerken paren aan hun dienstbetoon de verkondiging, in welke eenvoudige vorm dan ook, van het Evangelie. Dat dienstbetoon aan armen en berooiden, zwervers en vereenzaamden, is verbonden met het kerstevangelie en vloeit er uit voort.

Allereerst denken we dan aan de armoede, waarin de Heere Jezus geboren is. De schamele omstandigheden, waarover Lucas 2 ons inlicht, liegen er niet om. Geboren in een ruimte voor dieren, ingebed in een voederbak, buiten de warmte van een gastvrije herberg of een zorgvuldig voor de gelegenheid ingerichte kraamkamer. Displaced persons. Kort na de geboorte is er de noodzaak van de vlucht naar het vreemde buitenland. Asielzoekers in Egypte. Armoede. Dat zou het begin zijn van een leven tussen de allergewoonste en armste mensen. 'Niet vele edelen, niet vele wijzen naar het vlees.' Deze zinsnede is van Paulus, die in 2 Korinthiërs 8 van de Heere Jezus Christus schrijft, dat Hij 'om uwentwil arm is geworden, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden'. Deze laatste uitspraak over Christus' vrijwillige armoede staat in een betoog, waarin de apostel de gemeenteleden van Korinthe oproept om vrijgevig voor de armen te zijn en deel te nemen aan de inzameling voor de arme gemeente van Jeruzalem. Een soort eerste vorm van werelddiaconaat.

Waarom zouden we geven voor de armen der wereld? Omdat de rijke Zoon van God vrijwillig arm werd voor hen en voor ons. Dat is de motivatie voor een diaconaal leven en handelen. Daar volgt roeping uit. De roeping om de armen recht te verschaffen. De kerstpot is meer dan een ingooipot voor een fooi. Ze is een wezenlijk instrument om mee te zorgen voor het 'recht der armen' (vgl. Ps. 146). Dat recht is niet gebaseerd op 'ieder het zijne' (suum cuique). Het is Gods tsedaka, Gods gerechtigheid, die opgericht wordt voor de ontrechte, de verslagene, de moedeloze, de arme. Het geboren Kerstkind openbaart deze gerechtigheid Gods. De Heere schept ruimte voor hen, die dodelijk wankelen.

Diaconale zorg

De geschiedenis van de christenheid is tevens de geschiedenis van diaconale zorg. Het is een soms zeer beschamende historie, vol falen en feilen. Soms leek het diaconaat geheel weggevallen uit de officiële kerkelijke organen. Elke vorm van 'kerstpot' was dan weg.

Nog in het jaar 400 roept Augustinus, bisschop van Hippo Regius, uit, als het gaat over de inkomsten van de kerk: 'Alles gaat naar de armen!' Maar slechts luttele eeuwen later zijn het ambt van de diaken en het kerkelijk diaconaat vrijwel tot niets ineengekrompen.

De Reformatie, vooral die van Calvijn, herstelt het diaconaat en zet de diaken terug in de sociale dienst. Maar kort daarna verwordt het weer tot een regentendom, dat de armoede weliswaar beschouwt als een kwaal, maar niet als een kwaad. In de 19e eeuw sluit de kerk haar ogen voor de sociale wantoestanden waarin het proletariaat moet leven. Het blijft bij bedeling, die geen recht verschaft, maar gunsten verleent.

Ook de rechtzinnigheid zag haar roeping zo dikwijls in het geheel niet. Het ging toch om de zuivere leer! Neerbuigende en beperkte armenzorg - tot meer kwam men niet.

Toch waaide ook in die achter ons liggende eeuwen de Geest waarheen Hij wilde. Telkens doorbraken mensen, gedreven door de liefde van Christus, de knellende vanzelfsprekendheden van de gevestigde orde en meningen.

In de Middeleeuwen waren het de monniken, die zich vaak uit onbaatzuchtige liefde waagden in de armoedigste krochten en hutten, om mensen tot hulp te zijn. Met gevaar voor eigen leven ondersteunde men mensen, die een besmettelijke ziekte met zich droegen. Hoeveel diakenen hebben in Christus' Naam niet talloze hulpbehoevenden van voedsel voorzien in dagen van hongersnood, oorlog en epidemieën. En toen de officiële kerken het in de vorige eeuw lieten afweten, kwamen van mannen (en vrouwen!) van het Réveil initiatieven tot hulp en heil. Dat was ook de eeuw, waarin in Engeland dat wonderlijke Leger des Heils ontstond (William Booth), dat de kerken in heel de wereld een zelfontdekkende spiegel voorhield.

Het Kind in de kribbe Zelf is de eeuwen door het goddelijk Teken, dat de Heere God daar wil werken en wonen, waar armoede is, zowel geestelijke als stoffelijke. Daar wil Hij Zijn heil kwijt.

De ijzeren pot een alibi?

Ja, dat kan. We kunnen bij het geven van een goede gift via de kerstpot of via de girodienst menen onze plicht te hebben gedaan. We zijn soms toch werkelijk wel vrijgevig, nietwaar? Een goede christelijke hulporganisatie kan op een goede gift rekenen. We zijn de kwaadsten niet. Het hoort bovendien tot de positieve kanten van het leven van een kerkmens. En als je het bewijs van je vrijgevigheid kunt tonen, heb je bovendien nog een aftrekpost voor de fiscus! Dan is de ijzeren pot, om zo te zeggen, ons tot een alibi...

Die levenshouding heeft niets van doen met de liefde van Christus tot de naaste. En wie zo leeft, heeft zelf niet in de gaten, dat hij of zij zelf daarmee behoort tot de (geestelijk) armen der wereld. Ik las van dr. Willem van den Bergh, diaconaal bevlogen voorman van de Doleantie, deze uitspraak: 'In elke kerk zijn twee soorten ellendigen. Vooreerst de gegoeden en beweldadigden, die verzuimen hunne gaven ten nutte der andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te leggen; vervolgens de nooddruftigen, die niet voldoende in nood en gebrek geholpen worden. Wellicht dat de eerste soort menigmaal ellendiger is dan de laatste'.

Is deze scherpe ontleding van de kerkelijke zelfgenoegzaamheid verouderd? Vorige-eeuws? Wat het maar waar. Ook in onze tijd, tegen het einde van de 20ste eeuw, zijn de twee soorten 'ellendigen' beide nog volop aanwijsbaar.

Er is nog steeds een kloof tussen rijk en arm in onze samenleving en die kloof wordt steeds wijder. Er is een groter wordend aantal zeer rijke mensen of behoorlijk gegoeden. En een groeiende groep landgenoten die niet mee kan komen en de vruchten van de welvaart niet geniet. De ijzeren pot kan dan ook nog steeds niet worden bijgezet in een museum, als zijnde overbodig. Dat laatste is zeker nog niet het geval als we breder zien dan onze eigen grenzen. Er is ontzaglijk veel nood in de wereld. Het werelddiaconaat is broodnodig en komt handen en goederen tekort om noden te lenigen en rampen te bestrijden.

Tweedeling in de maatschappij hier en landen vol nood elders: de ijzeren potten roepen om gevuld te worden. Anders gezegd: het diaconale arbeidsveld is nog steeds onafzienbaar en aan de roeping tot dienstbetoon aan armen en ontrechten is geen eind gekomen.

Roeping. Nee, niet tot een neerbuigende liefdadigheid, maar tot een liefdevol offer. In de navolging van Hem, Die zich niet beperkte tot een kleinigheid, maar tot een volkomen zelfofferande, die begon in de kribbe van Bethlehem. Hij vraagt van ons geen fooi maar echte ontferming voor verlorenen.

Daarbij is de 'ijzeren pot' als het er op aankomt ook maar een gebrekkig symbool. Een collectebus kan immers nooit de inzet van ons hart en leven vervangen. Trouwens, een gift van barmhartigheid, hoe bijbels ook, dient gepaard te gaan met de strijd voor gerechtigheid. In onze samenleving en in de wereldmaatschappij zal gestreden moeten worden voor rechtvaardige structuren en een eerlijke verdeling van Gods scheppingsgaven. Een christen zal dan ook nauwkeurig nagaan of de partij, waarop hij zijn stem uitbrengt, zich inzet voor gerechtigheid en voor de overwinning van de tweedeling.

De Heere Jezus zei eens tegen zijn discipelen: De armen hebt gij altijd bij u' (Joh. 12 : 8). In de kerkgeschiedenis is deze tekst dikwijls uit zijn verband gerukt en is vooral gewezen op dat altijd. In een zekere berusting: rmen zullen en moeten er altijd zijn. Dat is onvermijdelijk. Een soort wetmatigheid.

Maar wanneer we deze woorden van Christus citeren is het beter om de nadruk te leggen op dat bij u. Denk er om, discipelen, ze zullen steeds bij u zijn. Als een roeping, als een noodkreet, als een opdracht. Volgelingen van Hem, die afdaalde in de kribbe, in de armoede, in de menselijkheid, zullen het gelaat van hun Heiland meermalen aanschouwen in de vragende blik van een armoedig kind, in de noodsituatie van een doodziek mens, in de naaktheid van een verschoppeling. 'Wat gij aan deze minsten gedaan hebt, hebt gij aan Mij gedaan.'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 1997

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Kerst en de ijzeren pot

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 1997

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's