Als God liefde is, waarom lijdt de schepping dan zo?*
Wat is de schepping mooi...
Wat kunnen we in de lente en in de zomertijd genieten van vele goede en mooie dingen in de natuur. Het zal niet zo gauw voorkomen dat iemand thuis komt van een wandel- of fietstocht met in zijn hart de vraag die we hier aan de orde stellen: 'Als God liefde is, waarom lijdt de schepping dan zo? ' De bittere vragen van het lijden komen onze huiskamers binnen via het journaal en allerlei reportages, maar toch niet door natuurfilms zoals bijvoorbeeld van Discovery Channel? Denk eens aan de vele fraaie ansichtkaarten die we elkaar toezenden van onze vakantieadressen. Wanneer je al dat mooie ziet, dan moet je toch wel geloven in de goedheid van de Schepper? De God die alles maakte, de zon en de sterren, het gras en de bloemen in de wei, de bergen en de oceanen met het veelsoortige en veelkleurige leven daarin, die God is alle lofprijzen waard om zijn liefdevolle creativiteit.
De keerzijde
Toch is dit maar één kant van de werkelijkheid. Er is een keerzijde. Er is ook de zuchtende schepping: aardbevingen brengen op grote schaal leed en verderf, orkanen stormen hele huizen en zelfs dorpen weg, het geweld van het water doorbreekt de dijken en laaiend vuur legt prachtige bossen in de as. Het ene dier verslindt wreed het andere dier. Mensen en dieren komen om door honger en dorst omdat het maandenlang niet regent. Een wolf verscheurt een weerloos schaap en talloze dieren sterven tengevolgde van de zoveelste ramp met een olietanker. Meer dan ooit worden wij met dit kosmische leed geconfronteerd. Je kunt daar in onze tijd niet meer omheen. Romantische plaatjes van de mooie natuur zijn eenzijdig. We staan dankzij de moderne communicatiemiddelen als getuigen en betrokkenen bij het sterfbed van de schepping, we zien het voor onze ogen gebeuren en nog steken we nauwelijks een hand uit om het lijden van de patiënt te verlichten.
Het lijden van de Schepper
Dr. H. S. Versnel, hoogleraar oude geschiedenis te Leiden en een militant woordvoorder van het atheïsme, haalt in een opstel verschillende voorbeelden aan van wreedheden in de natuur. Hij noemt het vogeltje de Grauwe Klauwier. Dit diertje is de hele dag bezig met de aanvulling van zijn provisiekast. Hij vangt kevers en prikt deze op de doornen van een struik, en wel op zo'n manier dat de kevers in leven en dus vers blijven. De spartelende kevertjes confronteren ons met lijden in de schepping. Een ander voorbeeld is dat van sluipwespen die hun eitjes leggen in een gastheer, bijvoorbeeld en rups. Wanneer de eitjes uitkomen vreten de wespenlarven hun gasheer van binnenuit op. Versnel geeft hierbij als commentaar: 'Klaarblijkelijk ontwerpt de natuur in haar streven om soorten in leven te houden wreedheden waaraan mensen in hun pogingen om soortgenoten te vernietigen nog een punt kunnen zuigen'. Zijn conclusie is vervolgens: 'Als de schepping dan inderdaad zo veel paradoxale, structurele en biologisch noodzakelijke gruwelen herbergt, kan God de wereld niet geschapen hebben, niet alleen niet in zes dagen, maar helemaal niet en zeker niet zo'.
Naast vele andere argumenten is het argument van het lijden en de wreedheid in de schepping een belangrijke schakel in het betoog van Versnel. In zo'n 'sadistisch universum' (W. F. Hermans) kun je niet meer in de goede Schepper geloven. Heel andere toetsen slaat in hetzelfde boek dr. A. van den Beukel aan. Hij zet in met Psalm 19: 'De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk van zijn handen' en geeft iets door van de diepe verwondering van de wetenschapper over de grootsheid van het heelal. Toch komt ook hij evenmin als wij gemakkelijk los van de vragen die vanuit het lijden van de schepping op ons afkomen.
De mens als schuldige
Maar is het wel terecht om met de beschuldigende vinger naar God te wijzen? Je kunt wel telkens vragen waarom Hij dat lijden allemaal toelaat, maar onttrekken we ons daarmee niet al te gemakkelijk aan onze eigen verantwoordelijkheid? Waar blijven wij als rentmeesters over de schepping met onze inzet? In 1971 werd door de Amerikanen in het rotsgesteente van het vulkaaneiland Amchitka een twee kilometer diep gat geboord. In dit gat werd een atoombom tot ontploffing gebracht. Niemand wist toen en weet nu nog hoe ver de gevolgen van deze en de vele andere proeven met kernwapens strekken in de aantasting van de natuur. In Denemarken schreef de dichter Thorkild Bjömvig een protestgedicht waar ik enkele regels in Nederlandse vertaling uit citeer:
Wat moeten wij toch aan
Met al deze prikkels tot ergernis
En woede en medelijden - het gevoel
Van smartelijke rebellie
En smartelijke machteloosheid?
Wat moeten wij toch aan
met de op hun poten wankelende
machtige olifanten
meedogenloos klemgezet
in de vallen van de stropers,
en met de walvissen
die met hun prachtig gewelfde lichamen
een complete wereld herbergen
van intelligentie en emoties,
van onontwarbaar en warm leven
en zelfs eenmaal en hoe heilzaam
huisvesting gaven aan een
door God gezonden onheilsprofeet -
kapotgeschoten zijn ze nu
door de springlading van de harpoenen - ,
en met de volgels
die reddeloos wegzakken in de olie -
ach, de hele overbekende lijst,
het trieste resultaat
van arrogant machtsstreven
en blinde, niets ontziende begeerte.
De vraag die Bjömvig opwerpt, zou juist bij christenen moeten leven. Helaas zien we vaak het tegenovergestelde. Mensen zijn dan zo verengd bezig met het christelijk geloof dat het zicht op Gods schepping en onze verantwoordelijkheid daarin ver te zoeken is. Ik zou me niet willen vereenzelvigen met de motieven en acties van Greenpeace, maar het is mijns inziens beschamend dat van die kant eerder de alarmbel wordt geluid dan van orthodox christelijke zijde. In dit verband zitten er zeker goede kanten aan dat in de oecumenische theologie de laatste jaren een pleidooi wordt gevoerd voor een brede opvatting van 'verzoening'. Heeft de mens zich niet uiterst vijandig opgesteld tegenover de natuur bijvoorbeeld door het kappen van de regenwouden of door de bezoedeling van de atmosfeer in de Pacific waar ongerepte koraalriffen danzij proeven met kernwapens radioactief zijn geworden? De natuur is in de wurggreep genomen, om met 01e Jensen te spreken. 'Wij beschouwen de wereld als een bordeel, meedogenloos buiten we uit wat wij verachten', zo stelt deze Deense theoloog. Wij konden beter weten. De Nederlandse Geloofs Belijdenis noemt in artikel 2 de schepping een schoon boek waarin alle schepselen als grote en kleine letters samen de heerlijkheid van God uitspellen. Wat hebben wij dat schone boek verfomfaaid met ezelsoren, vegen en scheuren! En dat terwijl het ons slechts in bruikleen is toevertrouwd!
Toch moeten er mijns inziens ook wel kanttekeningen geplaatst worden bij de hedendaagse beschouwingen over verzoening met de natuur. Met God worden wij verzoend in Christus en door de leiding van de Heilige Geest komt het tot verzoening tussen mensen en volken. Dat brengt dan ook een nieuwe verhouding tot de natuur met zich mee, maar hierop zou ik het kostbare woord 'verzoening' niet willen toepassen. Het gaat bij een nieuwe omgang met de schepping wel om directe gevolgen van de verzoening.
God en de lijdende schepping
Intussen zijn we er niet door naar de menselijke verantwoordelijkheid te verwijzen, hoe wezenlijk dat gezichtspunt ook is. Mensen zijn wel verantwoordelijk voor de aantasting van de ozonlaag en de uitroeiing van steeds meer diersoorten, maar niet voor de wreedheden die zich tussen dieren afspelen of voor de uitbarsting van een vulkaan die duizenden mensenlevens eist. Of toch wel? Moet hier niet in de eerste plaats God als Schepper zich verantwoorden? In de theologie zijn in de loop der eeuwen verschillende wegen bewandeld in het pogen een antwoord te vinden op deze vragen. Ik zet er een paar op een rij.
1. Een schijnbaar gemakkelijke weg om God buiten het leed en het kwaad te houden is te stellen dat heel deze gebroken en gebrekkige schepping eenvoudig niets met Hem te maken heeft. Dat is de weg die in de oudheid gegaan werd door Mani en door Marcion. Volgens hen was de wereld geschapen door een slechte god of door de minderwaardige god van het Oude Testament. Die god had dan ook knoeiwerk afgeleverd. De echte God, de God van het Licht of de Vader van Jezus Christus, was niet aansprakelijk voor deze gebrekkige natuur. Gevolg is dan wel dat we heel het Oude Testament en daarmee in feite ook het Nieuwe Testament laten vallen en dus de God van de Bijbel kwijtraken. Als de echte God zich niet ophoudt in de schepping, waar komen we Hem dan nog wel tegen en hoe kan Hij dan realiteit zijn in ons bestaan?
2. Het andere uiterste is te stellen dat God heel deze schepping met alle goede, maar ook kwade dingen daarin, met lijden en dood incluis, van meet af aan zo gewild heeft. God heeft de wereld goed geschapen, tov, zoals er in het Hebreeuws staat, maar die goedheid is niet de gaafheid van een prachtige tuin waarin geen onkruid groeit, maar de geschiktheid van de aarde om een woonplaats te zijn voor mens en dier. Vele namen van hedendaagse theologen zouden hier te noemen zijn, ik verwijs slechts naar een tweetal.
Dr. H. M. Kuitert is ingegaan op de vraag 'hoe vind je in de boze wereld het ware gezicht van God? Hoe kom je tot het oervertrouwen dat God niet tegen ons is, maar vóór ons? ' Het is volgens hem niet mogelijk de gebrokenheid in de schepping terug te voeren op de zonde van de mens. Schepping, zondeval en verlossing zijn drie karakteristieken van onze werkelijkheid. De werkelijkheid moet steeds vanuit deze drie gezichtspunten bezien worden. Dat betekent dat God zelf verantwoordelijk is voor het fysieke - niet het morele - kwaad in de schepping. Althans, wij noemen het een kwaad dat er een overstroming optreedt die tientallen duizenden mensenlevens kost. Wij mógen dat ook 'kwaad' noemen. Maar in Gods ogen is het misschien wel niet kwaad. Wij vinden kanker niet goed en mogen dat hardop uitspreken, maar God is er wel verantwoordelijk voor. Om redenen die wij niet kennen en die wij op voorhand afwijzen, acht God het kennelijk nodig dat er kanker is! God is niet aansprakelijk voor 'Auschwitz' (dat hebben mensen op hun geweten en het is oneerlijk daarvan God de schuld in de schoenen te schuiven!), maar wel voor de ellende van een overstroomd Bangladesh en een uitgedroogde Sahel. Gods hand is in het evolutieproces en in de cyclus van de natuur. Kuitert brengt God dus met alles in direct verband, niet alleen met het ontluiken van een bloem, maar ook met de bloeddorstige piranha's in de Amazonerivier of met een uitbarsting van de Vesuvius. Maar doet dit dan geen afbreuk aan de goedheid van de Schepper? Kan de goede God dan zulke ruige dingen doen? God is nu eenmaal niet de huisknecht van moderne mensen, zegt Kuitert dan. Hij hoeft zich in zijn ongekende gang niet aan te passen bij ons begrip. Zo blijft Hij voor ons een verwarrend raadsel, die met ons het spel van kat en muis speelt. Ziende op Christus weet het geloof dat de gemaskerde God toch te vertrouwen is. Zo kunnen we met zondag 10 van de Heidelberger instemmen en ons gewone leven beleven als omgang met God.
Bij alle verschil met Kuitert zien we ook de Leidse dogmaticus dr. A. van de Beek zich in deze lijn bewegen. Hij wil niet te harmonieus spreken over God en over de Geest als adem van God. Zo kan hij in zijn boek De adem van God - de Heilige Geest in kerk en kosmos schrijven: 'De Geest is er niet alleen in het jonge leven dat ontluikt, maar ook in de aftakeling van de stervende zonder einde. Hij is er niet alleen in het esdoornblad dat ruist in de wind, maar ook in de zwarte vlekken van de schimmel die daarin woekert. Hij is er niet alleen in het lam dat dartelt in de wei, maar ook in de gier die het karkas openscheurt. De kosmische Geest is een huiveringwekkende kracht... Hij is een draaikolk die verzwelgt en bovenbrengt' (Adem, 213).
In een volgend werk, Schepping, de wereld als voorspel voor de eeuwigheid, heeft Van de Beek de gedachte dat de wereld inclusief het lijden helemaal bij God past, verder uitgewerkt. De schepping staat in het teken van het kruis, omdat de Schepper de Gekruisigde is. 'Het leven is goed, maar niet de goedheid van de mooie zomeravond in je pas verzorgde tuin, maar de goedheid van twee geliefden die uit de grote verdrukking komen, die alles hebben meegemaakt en de liefde hebben behouden, omdat de liefde hen behouden heeft' (183). 'De verscheurende leeuw en de dodelijke bacterie zijn zijn schepsel, evenals de zwoegende mens met zijn dodelijke lijden. Zó heeft God de aarde geschapen niet als een Hem vreemde wereld, maar als zijn eigen wereld. Hem zo bekend en nabij als het kruis waarop Hij was vastgenageld' (172). Het kruis hoort dus bij de schepping, volgens Van de Beek. 'Het meest indrukwekkende van de schepping is niet die mooie morgen in mei bij het krieken van de dageraad in de Veluwse bossen als een vriendelijke vos mijn pad kruist, maar het bloed en de tranen van de ten dode gedoemden' (179). Dit is een zeer verregaande stellingname!
3. Er is vanouds een derde benadering. Deze gaat uit van een historische zondeval. De kern van deze visie is samengevat in het woord: op de bodem aller vragen ligt der wereld zondeschuld'. Ik ben mij ervan bewust dat deze visie vandaag niet populair is en als achterhaald wordt beschouwd. De zondeval verdwijnt in de moderne theologie geheel van het historische toneel. Maar ik acht daartegenover het inzicht cruciaal dat wij als gevallen schepselen niet bij ervaring weet hebben van de goede schepping van Genesis 1 en 2. De schepping zoals die werkelijk tov was, ja tov meood, zeer goed, was een puntgave schepping, die nog oneindig veel mooier en heerlijker moet zijn geweest dan de schepping zoals wij die nu kennen. Naar mijn overtuiging bevinden we ons op één lijn met de apostel Paulus in Romeinen 8 wanneer we het lijden van de schepping zien als gevolg van de zondeval van de mens. De schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, zo stelt Paulus, en dat niet vrijwillig, maar om de wil van Hem die haar daaraan onderworpen heeft (Romeinen 8 : 20). God heeft de schepping niet losgelaten en niet reddeloos prijsgegeven aan duistere machten. Hij blijft onderhoudende, dragend en besturend met zijn schepping bezig. Maar tegelijkertijd staat God kritisch tegenover de schepping in haar huidige gedaante. De schepping is weliswaar door God zelf aan de vruchteloosheid onderworpen, maar dat gebeurde als reactie op de zonde van de mens. Oorspronkelijk had God andere intenties met de schepping. Hem heeft van meet af aan een ander ontwerp van de schepping voor ogen gestaan. Dat ontwerp is aanvankelijk gerealiseerd voor de zondeval en zal definitief worden uitgevoerd na de wederkomst van Christus in de herschepping van hemel en aarde. Met dr. B. J. G. Reitsma zou ik willen zeggen: De Geest is eerder de kritische architect die zijn onherkenbaar geworden huis gaat vernieuwen, dan de bewoner die zich er volkomen in thuis voelt'. 'De natuur is als geheel van God vervreemd en daarmee ontaard.' Wie aan de schepping in haar huidige gedaante wil aflezen hoe God is en wat zijn bedoelingen zijn, komt in een labyrint, een doolhof terecht. Via de natuur kunnen wij niet opklimmen tot de echte, de levende God. Immers, 'de structuren delen in de verwordenheid en ontaarding van de schepping en zijn... ten dode gedoemd'. Wanneer het rijk van de heerlijkheid aanbreekt, verdwijnt de gebrokenheid. Er komt geen nieuwe, in de zin van totaal andere schepping, maar wel een radicaal vernieuwde schepping.
Uitzicht
Tot zolang blijven we worstelen met de vele vragen rond het lijden van de schepping.
Bevredigende antwoorden zijn op die vragen lang niet altijd te geven. Persoonlijk ben ik van overtuiging dat er met die vragen te leven valt beter dan met overhaaste antwoorden die aan de diepte van de problematiek voorbijgaan. Maar... er valt alleen dan mee te leven wanneer we mogen staan in de hoopvolle verwachting van een totaal vernieuwde aarde en gereinigde schepping. Hij die op de troon gezeten is, zegt: Zie, Ik maak alle dingen nieuw (Openbaring 21 : 5). De Geest en de bruid roepen: Kom!
Lezing uitgesproken in de rubriek: Theologische Verkenningen van de EO.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1998
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1998
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's