Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dienstboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dienstboek

Een proeve - aanbieding 31 oktober

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met name in de Nederlandse Hervormde Kerk waren er in onze 20e eeuw allerlei liturgische vernieuwingsbewegingen die er toe geleid hebben dat de van oorsprong gereformeerde liturgie verandering onderging. In 1955 kregen die vernieuwingen vorm in het Dienstboek in ontwerp. Dat dienstboek gaf meerdere mogelijkheden voor de liturgische ordening van de samenkomst van de gemeente op zondag. Het werd geen officieel dienstboek in de zin van een bindend voorschrift waar alle gemeenten aan gehouden waren, laat staan dat de gemeenten verplicht werden tot één en dezelfde vormgeving. Zo volgde de hervormd-gereformeerde richting in grote lijnen orde II van het Dienstboek en gebruikt de klassieke formulieren voor de bediening van de sacramenten.

Op 31. oktober wordt er een nieuw Dienstboek (een proeve) aangeboden aan de SoW-kerken. Een lange reeks van jaren is daar aan gewerkt door de Commissie Dienstboek van de NHK en het Samenwerkingsorgaan voor de eredienst van de SOW-kerken. In, de afgelopen jaren zijn reeds enkele losse deeltjes verschenen: Liturgie in dagen van rouw, Bevestiging van ambtsdragers, Doop en belijdenis. Nu zijn de zeer omvangrijke delen 4 en 5 ook gereed: Schrift, Maaltijd, Gebed. Kort gezegd komt het hier op neer dat er ordeningen gegeven worden voor de zondagse kerkdienst en voor de huisdienst.

Ontwikkeling

In deze bijdrage wil ik in grote lijnen enkele ontwikkelingen aangeven. Eerst nog een paar opmerkingen over het Dienstboek 1955. Opmerkelijk is dat er in het eerste deel van de kerkdienst niet alleen de mogelijkheid geboden wordt van een wetslezing met aansluitend een gebed van verootmoediging en schuldbelijdenis, maar ook de mogelijkheid van een aparte genadeverkondiging (als liturgische acte). In die tijd werd juist aan die liturgische handeling van genadeverkondiging grote waarde toegekend. Het was één van de vernieuwingen die doorgevoerd werden. Daarnaast was er ook nog de mogelijkheid om de wet niet te lezen, alhoewel er dan wel een schuldbelijdenis plaatsvond.

Hoe is het nu verder gegaan op dit punt? De liturgische genadeverkondiging is meer en meer in onbruik geraakt (behoudens in enkele confessionele gemeenten) en daarvoor in de plaats is er een meer oecumenische lijn gevolgd. Om verschillende redenen greep men terug op een ordening die reeds in de vroege kerk zijn oorsprong heeft: een kyrië-gebed met aansluitend een gloria-lied. Dat wil zeggen schuldbelijdenis en genadeverkondiging maakten plaats voor een gebed waarin de nood van de wereld wordt uitgeroepen voor Gods aangezicht, met daarna een lied waarin de komst van Gods koninkrijk wordt bezongen. De meeste gemeenten in het midden van de kerk volgen deze traditie (confessionele gemeenten soms ook).

Nog een ander punt: de avondmaalsviering. In de hervormd-gereformeerde richting kennen we de viering met gebruikmaking van het klassieke formulier. In de Nederlandse Hervormde Kerk is er ook op dit punt veel veranderd. De eerste sporen werden al zichtbaar in het Dienstboek van 1955. Reeds voor de oorlog was er een ontwikkeling gaande die een frequentere avondmaalsviering voorstond. Historisch gezien greep men terug op Calvijns liturgie te Straatsburg. Was het niet zo dat de Reformatoren de Roomse Mis wilden hervormen, dat wil zeggen: zou de eenheid van Woord en Sacrament (meestal aangeduid als Schrift en Tafel) niet gehandhaafd moeten worden? Hebben we niet teveel Zwingli gevolgd die de kerkdienst wilde ordenen naar het voorbeeld van de middeleeuwse preekdienst (de zogenaamde pronausdienst uit Zuid-Duitsland en Zwitserland)? Welnu, die frequentere avondmaalsviering leidde tot de noodzaak van een korter formulier. Maar er waren ook nog andere ontwikkelingen die zich al aandienden in het Dienstboek 1955. In de vormgeving van de avondmaalsviering wilde men de klassieke (zeg maar vroegkerkelijke) structuur weer invoeren. Geen lange onderwijzing, maar een Tafelgebed. Die ontwikkeling werd mede gevoed door oecumenische contacten. Het Tafelgebed houdt in dat de vorm van een gebed God de Vader eerst de dank wordt toegebracht, vervolgens vindt de gedachtenis van het lijden en sterven van Christus plaats (inclusief de inzettingswoorden) en tenslotte wordt de Heilige Geest aangeroepen. Welnu, in 1955 was er nog zoveel verzet dat deze structuur niet volledig werd ingevoerd. In orde III zie je het compromis: onderwijzende partijen, met daarnaast enkele onderdelen uit de liturgie van de vroege kerk.

Op dit punt hebben de ontwikkelingen zich doorgezet, allereerst in de Nederlandse Hervormde Kerk. In 1978 verscheen het boekje Onze Hulp, uitgegeven door de Van der Leeuw Stichting, met als uitgangspunt de eenheid van Schrift en Tafel en de doorvoering van de vroegkerkelijke gebedstraditie. Sindsdien heeft dit type avondmaalsviering snel terrein gewonnen, voornamelijk in de NHK. Het karakter van de avondmaalsviering is daardoor nogal veranderd en heel veel gemeenten zijn overgegaan op dit type viering.

Tweesporenbeleid

Hoe zit het nu in het nieuwe Dienstboek - een proeve? Conform de geschetste ontwikkelingen is er sprake van een tweesporenbeleid inzake de zondagse eredienst. Dat wil zeggen, er wordt een ordening geboden die oecumenisch-protestants van structuur is en een ordening die geschoeid is op het klassiek-gereformeerde type. Wel moet ik zeggen dat in het geheel van teksten de indruk gewekt wordt dat de oecumenisch protestantse lijn de^hoofdlijn is. Die ordening is breed uitgewerkt met al­lerlei teksten variërend naar het kerkelijk jaar en ze komt bij de keuzemogelijkheden ook steeds als eerste aan bod. In die zin kun je denk ik zeggen dat er in de kerk de laatste 25 jaar heel veel verschoven is! Ook wordt de suggestie gewekt dat de zondagmorgendienst een dienst van Schrift en Tafel hoort te zijn. De orde is als volgt opgebouwd. Het eerst deel van de dienst wordt intrede genoemd en daar heb je de keuze tussen A (het oecumenische model) en B (het gereformeerde model, inclusief de wetslezing). Ik moet zeggen dat ik blij ben dat deze traditie officieel gehandhaafd wordt. Daarna komt het onderdeel De Heilige Schrift, waarin naast de Schriftlezing ook de prediking en de geloofsbelijdenis opgenomen zijn. Het derde deel heet De Maaltijd van de Heer en daar kun je weer kiezen uit een A-(oecumenisch) en B-deel (gereformeerde traditie). In het laatste geval gaat het dus om een onderwijzend formulier voor het Heilig Avondmaal. Wel moet gezegd worden dat op beslissende punten het klassieke formulier niet gevolgd is, bijvoorbeeld op het gebied van het zelfonderzoek en de terugwijzing van de onboetvaardigen. Wel is het klassieke formulier (plus de onderwijzing van Calvijn) integraal opgenomen als mogelijke variant. Maar op die manier wek je ondertussen wel de indruk dat de klassiek gereformeerde lijn een zijlijn is geworden. Dat betreur ik.

Leesrooster

Er zijn nog wel meer kenmerken van dit nieuwe Dienstboek te noemen. Ik beperk me nu tot één aspect dat de laatste jaren toch wel grote invloed heeft gehad op de kerkelijke praktijk, namelijk de invloed van het leesrooster. Voor elke zondag worden lezingen aangegeven die bij die zondag zouden horen. In de Rooms-Katholieke Kerk is er in het verre verleden een ontwikkeling geweest die geleid heeft tot een vaste lezingencyclus voor één jaar. Elk jaar keerden dezelfde lezingen terug, met meestal een evangelielezing als hoofdlezing, waar dan ook bij voorkeur uit gepreekt moest worden (vastgesteld op het concilie van Trente). Met name Calvijn en Zwingli hebben zich verzet tegen deze ordening van de Schrift. Zij waren van mening dat heel de Schrift (tota scriptura) gepreekt moest worden en zij volgden de zogenaamde lexio continua, de voortgaande lezing van een heel bijbelboek. Latere ontwikkelingen, met name onder invloed van het piëtisme, hebben er toe geleid dat de predikant zelf een keuze maakte met als gevolg dat het er nogal subjectief en willekeurig aan toe kan gaan. Welnu, om willekeur te vermijden heeft men de gedachte van een vast leesrooster weer tot leven gebracht. Ik denk dat vooral de Amsterdamse school veel aan die ontwikkeling heeft bijgedragen. Het is niet zo dat we nu met een eenjarig rooster zitten, er is een enorme spreiding over heel de Schrift, maar wel is het zo dat het kerkelijk jaar een enorme invloed heeft op de keuze van de Schriftlezingen. En dan niet alleen het kerkelijk jaar in de zin van de feestdagen, maar bijna het hele jaar rond. Wordt de Schrift zo toch niet te veel gelezen volgens de kerkelijke kalender? Er is nog een ander euvel: aangezien er meerdere lezingen zijn hebben predikanten de neiging om in de preek allerlei schriftgedeelten aan elkaar te praten, ook lezingen die eigenlijk niet zoveel met elkaar te maken hebbén.

Scheef

Wanneer we er vanuit mogen gaan dat een Dienstboek een weerspiegeling is van wat er in de kerk leeft met betrekking tot de kerkdienst dan tekent zich een behoorlijk verschil af met het Dienstboek 1955. Toen vertoonde de hoofdlijn duidelijk het stempel van de gereformeerde liturgie, met alle variaties en vernieuwingen die ook toen al vorm kregen. Nu schijnt de basis niet alleen verbreed te zijn vanwege de opname van voor-reformatorische (vroeg-kerkelijke) elementen, maar wordt ook de indruk gewekt dat dit de hoofdlijn is in de kerk van vandaag. Of moeten we misschien zeggen; vernieuwingsgezinde liturgen stonden meer te trappelen om zitting te nemen in de commissie Dienstboek en in het Samenwerkingsorgaan dan zij die zich thuis voelen bij een klassiek-gereformeerde liturgie? Zo werkt het meestal in de praktijk. Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de proeven een enigszins scheef beeld geven van de kerkelijke praktijk. Zo wordt er in oecumenisch protestantse kringen wel bij hoog en laag beweerd dat er een onverbrekelijke eenheid van Schrift en Tafel is en dat dit ook uitgedrukt moet worden in de liturgie, maar er zijn nauwelijks gemeenten waar dit werkelijk gepraktiseerd wordt. Waarom zouden we dan niet ronduit zeggen dat de protestantse traditie een eigen weg gaat in de liturgische vormgeving van de samenkomst van de gemeente en dat daar ook goede gronden voor aan te voeren zijn? Mijns inziens kan het argument van de gebruiken in de vroege kerk niet doorslaggevend zijn. Ten eerste weten we daar niet al te veel van en ten tweede kwam de offergedachte (waar de Reformatie zich zo tegen keerde) al vrij vroeg op. Kortom, ik hoop dat er iets meer gereformeerde traditie in de kerken aanwezig is dan deze proeven suggereren en ik hoop dat die traditie zich ook zal manifesteren in de liturgie van de gemeente.

Dienstboek, een proeve zal uitgegeven worden door Boekencentrum, Zoetermeer.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1998

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Dienstboek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1998

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's