Ontroering over de genade
Ds. D. M. van de Linde: Het leven vanuit de beloften Gods is heel bevindelijk
Mede vanwege invloeden vanuit de reformatorische zuil en de evangelische beweging wordt in deze tijd de vraag naar de waarde van het verbond in hervormdgereformeerde gemeenten opnieuw geformuleerd. Kan ik mijn kind ook opdragen in plaats van laten dopen? Hoe kijken we naar de gemeente en hoe spreken we haar aan? In vier vraaggesprekken vanuit de gemeentepraktijk gaan we in op het functioneren van het verbond in prediking en pastoraat, waarna een evaluerende afronding met ds. K. Exalto zal plaatshebben. Vandaag deel 2: in gesprek met ds. D. M. van de Linde, sinds 1995 predikant in Gorinchem, daarvoor in Oudewater, Hattem en Groningen.
In de geestelijke genen van ds. D. M. van de Linde zijn Doleantie en Afscheiding beide aanwezig. Het massieve verbondsdenken dat zijn vader aanvankelijk eigen was, kwam in aanraking met het verkiezingsdenken waarbij zijn moeder was opgegroeid. 'In het geestelijke contact tussen die mensen kreeg de bevinding binnen het verbond gestalte.' Tientallen jaren later typeert het*zijn prediking. 'Ik hoop en zoek het Evangelie zo te vertolken dat het verrassende ervan klinkt en klikt, want niets is erger dan vanzelfsprekendheid.'
Een nauwkeurige exegese en een toepassing waarin het verbond een grote rol speelt: wie zondags de kerkbanken in de Gorinchemse Exoduskerk bezet, moet deze omschrijving bij de Woordverkondiging herkennen. In ieder geval wanneer de eigen predikant voorgaat, ds. D. M. van de Linde.
Zijn studeerkamer heeft meer weg van een studeerzolder - een gezellige rommel, met de nadruk op gezellig - , ooit ontworpen door de man die met zijn Kohlbruggiaanse prediking jarenlang een stempel op de gemeente van Gorinchem zette, ds. C. van den Bosch. Ds. Van de Linde schenkt een mok koffie, duikt op een tweezitter, draait ontspannen een shaggie en vertelt betrokken én eerlijk. Over zijn gemeente, over de prediking van Gods genade, over de jongeren. 'Ik spreekt de gemeente vanuit de doop en de beloften Gods aan, waarbij ook de vragen van de toe-eigening een plaats krijgen. Bij sommige ouderen in de gemeente spelen die vragen een rol - "hoor ik er wel bij? " - mensen van middelbare leeftijd en jongeren zijn meer bezig met het Godsbestaan en Godsbestuur: hoe ervaar je Zijn leiding in je leven? '
Is die verschuiving een verlies?
'Ja, ik vind dat jammer. In Gorinchem zijn veel avondmaalsgangers; verreweg het grootste deel van de lidmaten neemt deel aan de bediening van het sacrament. In een gemeente als Oudewater, waar de toeeigening voor velen een grote vraag was - "kan het wel voor mij? " - heb ik heel nodigend gepreekt, nadruk gelegd op het toevlucht mogen nemen tot de genade in Christus, die verzegeld en betekend wordt: het tweede stuk van de zelfbeproeving.
Ik preekte in Oudewater eerder over een tekst: "Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt", terwijl wat volgt over het juk en het leren van Christus daarbij hoort.
In Gorinchem, waar deze vragen mijns inziens minder breed spelen, doe ik sterker de oproep tot levensvemieuwing en heiliging. Onlangs preekte ik bij de viering van het avondmaal over de tekst: "U weet toch dat u niet door vergankelijke dingen, goud of zilver verlost zijt uit uw ijdele wandel, maar door het kostbaar bloed van Christus, wandelt alzo in vreze des Heeren". Het komen tot de tafel des Heeren drukt uit datje vanuit Zijn verzoening en genade wilt leven, maar dat zal toch gestalte krijgen in het leven van alledag. Niet meer de ijdele wandel, maar de wandel in de vreze des Heeren. De gezindheid om van nu voortaan... Het derde stuk van de zelfbeproeving hoort er ook bij.
De zelfbeproeving krijgt een sterk accent in de voorbereiding: de oproep tot bekering. "Zuivert de oude zuurdesem uit", zegt Paulus tegen de gemeente van Korinthe, of "Onderzoekt uzelf of u in het geloof zijt". Ga bij jezelf in het licht van Gods geboden na wie je bent en waar je staat. .
Waar vanzelfsprekendheid in de gemeente een rol speelt bij bijvoorbeeld doop en avondmaal, geef je voet aan de terechte kritiek vanuit de meer evangelicale stroming in de gemeente. Het is te automatisch. Ik kan me deze vragen dan goed voorstellen.'
Bevinding
K. Schilder zei ooit: "Het verbond is eenzijdig in zijn oprichting, maar tweezijdig in zijn uitwerking". Daarom hoort de verwondering vanwege de beloften die mij gelden erbij in het leven van het geloof. Mijn vader kwam uit een synodaal gereformeerd nest, mijn moeder stamde uit de Afscheiding. M'n vader was min of meer opgevoed met dat massieve verbondsdenken: "je bent gedoopt, wat zit je te tobben? " M'n moeder leefde bij de verkiezing. In dat geestelijke contact tussen die mensen kreeg voor m'n vader het bevindelijke leven in het verbond gestalte. De beloften waarbij hij was grootgebracht, werden voor hem vol troostende betekenis, terwijl mijn moeder met haar achtergrond meer bij de beloften van het verbond betrokken werd, hoewel altijd met de aarzelingen of ze er wel bijhoorde. Het is een goede zaak, dat verbond en bevinding bijeenhoren.'
Waar die verwondering nauwelijks gezien wordt, waarom kiest u dan voor een preek van de tekst 'Wandelt alzo in de vreze des Heeren? '
'Aan de gemeente zeg ik dat geloofsgehoorzaamheid nodig is. Daarnaast probeer ik de genade zo te laten klinken dat het tot verwondering leidt. Je kunt mensen oproepen dat ze zich verwonderen moeten, maar dat helpt niet, wanneer ze niet weten waarover. Het gaat erom dat door de kracht van de Geest het Evangelie zo klinkt dat mensen mogen beamen: "ook voor mij". Ik zoek en hoop het Evangelie zo te vertolken dat het iets verrassends krijgt. Duidelijk moet zijn dat ook de dienaar van genade leven moet. Aan het begin van mijn predikantschap aarzelde ik om te zeggen hoe iets mijzelf raakt. Dat doe ik nu wel eens: "Dat spreekt me zo aan, gemeente, dat verheugt of verootmoedigt me zo. Hebt u dat ook? " Niet dat ik mijn geloofsleven model zet, maar ik laat merken dat het me iets doet. Het leven vanuit de beloften Gods is heel bevindelijk, leidt tot vertroosting in de crises, is nooit vanzelfsprekend.'
Ds. Van de Linde erkent dat zijn prediking vragen met zich meebrengt: Komt wat ik mag doorgeven wel aan? 'Hier en daar gelukkig wel. Onlangs preekte ik over zondag 1. Gevraagd wordt naar de enige troost in leven en sterven. Mij trof het opnieuw dat de troost dan niet in de eerste plaats is, dat ik Hem kenne. Hem de mijne weet, maar dat Hij mij kent, ik de Zijne mag zijn. Dat heeft bijna iets objectiefs. Het antwoord gaat overigens wel verder, met het spreken over de verzekering door de Heilige Geest, het van harte willig en bereid gemaakt worden enz. De troost is toch in de eerste plaats dat je het eigendom van Christus mag zijn. Dat is van een geweldige diepte en rijkdom.
Ik hoop dan dat het voor hen die de Heidelberger kennen het niet als vanzelfsprekend gehoord wordt, terwijl zij die zo alle nadruk leggen op hun geloofsbeslissing erin horen mogen dat God de eerste is. Christus is voor ons gestorven, toen wij nog zondaars waren. Preken moet, denk ik, ook iets tegendraads hebben, niet wat mensen al lang dachten en verwachtingspatronen bevestigen. Als dienaar moet je geen woordvoerder van een stroming zijn, maar stem van je Zender.'
Lijden
Dat jongeren en ouderen in geestelijk opzicht met andere vragen bezig zijn, verklaart ds. Van de Linde uit de vragen die vanuit de wereld op jongeren afkomen. 'Ze leven te midden van de verwarring, zijn op zoek naar de zin van veel lijden. Hoe kan dit gebeuren, als God liefde is? Ze staan volop in de moderne cultuur.
In mijn eigen jeugd werden de vragen van de toe-eigening in de preek meer aan de orde gesteld. Je vraagt je af of die vragen nu minder leven, omdat ze nauwelijks in de preken meer genoemd worden of ze weinig meer genoemd worden, omdat ze minder leven. Of de preken vroeger bevindelijker waren, weet ik niet. Vandaag zijn de preken ook bevindelijk, maar de bevinding is breder geworden, is er niet alleen bevinding van het persoonlijk heil, maar ook van de levensleiding.'
Raakt de vraag van Luther: Hoe word ik rechtvaardig voor God? niet te veel op de achtergrond?
'Ik denk dat dit een groot gevaar is. Hoe ik die toch aan de orde stel? Ik hecht grote waarde aan lectio continua, het preken van vervolgstof uit een bijbelboek. Op het ogenblik ben ik bezig met het boek Daniël. Het eerste hoofdstuk legt de nadruk op het staande blijven van ouderen maar vooral jongeren in de Babelcultuur. Ook de vraag hoe Israël door eigen schuld in die situatie geraakt is, komt aan de orde. Daaruit kun je lijnen trekken naar het heden. Het tweede hoofdstuk gaat over het verval en de uiteindelijke val van die cultuur. In de preek over het derde hoofdstuk heb ik vooral de nadruk gelegd op het God dienen om niet, het trouw blijven desondanks, het niemand anders willen dienen dan deze God, Die Zich ontfermt en zondaren zaligmaakt. Een ander Evangelie is er niet. In het preken van vervolgstof komen dus gedeelten aan de orde, die gaan over schuld, genade, Gods leiding in je leven, heiliging. Daar moet dan ook de nadruk op liggen.
Veel jongeren hebben naar mijn ervaring zelf ook het gevoel, dat niet alles in hun leven perfect is. Als je doorpraat, hoor je dat ze weten dat er veel verkeerd is. Wanneer ik in die gesprekken spreken mag over de liefde van God, raakt het hen. Ik kom in het pastoraat jongeren tegen die krassen op hun ziel hebben, tegen wie ik dan mag zeggen dat God het goede met hen voorheeft en hen liefheeft: "Je bent toch gedoopt". Dan wordt het stil, dan zie je de ontroering bij die gasten van achttien, negentien jaar.'
Vindt u het te confronterend om hen ook te zeggen dat ze kinderen van de toorn zijn? 'Nee, dat zeg ik ook. Het is niet vanzelfsprekend, maar ondanks hun falen heeft God hen lief. Je ontdekt in je eigen leven dat kind van de toorn zijn, dat een mishagen aan jezelf hebben vanwege de zonde, niet vanwege het schepsel zijn overigens. Dat herkennen sommige jongeren en daarom ontroert hen de liefde en genade van God en leidt het hopelijk tot een nauwere band aan Hem.'
Kinderdoop
Zijn preken noemt ds. Van de Linde verbondsmatig. 'Ik ga sterk uit van de beloften Gods en roep de gemeente daar de vastheid in te zoeken. Maar in het verbond gaat het om belofte en gebod. Verbondsmatige prediking is niet geruststellend maar appellerend. Als je gedoopt bent. God je bij je naam geroepen heeft, mag je je beroepen op Zijn beloften, maar dien je ook Zijn geboden ernstig te nemen. Ik ben van mening dat we dat dicht bij elkaar moeten houden. Wanneer het steeds gaat over de beloften, dreigt er het gevaar van een valse gerustheid. Wanneer je de nadruk legt op de geboden, ontstaat er een werkheiligheid of zwaarmoedigheid.'
Binnen de gemeente van Gorinchem klinker er over de kinderdoop geen vragen. 'Zij, die er anders over denken, hebben zich bij een andere gemeente aangesloten. Wat ik wel tegenkom, is dat jongeren in contact komen met leden van evangelische gemeenten en zich afvragen of ze zich niet opnieuw moeten laten dopen. "Is die kinderdoop wel van waarde? " Op catechese en kringwerk stel ik dat expliciet aan de orde. In de prediking is dat implicieter.'
Als ds. Van de Linde spreekt over de grenzen van het verbond, denkt hij aan een incidenteel voorval in Hattem. 'Ds. Brummelkamp was er in de vorige eeuw predikant en verzette zich tegen een te ruime dooppraktijk. Ooit kwam er een jong echtpaar op doopzitting en vroeg mij: "Bent u de koster? " "Nee, de predikant." "O, we hebben u nog nooit gezien." Ze kwamen nooit in de kerk en waren dat ook niet van plan. Opdat ze niet uit gewoonte of bijgeloof hun kind zouden laten dopen, heb ik hen voorgesteld hen eerst doopcatechese te geven. Dat wensten ze niet en daarop zijn ze zelf weggegaan.'
Over twee weken deel drie, een gesprek met ds. H. J. Stoutjesdijk uit Nijkerkerveen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1998
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1998
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's