Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bavinck blijft boeien (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bavinck blijft boeien (4)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze serie artikelen staat de theologie van Herman Bavinck (1854-1921) centraal. Naast de zekerheid over het fundament van het christelijk geloof in de Heilige Schrift is er ook een zekerheid des geloofs die betrekking heeft op het persoonlijke heil. Het verband tussen deze twee komt in dit vierde artikel aan de orde. 

Geloofszekerheid

Hoe kan een christen zeker weten dat hij oprecht gelooft en een kind van God is? In De zekerheid des geloofs schrijft Herman Bavinck over de heilszekerheid. Laten we luisteren naar de antwoorden van deze oude gereformeerde hoogleraar, met zijn afgescheiden achtergrond. De zekerheid van het christelijk geloof als zodanig berust op de verkondiging van het evangelie, dat in geloof aanvaard wordt als de waarheid van God door middel van het innerlijk getuigenis van de Heilige Geest. 'Maar aan deze zekerheid der waarheid heeft de christen niet genoeg, hij heeft daarbij ook behoefte aan zekerheid des heils.' Hoe kan iemand, die overtuigd is van de waarheid van de christelijke religie, zekerheid krijgen over zijn persoonlijk aandeel aan het heil in die religie beloofd? Een christen komt pas tot rust 'als zijn geloof niet alleen zeker is van het voorwerp, waarop het steunt, maar ook zeker is van zichzelve.'

Toevluchtnemend geloof

Naar aanleiding van De zekerheid des geloofs kreeg Bavinck een vraag, waarop hij in een artikel in de Bazuin reageerde. Deze vraag verwerkte hij ook in de tweede druk. Bavinck had geschreven: 'Indien wij de beloften Gods in het Evangelie geopenbaard, bijv. de vergeving der zonden, van harte geloven, dan geloven wij tevens dat wij die weldaad der vergeving persoonlijk voor onszelven uit genade deelachtig zijn.' Een lezer had hem vervolgens de vraag gesteld of het niet beter was dit te wijzigen in: 'Indien wij de beloften Gods, in het Evangelie geopenbaard, bijv. de vergeving der zonden van harte geloven, dan is het zeker dat wij die weldaad der vergeving persoonlijk voor onszelven uit genade deelachtig zijn.'

Bavinck vat de vraag als volgt samen: 'Sluit het geloof, waardoor wij de vergeving onzer zonden deelachtig zijn, ook het geloof in, dat wij haar deelachtig zijn? ' Allereerst wijst hij erop dat er over deze vraag in de Gereformeerde kerken verschil van mening heeft bestaan: 'zij was het punt waar verschillende richtingen zich scheidden...' Vervolgens merkt hij op dat men vanuit de praktijk altijd geneigd zal zijn om de genoemde vraag ontkennend te beantwoorden. 'Want hoeveel Christenen zijn er niet, die, ofschoon men vertrouwen mag, dat zij het eigendom des Heren zijn, toch jaar en dag in het onzekere verkeren en zich de beloften niet durven toe-eigenen. (...) Een enkele maal, als zij iets bijzonders ondervinden, zouden zij het wel durven geloven. Maar dat zijn korte ogenblikken, straks, als die bijzondere ondervinding voorbij is, maakt de twijfel zich weer van hun hart meester. En zo blijven zij steeds van verre staan...' Duidelijk is hier de toon van de 'afgescheiden dominee' te horen, die de bekommerde christen tracht te begrijpen en te troosten.

In zijn beantwoording slaat Bavinck twee wegen in. Enerzijds houdt hij uitdrukkelijk vast aan de eenheid van het geloof in de beloften van het evangelie en de zekerheid van het heil in die beloften beloofd: 'Het geloof is geen stuk werks, dat, evenals een machine, uit verschillende delen is samengesteld, en dat langzamerhand in elkaar wordt gezet'. Bavinck wil het geloof en de zekerheid van het heil niet van elkaar loskoppelen. In het geloof ligt de zekerheid besloten. 'Geloof is zekerheid en sluit als zodanig alle twijfel uit.' Toch wil hij anderzijds ook ruimte maken voor de bekommerde christen. Hij doet dit door onderscheid te maken tussen 'het toevluchtnemend en het verzekerd vertrouwen.' Deze onderscheiding is niet zo bijzonder. Het is in de Nadere Reformatie vaak gebruikt. Het heeft scholastieke trekken. Toch is de wijze waarop Bavinck met het onderscheid omgaat wel bijzonder. Hij benadrukt dat deze onderscheiding nooit mag leiden tot een scheiding van geloof en zekerheid. Als ze goed verstaan wordt  doet ze dat ook niet. 'In het toevluchtnemend vertrouwen zit het verzekerd vertrouwen reeds opgesloten. En beide ontwikkelen zich in verband met elkaar. Naarmate het toevluchtnemend vertrouwen sterker is, wast ook het verzekerd vertrouwen.' Wie de toevlucht neemt tot Christus is een gelovige. Dit kan niet anders dan op grond van de beloften van God gedaan worden. Het toevluchtnemend , vertrouwen is geen onzeker wagen, maar het is een vertrouwen, het is een geloven, dat God niet uitwerpen zal degene, die in Christus tot Hem om genade en vergeving roept.' 

Er is zo vaak een tegenstelling tussen belijden en beleven. 'Wij belijden allen, dat de vergeving der zonden een weldaad is, die door Christus volkomen is verworven en daarom in Hem gereed ligt voor een iegelijk die gelooft. Maar als het erop aankomt om deze leer ook te beleven, dan blijft er bij ieder Christen zoveel te wensen over. Want practisch doen wij menigmaal zo, alsof de vergeving der zonden voor een kleiner of groter deel van onze gezindheid of ons gedrag afhangt. In de practijk van het leven stellen wij ons dikwerf zo aan alsof het geloof door ons in de weg van rijke bevindingen of goede werken verworven moest worden.' Deze nevelen, die het geloof in het duister hullen, kunnen echter de zekerheid van het geloof niet wegnemen. 'Zo zwak en klein kan het niet zijn, of het brengt altijd, in dezelfde mate als het geloof is, ook enige zekerheid mee. Zelfs de meest bekommerde en van verre staande Christen is van die zekerheid niet ten enenmale en niet ten allen tijde verstoken.'

Geen voorwaarde, maar vrucht

Bavinck uit wel zijn kritiek op het voorwaardelijke karakter van de bevindingen. Hij vergelijkt deze voorwaardelijke ervaringsleer met de rooms-katholieke leer van de goede werken. In het evangelie worden de beloften van God onvoorwaardelijk verkondigd. Daarom rust het geloof op geen menschelijke redeneering, doch op het Woord, op de beloften Gods in het Evangelie, dat geen enkele voorwaarde stelt maar alleen verkondigt, dat alles volbracht is, en wij niets hebben te doen, dan tot dien volbrachten arbeid in te gaan en er eeuwig in te rusten.' De vruchten van dit geloof - bij Rome de werken en bij het Protestantisme de bevindingen - zijn veranderd in voorwaarden. Het evangelie is 'menigmaal in eene wet, Gods gave in een eisch, Zijne belofte in eene voorwaarde verkeerd. In de Roomsche kerk moesten vele goede werken, in de Protestantsche moesten allerlei ervaringen en bevindingen voorafgaan, eer men dit rijke Evangelie van Gods genade waarlijk gelooven en zichzelven toe-eigenen mocht. Het recht, de vrijmoedigheid om te gelooven, werd eerst aan het einde als vrucht van eene reeks goede werken of echte bevindingen door de priesters der kerk of door de keurmeesters van het geestelijke leven aan den geloovige toegekend.' Kern van Bavincks kritiek is dat het geloof wordt gescheiden van Jezus Christus, die in de belofte van het evangelie onvoorwaardelijk aangeboden wordt. 'Het geloof werd van zijn voorwerp, de genade Gods in Christus, gescheiden, en tot bespieding en navorsching van zijn eigen ontwikkelingsgang verplicht.'

Zowel de goede werken als de echte bevindingen zijn vruchten van het geloof, dat alleen op Gods genade in Christus steunt. In die vruchten komt dan weer de echtheid en de kracht van het geloof openbaar. 'Bevindingen en goede werken kunnen nooit van tevoren de waarheid des geloofs bewijzen. Want alle echte bevinding en alle deugdelijk werk is geen wortel, maar vrucht des geloofs.' Deze omkering van de heilsorde - eerst bevinding en dan geloof - heeft ook wereldmijding in de hand gewerkt, met als gevolg 'dat de vromen meer en meer met zichzelven zich bezig hielden, in gezelschappen samenkwamen, om met elkander over geestelijke dingen te spreken, en heel de wereld overlieten aan eigen lot. De piëtistische Christenen trokken met voorliefde uit het woelige leven in hun eigen intiemen kring zich terug. Het godsdienstige, het geestelijke leven was het enig ware leven...' De levenstaak van de christen in deze wereld wordt volgens Bavinck door het gebrek aan heilszekerheid belemmerd; het gebrek aan zekerheid komt voort uit de omkering van de heilsorde en deze omkering komt tot stand doordat het onvoorwaardelijke karakter van de belofte van het evangelie niet begrepen wordt. 'Een Christen was een bekommerd, zuchtend mensch, die eerst heel aan het einde van zijn leven, na eene lange reeks van bevindingen komen kon tot de verzekerdheid des geloofs en daarmede tot de rust der ziel. Deze werd dus in plaats van uitgangspunt, het doel van zijn streven'.

Evenwichtig

In de bevindelijk-gereformeerde theologie ontbreekt het vaak aan het juiste evenwicht tussen de zekerheid van het geloof, gegrond in Gods beloften en de geestelijke ervaring, als vrucht van het zaligmakend geloof in die beloften. Bij Bavinck vind je een goede balans. Enerzijds laat hij staan dat het geloof zeker is van de beloften van God en naar de mate waarin het geloof wordt beoefend ook zeker is van het heil, de volle zaligheid, in Gods beloften beloofd. Anderzijds laat hij voluit staan dat het gelovig omhelzen van Gods beloften een geestelijke zaak is. Het geloof is een daad van het hart. Het toevluchtnemend geloof is zeker van Gods beloften in Christus Jezus. Als het niet zeker was, was het geen geloof. Als dat toevluchtnemend geloof beoefend wordt, wordt het ook meer en meer bevestigd en mag de gelovige verzekerd zijn van zijn aandeel in Christus. Nooit mag de ervaring, hoe rijk en geestelijk ook, verworden tot voorwaarde voor het geloof. Wanneer wij pas dan durven geloven, als wij uit onze ervaring overtuigd zijn dat we wederomgeboren zijn, zullen we nooit met vrijmoedigheid geloven. De belofte van God komt niet tot wedergeboren mensen, maar tot verloren mensen. Door het geloof in die belofte wordt een zondaar met Christus verbonden en begint hij te leven voor God. Daaruit vloeit een bevindelijk geloofsleven voort.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bavinck blijft boeien (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1998

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's