Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeenteopbouw rondom het Woord (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeenteopbouw rondom het Woord (4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe gaat het bouwen van de gemeente eraan toe? Wie zijn in de eerste plaats verantwoordelijk en wie worden daarbij zoal betrokken? Ergens las ik een aansprekend beeld. Iemand vergeleek de gemeente met een vaartuig. Je kunt denken aan een gondel, maar ook aan een roeiboot. Wie ooit in Venetië geweest is, kent het verschil. In een gondel zitten de passagiers comfortabel te genieten. Ze hebben ervoor betaald. Daarom hoeven ze zich niet in te spannen. Alleen de gondelier heeft het zwaar. Hij is de roerganger en tegelijk moet hij ervoor zorgen dat de gondel vooruitkomt. Hij doet alles alleen. Jaloers kijkt hij naar de stuurman van een passerende roeiboot. Er zitten evenveel mensen in, maar die doen het werk samen. Allemaal roeien ze mee en ze hebben er nog plezier in ook. De boot schiet vooruit. De stuurman hoeft niet veel meer te doen dan wat aanwijzingen te geven in verband met de vaarroute.

Basisprincipe 2: bouwen doen we samen
Hoe zijn wij bezig? Als ik me niet vergis, lijken de meeste van onze gemeenten op een gondel. Het werk wordt voornamelijk gedaan door de predikant. Kerkenraad en gemeente vinden dat eigenlijk ook vanzelfsprekend. De dominee heeft er immers voor geleerd en hij heeft de hele week beschikbaar voor de bearbeiding van de gemeente. Hij wordt geacht over alle vaardigheden te beschikken die de verschillende werksoorten binnen de gemeente met zich meebrengen. Hij moet goed kunnen preken, in het catechiseren moet hij een kei zijn, het leiden van een bijbelkring moet hem toevertrouwd kunnen worden, hij wordt geacht als beste binnen de kerkenraad de vergaderingen te kunnen leiden, hij moet de tact bezitten om conflicten te vermijden en op te lossen en hij moet trouw zijn in het pastoraat. Vooral dat laatste telt zwaar. Nog altijd leeft de gedachte bij een aantal gemeenteleden dat een bezoek van de kerk pas waarde heeft als de predikant geweest is. Het bezoek van een ouderling is toch een beetje behelpen.
Natuurlijk chargeer ik enigszins. Ik weet heus wel dat veel ambtsdragers trouw hun werk doen. Maar de tendens die ik hier teken, is vermoedelijk in veel gemeenten herkenbaar. We zijn nog altijd een domineeskerk. En de gevolgen? Die zijn ernaar. Want op deze wijze komt er van gemeente-opbouw natuurlijk niet veel terecht. Sommige aspecten van het gemeentewerk krijgen onvoldoende aandacht, waardoor er onrust en ontevredenheid ontstaat. Allerlei zaken blijven liggen, omdat de predikant er geen 'feeling' voor heeft of eenvoudig niet aan toe komt. Mogelijkheden om als gemeente van Christus de uitdagingen van onze tijd tegemoet te treden blijven onbenut, omdat er geen ruimte voor is binnen de bestaande taakverdeling. Wanneer gemeenteleden met initiatieven komen en daarbij heel bijbelse argumenten aandragen, stoten ze hun hoofd vanwege het simpele feit dat de dominee het er niet bij kan hebben. Kortom, zo'n aanpak is slecht voor de gemeente en al even ongezond voor de voorganger. In de praktijk blijkt dat ook wel. Nogal wat predikanten kennen het gevoel soms meer herdershond dan herder te zijn. De hele week is het rennen van de ene vergadering naar het volgende bezoek. Op zaterdag zijn ze te moe om helder van geest een preek te kunnen voorbereiden. Tijd voor grondige exegese en stilte voor meditatie ontbreekt. Het geestelijk leven van de pastor dreigt bloedarmoe te gaan lijden en van studie is al helemaal geen sprake meer. Is de gemeente daar werkelijk mee gediend?

Gaven gebruiken
Er zijn niet alleen praktische redenen om ons af te vragen of we wel goed bezig zijn. De Schrift wijst ons nadrukkelijk een andere weg. Als Paulus in Efeze 4 spreekt over gemeente-opbouw, wijst hij op de verscheidenheid aan gaven (charismata) binnen de gemeente. De Heilige Geest deelt aan iedere gelovige een of meer gaven uit. Het ambt is zo'n gave van de Pinkstergeest. De kerkenraad draagt voor het werk in de gemeente een bijzondere verantwoordelijkheid. Maar dat betekent nog niet dat ambtsdragers alles zelf moeten doen. Het tegendeel is het geval. Professor J. P. Versteeg heeft dat prachtig duidelijk gemaakt in zijn uitleg van Efeze 4 : 16. Paulus spreekt daar over de dienst van de 'voegselen' of 'geledingen', die het lichaam van Christus bijeenhouden. Wat de pezen en spieren zijn voor een lichaam, zijn de ambten voor de gemeente. Ze zijn er om leiding te geven aan de gemeente, om de eenheid van de gemeente te bewaren en te bevorderen, maar ook om de gemeenteleden zoveel mogelijk te stimuleren hun gaven in te zetten ter wille van de opbouw van de gemeente.
Behalve de ambten zijn er immers nog tal van andere gaven die de Geest uitdeelt. Daarbij hoeven we echt niet alleen aan spectaculaire zaken te denken als tongentaal of profetie (1 Kor. 12 : 10). Het gaat bij de gaven van de Geest heus niet alleen om het bijzondere, het opzienbarende, waar iedereen perplex van is. Er zijn ook minder in het oog springende geestesgaven: de bekwaamheid om anderen te helpen, het er willen zijn voor elkaar, het dienstbaar zijn (vgl. Rom. 12). Dat zijn net zo goed gaven. De man die niet zo makkelijk uit zijn woorden komt, maar die wel zijn handen uit de mouwen steekt als er iets te doen is in de kerk. De vrouw die dag in dag uit naar haar zieke buurvrouw omkijkt en bijspringt waar nodig is. De jongen die meedoet in het evangelisatiewerk en het meisje dat haar beste krachten geeft aan het werk van de zondagsschool.

Niemand op non-actief
Ieder lid van de gemeente krijgt zijn gave. De één deze, de ander die, maar niemand wordt overgeslagen. Niemand die van Christus is, wordt op non-actief gesteld. En alle gaven die de Geest uitdeelt, zijn bedoeld om ingezet te worden voor gemeente-opbouw. Wat verstaat gij onder de gemeenschap der heiligen? Op die vraag geeft de Heidelberger ons een schitterend antwoord: Ten eerste dat de gelovigen allen tezamen en ieder persoonlijk als leden deel hebben aan de Heere Christus en al zijn schatten en gaven. Ten tweede dat ieder zich geroepen moet voelen om zijn gaven tot nut en heil van de andere leden bereidwillig en met vreugde te gebruiken (vr./antw. 55).
Moesten we daar niet veel meer werk van maken? Nee, ik pleit niet meteen voor een 'gaventest' zoals sommige gemeente-opbouw deskundigen. Dat kan al gauw een al te zakelijke en verstandelijke aangelegenheid worden. Maar het lijkt me wel heel bijbels ons af te vragen: welke gave(n) zou God mij gegeven hebben om in te zetten voor de gemeente? Het begint ermee dat we er voor open staan. Dat we beschikbaar willen zijn. En dat het een plaats in ons gebedsleven krijgt. Verlangen we ernaar onze bijdrage te leveren aan de groei van Christus' gemeente?
Van kerkenraden mag verwacht worden, dat ze in hun beleid rekening houden met Efeze 4. Er zou bewuster omgezien moeten worden naar de gaven, die in de gemeente schuilen, maar waar nooit iemand een beroep op doet. De Geest wil allen inschakelen. Mannen, maar evengoed vrouwen. Ouderen, maar niet minder de jongeren. Wat zou het de gemeente ten goede komen, wat zou het de uitstraling van de kerk naar buiten toe versterken als we meer oog kregen voor de charismata. De apostel spoort er ons indringend toe aan: IJvert naar de geestelijke gaven (1 Kor. 14 : 1), zo luidt het apostolische vermaan.

Het advies van Jethro
In gesprekken met ambtsdragers proef ik nogal eens een zekere huiver als het om deze dingen gaat. De vrees voor eigenmachtig optreden van gemeenteleden, de angst dat stilweg de deur wordt opengezet voor allerlei vernieuwingen, de zorg dat… Natuurlijk liggen er altijd gevaren op de loer. Maar dat geldt ook als we alles op z'n beloop laten. De duivel zit nooit stil om roet in het eten te gooien en het allerbeste te bederven. Maar dat mag ons niet brengen tot passiviteit of krampachtigheid. Laten we eenvoudig beginnen te luisteren naar het Woord en ons niet laten verlammen door angst voor eventuele risico's. De Schrift heeft voor ons toch het hoogste gezag? Het sola scriptura was de basis van de Reformatie ruim vierhonderd jaar geleden. Het zal ook het enige richtsnoer van gemeenteopbouw aan het eind van de twintigste eeuw dienen te zijn. Reformata quia semper reformanda. We zijn hervormd om steeds weer opnieuw gereformeerd te worden.
Een prachtig staaltje van taakverdeling, vinden we in de geschiedenis van Mozes. Op een dag krijgt de leider van het volk bezoek van zijn schoonvader Jethro. Het volk bevindt zich in Rafidim (Ex. 18). Mozes is overbezet. Van de vroege morgen tot de late avond worden hem problemen voorgelegd, waarover hij zijn oordeel moet vellen. Jethro ziet dat zijn schoonzoon het werk eigenlijk niet meer aan kan. En wat zegt deze oude, wijze man dan? Prijst hij Mozes om z'n geweldig inzet? Beklaagt hij hem over de grote werkdruk? Nee, hij doet wat anders. Hij zet het mes er meteen in. 'De zaak die gij doet, is niet goed'! Met alle goede bedoelingen, ben je toch verkeerd bezig, Mozes. Je moet leren delegeren. Alles alleen willen doen is slecht voor jezelf en slecht voor het volk. Dat houdt toch geen mens vol? Je zult nog 'vervallen', uitgeput raken. En het volk wordt ontevreden. De Israëlieten gaan op den duur klagen omdat ze te lang moeten wachten. En dan geeft Jethro het praktische advies om naar andere bekwame mannen om te zien, die met Mozes de schouders onder het werk kunnen zetten.

Leerzaam
Opvallend: Mozes wordt niet boos; hij legt de kritiek niet hooghartig naast zich neer. Als leider had hij dat gemakkelijk kunnen doen. Het getuigt van geestelijke volwassenheid en ootmoed als we rnet kritiek kunnen omgaan. De voorganger die meent dat hij zelf alles beter weet en doet, is te beklagen. We kunnen van anderen leren. Een buitenstaander ziet de dingen soms net even scherper dan wij die helemaal met het werk vergroeid zijn.
Wat gebeurt er in Rafidim? Mozes behoudt zijn centrale positie. Hij vertegenwoordigt het volk bij God en geeft aan Israël Gods inzettingen door. Maar daarnaast benoemt hij gekwalificeerde helpers: doortastende, godvrezende en betrouwbare mannen, die niet op winstbejag uit zijn (vs. 21). Zij zullen Mozes voortaan helpen bij de rechtspraak. Oversten over duizend, oversten over honderd, oversten over vijftig en oversten over tien. Hoeveel medewerkers zullen dat in totaal geweest zijn? In ieder geval heel veel. Leerzaam, ontzettend leerzaam voor de opbouw van de gemeente vandaag. 'Vele handen maken licht werk', luidt het gezegde. Dat geldt ook in het Koninkrijk van God.
En waarom zou zo'n georganiseerde aanpak, zo'n ver doorgevoerde taakverdeling het werk van de Heilige Geest per definitie uitsluiten? Dat veelgehoorde bezwaar lijkt me niet op bijbelse argumenten te berusten. Het advies van Jethro pleit ervoor om het juist wel in deze richting te zoeken.

M. van Campen, Waddinxveen

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Gemeenteopbouw rondom het Woord (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's