Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opstanding in het onderwijs van de reformatoren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opstanding in het onderwijs van de reformatoren

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Reformatie is geboren uit het Woord van God, Zij was op zichzelf als een opstanding uit de doden, zoals immers naar Calvijns inzicht de geschiedenis van de kerk van opstanding naar opstanding voortgaat. Geboren uit het Woord Gods heeft de Reformatie op allerlei manier het evangelie verkondigd. In prediking en pastoraat, vooral ook door het onderwijs aan de jeugd. Speciaal dit laatste beschouwden de eerste predikers van de Reformatie als het belangrijkste middel om aan de vernieuwing van de kerk en de wereld gestalte te geven met het oog op de toekomst. Wil men de boodschap van de Reformatie verstaan, dan kan men terecht bij de talrijke grote en kleine leerboeken, de catechismussen, waarvan een hele reeks bewaard is gebleven. Ter gelegenheid van het paasfeest kijken we naar deze literatuur, om te zien op welke manier men het wonder van de opstanding van Christus heeft doorgegeven aan het komende geslacht. We beperken ons tot het werk van Luther, Bucer, Calvijn, Ursinus en Olevianus. Zij verschaffen samen een beeld van wat de Reformatie op dit punt van wezenlijke betekenis achtte.

Luther
Wat voor de hele periode geldt, moet beslist van Luther gezegd worden. Het feit van de opstanding ontvangt weinig aandacht. We vragen naar de inhoud van Luthers Grote Catechismus op dit punt. Het is een van de bekendste Lutherse belijdenisgeschriften tot op vandaag. Het resultaat valt wat tegen. Luther is uitermate beknopt als het gaat over de belijdenis van het tweede artikel. Hij vat alles wat de apostolische geloofsbelijdenis zegt over Christus samen met enkele woorden, waaruit evenwel blijkt dat hij de kunst van de christologische concentratie verstaat: Wij geloven aan Jezus Christus, onze Heere. Hij is de waarachtige Zoon van God en Hij is onze Heer geworden. Wat betekent dit: Hij is onze Heer geworden? Het wil zeggen, dat Hij mij verlost heeft van de zonde, de duivel, de dood en alle ongeluk. Want tevoren heb ik geen heer of koning gehad. Ik was onder de macht van de duivel gevangen, door God verdoemd, in zonde en blindheid verstrikt. Christus heeft ons daarvan verlost met Zijn eigen bloed. Hij heeft dit alles gedaan om mijn Heer te worden. Hij is ook opgestaan, heeft de dood verslonden en is ten hemel gevaren.
Zo vat Luther het tweede artikel in het kort samen met de opmerking, dat een bredere uiteenzetting van de afzonderlijke stukken niet thuishoort 'in een korte kinderpreek', zoals hij zijn catechismus noemt, maar in de uitgebreide prediking van het kerkelijke jaar, waarbij ieder artikel speciale aandacht kan krijgen. Luther voegt aan deze opmerking iets toe, wat zijn bedoeling verduidelijkt. Het gehele evangelie dat wij prediken bestaat hierin dat wij dit artikel wel verstaan, omdat al ons heil en onze zaligheid daarvan afhangt. Het is zo rijk en veelomvattend, dat wij altijd voldoende daaruit kunnen leren. Kort, beknopt en indringend is Luthers catechismus, wanneer het gaat over de opstanding van Christus. Er moet over gepreekt worden, dat staat vast. Maar wie de geschiedenis alleen kent en niet meer dan dat, heeft aan zijn geloof niets. Het komt aan op een concentratie op het heil, dat we slechts in Christus kunnen vinden. Het gehele evangelie zit in de heilsfeiten, waartoe ook de opstanding van Christus behoort. De feitelijkheid van die opstanding behoorde tot het geloofsgoed van de christenheid als zodanig. Er werd niet gevraagd naar het gebeuren op zichzelf. Ook bij de gereformeerde leerboeken is dit vrijwel niet het geval. ­
Onze tijd is daarin geheel anders geworden. De opstelling van een catechismus zou vandaag de vraag omtrent de feitelijkheid van de opstanding niet kunnen laten hggen. Dat was in Luthers dagen nog niet het geval. Wij hebben echter evenzeer als hij behoefte aan een geloof, dat niet bij de feiten blijft staan. Het doel van onze kennis van de heilsfeiten ligt voor Luther in de vergeving der zonden. Het gaat niet slechts om een kennis van de historie, doch om een toestemming in de belofte van het evangelie.
Met dit inzicht heeft Luthers visie op de heilsfeiten als zodanig de toonhoogte bepaald, waarop men binnen de Reformatie alleen over de opstanding van Christus kan spreken. De afzonderlijke heilsfeiten dienen om de verlossing die wij in Christus hebben, te verklaren en op allerlei manier uit te drukken. De kennis van Christus in de kracht van zijn opstanding bestaat in het kennen van Zijn weldaden. Daarover heeft Luther gepreekt, breeduit. De grootste weldaad die we ontvangen, en waaruit al de andere voortkomen, is die van de rechtvaardiging door het geloof alleen. En er kan geen twijfel over bestaan, of Luther heeft deze gevonden in het lijden en sterven, en tegelijk ook in de opstanding van de Heere Jezus Christus.

Martin Bucer
Een tweede voorbeeld van onderwijs in de betekenis van de opstanding van Christus vinden we in een catechismus van Martin Bucer, reformator te Straatsburg. Zijn boek uit 1534 laat zien, hoezeer hij de relatie wist te leggen met het leven van de gelovigen.
Wat leren we uit de belijdenis dat Christus is opgestaan op de derde dag? Het antwoord zegt, dat de Heere onze zonde geheel en al betaald heeft, omdat Hij door de dood niet kon worden vastgehouden. Hij heeft de dood overwonnen en is tot een onsterfelijk leven uit de dood opgestaan.
De uitwerking van dit geloofsartikel bestaat volgens Bucer in deze drie dingen: allereerst, dat ik niet twijfel, of ik zal op de jongste dag ook tot zulk een onsterfelijk leven worden opgewekt, aangezien mijn Heere Jezus als mijn Hoofd van de doden is opgestaan tot dit onsterfelijke leven. Dit betekent vooral dat ik lijden en dood dapper en getroost kan aanvaarden. Ik moet ook leren om het aardse leven met ijn begeerlijkheden geheel te verachten. Ik heb me in tucht en heiligheid te richten op het eeuwige leven. Ik mag ook mijn vroomheid niet zoeken in aardse zaken of oefeningen. Christus zit aan de rechterhand van Zijn Vader. Hij vertegenwoordigt mij bij de Vader en verleent mij Zijn Geest, zodat ik in een vrij leven alles richt op het hemelse leven, waardoor ik in een reine, vrije en hartelijk liefde eenieder tot zijn zaligheid tracht te dienen. Zij die hun vroomheid aan uiterlijke zaken binden, handelen in strijd daarmee. De Joden deden dit met hun besnijdenis en sabbat en in onze tijd zijn het de monniken, die zich daaraan schuldig maken. Dit is in strijd met het geloof in de opstanding van Christus, aangezien de Schrift leert dat Christus om onze zonden is gestorven en om onze gerechtigheid is opgestaan. Hij is ons tot gerechtigheid geworden.
Opvallend is in deze uiteenzettingen van Bucer, dat ook bij hem de rechtvaardiging door het geloof centraal staat. Bij hem functioneert zij echter, door de opstanding van Christus, als beginpunt van het nieuwe leven. Dit nieuwe leven is vrij van het wetticisme dat Bucer bij Rome aantrof. Men mag het nieuwe leven niet zoeken in allerlei uiterlijke voorschriften en verordeningen. Bucer geeft toe dat het aardse leven allerlei regelingen behoeft. Men dient er echter de zaligheid niet in te zoeken. Wij moeten alles doen in christelijke vrijheid door de Geest van Christus, die Hij ons vanuit de hemel zendt, zonder echter ook maar in enig opzicht te vertrouwen op zulke werken. Het geloof in Christus brengt alle gerechtigheid voort en het voert ons tot een hemels leven.
Evenals bij Luther het geval is, zien we bij Bucer de eigensoortigheid van zijn theologie weerspiegeld in zijn belijdenis van de opstanding van Christus. Voor Luther draait het om de rechtvaardiging door het geloof: Christus heeft de straf gedragen, de schuld is weggenomen. Voor Bucer staat ook de vergeving centraal. Hij ziet echter de dood van Christus als een doorgangsfase naar de heerlijkheid, waarin Hij als het Hoofd ook al de Zijnen doet delen. Opstanding is de weg naar de heerlijkheid, die in het leven van al de Zijnen aan het licht zal treden.

Calvijn
Johannes Calvijn heeft met zijn Institutie sen stempel gezet op de ontwikkeling in de gereformeerde traditie. Ook bij hem vallen, evenals bij Bucer de accenten niet zozeer op het lijden en sterven van Christus, maar op de heerlijkheid die Hij verworven heeft door de opstanding heen. Luthers theologie is theologie van het kruis. Bucer en Calvijn hebben de heerlijkheid van het koningschap van Christus sterk benadrukt.
Dit had gevolgen voor hun visie op het christelijke leven. En dit werkte ook door in hun belijdenis van de opstandingskracht van Christus. Zonder de opstanding is dood en kruis slechts zwakheid. Vandaar ook dat wij niet door Zijn dood, maar door Zijn opstanding zijn wedergeboren tot een levende hoop. Door de dood van Christus is de zonde vernietigd en de dood verslonden. Door de weldaad van Zijn opstanding blijkt de effectiviteit en de kracht van Zijn sterven. De kracht van God die ons in het geloof bewaart, is de kracht van het nieuwe leven van Christus. Daarom mogen wij sterven en opstanding van Christus ook niet van elkaar scheiden. De vrucht van het sterven van Christus openbaart zich in de nieuwheid van leven. Door Zijn kracht worden wij niet slechts 'uitgenodigd door het voorbeeld van de uit de doden opgewekte Christus, tot het streven naar de nieuwheid van het leven, maar ook onderricht, dat het door Zijn kracht is, dat wij tot rechtvaardigheid worden wedergeboren'.
'Door uit de doden op te staan heeft Hij de overwinningspalm verworven, zodat Hij de Opstanding en het Leven is geworden. Terecht houdt Paulus staande dat het geloof teniet gedaan is en dat het evangelie ijdel en bedriegelijk is, tenzij de opstanding van Christus in onze harten is ingehecht'. Het geloof in de opstanding van Christus betreft het centrum van het christelijk geloof. Het is de vrucht van Christus' werk. Die immers de Opstanding en het Leven is en Die dit leven effectief tot een realiteit maakt in het leven van al de Zijnen.
Bij Calvijn treffen we reeds de driedeling aan, die we ook in de Heidelbergse Catechismus vinden: door de kracht van Zijn opstanding maakt Christus ons Zijn eigen verheerlijkte leven deelachtig. Wij worden zelf ook opgewekt tot een nieuw leven. Daarbij hebben we ook een onderpand van onze eigen zalige opstanding.

Ursinus en Olevianus
Ursinus formuleerde onze catechismus geheel in de trant van Calvijn. We merken ook nu op, dat ons leerboek geen vraag stelt over de opstanding zelf. Ursinus doet dit wel, zij het summier in zijn verklaring, die hij bij het boekje bood.
'Is Christus opgestaan?' De ongelovigen ontkennen het. Wij houden ons echter aan de getuigenissen van de engelen en de vrouwen en de evangelisten. 'Uit kracht van hun hemels gezag zouden wij de apostelen moeten geloven, ook al hadden zij Hem niet gezien'. Hier spreekt een onbeperkt en onvoorwaardelijk vertrouwen in het apostolisch getuigenis van de Heilige Schrift. Ursinus bespreekt dan verder de vragen hoe en waarom Christus is opgestaan en welke vruchten wij aan Zijn opstanding mogen toekennen. Christus heeft daardoor bewezen dat Hij de Zoon van God is, nu met een verheerlijkte menselijke natuur. Zo verleent Hij ons de gerechtigheid, en schenkt Hij ons het nieuwe leven, dat Hij ook zal voleindigen door ons deelgenoot te maken van Zijn geluk en heerlijkheid en eeuwig leven.
Dat de Catechismus in dezelfde richting wijst, als waarin Calvijn met zijn verklaring het geloof in de opstanding omschreef, blijkt eveneens uit de commentaar die Olevianus schreef bij dit centrale belijden van het christelijk geloof. Ook hij haast zich naar het nut en de troost van deze leer. Vier aspecten wijst hij aan. Als eerste noemt hij de opstanding van Christus een zeker getuigenis, dat God ons in Zijn ogen als rechtvaardigen ziet, aangezien het lichaam van Christus is opgestaan uit al onze zonden. De gelovigen zijn niet meer in hun zonden. Niet alsof er in hen geen zonden zouden wezen, maar deze zijn vergeven. Niet een van onze zonden is overgebleven, anders zou Christus niet hebben kunnen opstaan. Het tweede nut betreft onze levendmaking. Wie door de opstandingskracht van Christus een waar geloof verkrijgt is vrijgesproken en is met Christus levend gemaakt. Het geloof ont­ staat door dezelfde grote kracht van God, als waarmee Hij Jezus uit de doden heeft opgewekt. Het derde profijtelijke punt heeft betrekking op de volharding in het geloof. Christus sterft niet meer. Allen die door het geloof in Hem zijn ingelijfd delen in dit geestelijke leven, door de Geest van Christus die in Hem en in ons woont. En in de vierde plaats: omdat onze lichamen evenals onze ziel leden zijn van Christus, zullen zij eenmaal worden opgewekt, gelijkvormig aan het heerlijke lichaam van Christus zelf. 'Derhalve is ons reeds de vrolijke, zalige opstanding van ons vlees en de daaropvolgende onsterfelijkheid door God toegekend, doordat Hij onze Middelaar uit de doden opgewekt heeft'.
De reformatorische prediking van Pasen gaat uit van de werkelijkheid van Christus' overwinning, sterker en oneindig veel krachtiger dan in hedendaags theologisch denken wordt aangetroffen. En men wendt zich met deze overtuiging rechtstreeks, vanuit het hart van het evangelie, tot het hart van de mens, die nu leeft en die eenmaal moet sterven. Wie in het geloof aan Christus verbonden is, zal de werkelijkheid van de opstanding ervaren in de troost der vergeving en in de kracht der vernieuwing. Zij breken door in ons leven vanuit Hem Die de dood heeft overwonnen. In dit evangelie ligt toekomst voor kerk en wereld. Beide kunnen slechts 'door vele opstandingen heen' de hoop op gezondheid koesteren. Het herstel van de kerk is evenals de opstanding der doden het werk van God, die vergeeft en geneest. Wie dit gelooft zal naar het woord van Calvijn dwars door de wanhoop heen doorbreken naar de toekomst. Pasen is niet geweest. Pasen komt eenmaal ten volle.

W. van 't Spijker

Tekst afbeelding:
Volgens de overlevering de zaal van het laataste avondmaal op de Zionsberg. (Matth. 26 : 20-29; Mark. 14 : 17-24; Luk. 22 : 14-23; Joh. 13 : 1-20.)
Uit: Hilla en Max Moshe Jacoby, Israël, een onvergetelijk land, uitg. J. J. Groen en Zoon, Heerenveen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1999

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Opstanding in het onderwijs van de reformatoren

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1999

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's