Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dienstvaardig tot Zijn eer (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dienstvaardig tot Zijn eer (3)

10 minuten leestijd

Ter inleiding
De vorige aflevering ging over de mens als beeld van God. Beschreven werd vanuit welke houding een christen zijn werk binnen de kerk mag doen. In dit artikel gaan we in op het leidinggeven binnen het kerkelijk werk. Voor leidinggeven zijn bepaalde kwaliteiten nodig. De vraag die eerst aan de orde komt, is of de mens kwaliteiten heeft en of we die met behulp van de seculiere methoden mogen ontplooien.

Is de mens tot iets goeds in staat?
Een cruciale vraag is of wij als mensen in staat zijn tot goede dingen. Om deze vraag te beantwoorden raadplegen we eerst de Schrift en wel Handelingen 28 : 2, waar wordt gesproken over de 'geen gemene vriendelijkheid' van de barbaren, bewezen aan Paulus en de andere schipbreukelingen. Deze 'buitengewone vriendelijkheid' betekent 'menslievendheid'. De Bijbel geeft in dit gedeelte aan dat barbaren die de Heere God niet dienden, toch in staat waren om lief te hebben. Er zat echter wel een letterlijk 'addertje' onder het gras, waardoor hun houding van menslievendheid al snel veranderde. Hun bewogenheid sloeg namelijk om in afschuw, toen Paulus ten dode leek opgeschreven vanwege een adder die aan zijn hand hing, omdat ze meenden dat Paulus kennelijk door de wraak van de goden achtervolgd werd. Hun menslievendheid miste de goede richting. Toen Paulus iets liet zien van de genezende en reddende werking van God in Christus sloegen ze weer om als een blad aan de boom. Heidenen die God in Christus persoonlijk niet kenden, bezaten wel goede gaven.
Het tweede waaruit blijkt dat de mens los van een levende relatie met Christus iets goeds heeft, is de vanzelfsprekendheid van zelfliefde. Paulus zegt in Efeze 5 : 29: 'Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het en onderhoudt het, gelijkerwijs ook de Heere de gemeente'. De mens heeft geen kwaliteiten in zich waardoor de Heere hem in genade aanneemt. Alles is genade door Hem, Die de gerechtigheid die nodig was, aangebracht heeft. Toch zijn er vonkjes overgebleven uit het paradijs (Calvijn), die volgens Romeinen 1 genoeg zijn om mensen hun onschuld te benemen. De gaven die mensen gekregen hebben dienen wel te leiden tot Gods eer. Van nature is de mens hiertoe niet bereid en ook niet in staat. Dit kan dan ook alleen in een verzoende betrekking met God in Christus. Calvijn heeft het in zijn Institutie (II, II, 15) over vermogens van de mens die tot openbaring komen bij rechtsgeleerden en wijsgeren, in de retorica, de geneeskunst en in de wiskundige wetenschappen. Deze erkent hij als 'zeer voortreffelijke gaven van de Goddelijke Geest'. Ook mensen die geen persoonlijke relatie met Christus hebben, kunnen over gaven beschikken waarvan gebruik gemaakt mag worden. Belangrijk is echter wel bij het gebruik van deze gaven, ze te beproeven en het goede te behouden (1 Thess. 5 : 21 en 1 Joh. 4 : 1). MacArthur beschrijft in zijn boek Alles in Hem dat alles te verkrijgen is in Christus. Hij wijst het gebruik maken van onchristelijke bronnen sterk af. De Bijbel is voor hem genoegzaam om alle vragen te beantwoorden. Gebrek aan geloof in Christus kan bij deze redenering de oorzaak lijken van falen. De onderscheiding tussen algemene genade en bijzondere genade, zoals deze gemaakt wordt in de gereformeerde theologie, is fundamenteel en voorkomt krampachtigheid en een wettische visie op heiligmaking. De mens heeft dus gaven en mag deze ontplooien. Voor deze ontplooiing mogen ook gaven aangewend worden vanuit de sociale wetenschappen die als gaven van de Geest aangemerkt kunnen worden. Wel moet alles staan onder de heerschappij van Christus, zodat alles getoetst wordt of het al dan niet in overeenstemming is met Gods Woord.

Leiderschap en gemeenteopbouw
Drs. M. van Campen noemde in zijn serie artikelen over gemeenteopbouw vijf belangrijke kernwoorden, namelijk bezinning, beleid, beschrijving, bemensing en begeleiding. Om hieraan te werken birmen de gemeente is het nodig dat op een goede wijze leiding gegeven wordt. Het gaat dan allereerst om leiding geven aan bezinning vanuit de Schrift en van hieruit afspraken maken over beleid. Belangrijk is dat beleid vastgelegd wordt en dat zo een richtlijn is gegeven voor het inzetten van gemeenteleden, waarbij de begeleiding van deze gemeenteleden essentieel is. Bezinning op leiderschap in de gemeente is van groot belang.

Geestelijk leiderschap
Onlangs las ik weer de verzuchting dat er zo weinig geestelijk gezag is in het kerkelijk leven. Waar zijn de leidslieden die nog beslissingen kunnen nemen en respect afdwingen? Mensen die dit wel hadden waren bijvoorbeeld ds. G. Boer en ds. W.L. Tukker. Dit waren geestelijke leidslieden die het Woord Gods met gezag bedienden en duidelijk de boodschap van boven naar beneden lieten klinken en daarbij serieus genomen werden. Zijn er nu nog zulke geestelijke leidslieden? Een andere vraag is, zijn er nog geestelijke landingsplaatsen? De secularisatie en de daarbij behorende gehoorcrisis zal ook zeker invloed hebben (J. van der Graaf).
Onder invloed van o.a. Karl Barth is binnen het gemeentewerk de nadruk gelegd op het Woord dat van boven naar beneden komt en dit heeft sterk doorgewerkt in prediking en pastoraat. Laatst hoorde ik van een oudere predikant de ontboezeming dat hij veel geworsteld had met dit gegeven. Hij was opgegroeid met het idee dat je het Woord er maar in moest werpen. Later tijdens zijn predikantschap kwam hij er steeds meer achter dat er ook nog een mens is met wie de pastor in relatie treedt, en dat het Woord binnen deze relatie zich verwerkelijkt. Veel kerkelijk werk is als tegenreactie doorgeslagen naar het horizontale, waarbij het Woord van God vervluchtigt in de psychologische aspecten van de intermenselijke omgang. Die kant moeten we niet op. H. Jonker bracht het in zijn 'Theologische praxis' mooi en evenwichtig onder woorden als een dialoog waarbij Christus als de Alfa en de Omega wordt erkend, of anders gezegd waarbij de Heere God het eerste en laatste Woord heeft. De vraag blijft staan of ds. G. Boer en ds. W.L. Tukker de boodschap die van boven naar beneden klonk, anders onder woorden brachten dan in deze tijd gebeurt. Ook kunnen we ons afvragen of hun hoorders uit respect voor deze predikanten de boodschap anders verstonden. Heeft het met hun godsvrucht te maken? Geestelijk gezag mag een afspiegeling zijn van de heerlijkheid, wijsheid en liefde van God in Christus. Hadden ze dat meer dan hedendaagse voorgangers? Of is er sprake van een stukje verheerlijking van het recente verleden?

Geestelijk gezag wordt ook wel benoemd als charismatisch gezag. Mensen met een charisma zijn soms een verademing in deze tijd van ideologische neergang. Wanneer dit charisma verbonden is met gaven zoals in 1 Korinthe 12 genoemd en gekleurd is door bijbels gezag, komt het tot zijn recht. Toch zien we ook negatieve effecten van charismatische leiders, die door hun charisma mensen aan zichzelf binden die, nadat hun leider gevallen is, gedesoriënteerd achterblijven. Leiderschap moet dienstbaar zijn aan het koninkrijk van God en niet aan een idool waarmee mensen zich identificeren. Leiders in de gemeente zijn wegwijzers naar de Weg de Waarheid en het Leven.

Leiderschap en assertiviteit
Deze tijd vraagt om managers die krachtig leiderschap uitoefenen. Naast slagvaardigheid en taakgerichtheid wordt steeds meer accent gelegd op leidinggeven vanuit een evenwichtige houding. Uit onderzoeken blijkt dat een hoge, emotionele intelligentie cruciaal is om te slagen in het leven. Een hoge uitsluitend cognitieve intelligentie blijkt in veel gevallen niet te voldoen. Het uitgangspunt van veel trainingen in leiderschap is dat de mens van nature goed is en mogelijkheden heeft tot ontplooiing. Het mensbeeld dat hieraan ten grondslag ligt houdt te weinig rekening met de zondigheid van de mens. De mens heeft wel gaven gekregen om te ontplooien, maar kan deze ook vanuit het zondige bestaan verkeerd ontplooien. De gerichtheid van deze gaven is belangrijk, zoals we al zagen bij de barbaren in Handelingen 28. Assertiviteit is een kernbegrip in trainingen van leidinggevenden. Vanuit de Schrift zijn christenen hier nogal eens allergisch voor. Toch hoeft het onschriftuurlijke gebruik het goede gebruik niet in de weg te staan. Aan de hand van het boekje van Nico van de Voet 'Waarom moet ik altijd helpen?' geef ik hieronder de volgende definities van assertiviteit en sub-assertiviteit.
Een assertief persoon laat zich in contact met andere mensen op een normale manier gelden. Hij kruipt niet vanwege angstgevoelens voor andere mensen in zijn schulp. Hij komt duidelijk voor zijn mening uit. Hij durft uiting te geven aan positieve gevoelens van vriendschap en liefde. Hij durft negatieve emoties te uiten en 'nee' te zeggen zonder zich schuldig te voelen.
Een subassertief persoon is bang voor wat andere mensen van hem denken. Hij durft niet eerlijk te zeggen wat hij denkt of wil. Hij durft zichzelf niet voldoende onder de aandacht te brengen. Hij is het altijd met iedereen eens, is verlegen en gereserveerd en durft ook zijn positieve gevoelens niet te uiten.
Is assertiviteit geen vorm van zelfhandhaving waarbij zelfverloochening uit het gezichtsveld verdwijnt? Dit hoeft niet. Iemand die sub-assertief is kan wel eens hoogmoedig zijn wanneer dit zich uit in de ander naar de ogen kijken. Zelfverloochening is iets dat eerst tot stand komt tegenover de Heere God. Het gaat dan om je eigen wil inleveren en je leven in Gods hand geven. Zelfverloochening is alleen mogelijk wanneer je jezelf aanvaard hebt als schepsel van God. Jezelf verloochenen kan niet vanuit een subassertieve houding, maar is iets wat je wilt uit liefde tot God. Tot zover het begrip assertiviteit. Leiding geven mag vanuit een assertieve houding, rekeninghoudend met de rechten van de ander en van jezelf.

Leiderschapsstijlen in de gemeente
Over leiderschapsstijlen is veel geschreven en meestal hanteert men de klassieke indeling van autoritair, democratisch en laissez-faire leiderschap. Het gebruik van deze stijlen in de gemeente bevredigt mij niet, aangezien daar andere waarden meespelen die van belang zijn bij het leidinggeven. J.H. Hegeman schrijft in Christelijk dienen; een verantwoordelijkheidsethiek voor leidinggeven, dat leidinggeven vanuit een dienende en een hiërarchische verantwoordelijkheid plaatsvindt. Hieruit zijn vier elementen van leidinggeven af te leiden, namelijk:
1. Leidinggeven vanuit de Waarheid, waarbij de Schrift richtsnoer is.
2. Leidinggeven gericht op de eenheid in de gemeente.
3. Leidinggeven vanuit de taak die vervuld dient te worden.
4. Leidinggeven vanuit een goede relatie met gemeenteleden.
Leidinggeven ontspoort veelal wanneer niet aan alle vier bovenstaande elementen aandacht geschonken wordt. Het leggen van bepaalde accenten is in verschillende situaties waarin leiding gegeven wordt prima, maar er dient wel samenhang te zijn met de andere elementen. In een situatie waarin het schriftgezag in het geding is, zal de nadruk liggen op de waarheid. Wanneer de gemeente uit elkaar dreigt te vallen dient de eenheid de nadruk te krijgen. Wanneer er binnen de gemeente veel bezinning is, maar men niet toekomt aan daden met betrekking tot gemeenteopbouw, zou de nadruk meer op de taak kunnen liggen. Het is namelijk 'bid en werk'. Wanneer mensen zich als object behandeld voelen in de gemeente is het belangrijk de relatie in de gaten te houden. De leiderschapsstijl van Paulus is een uitstekend voorbeeld van leiderschap waarin de waarheid niet ten koste gaat van de eenheid. De waarheid handhaven kan aanleiding geven tot twistgierigheid(1 Kor. 11:16) of het tot erger samenkomen (1 Kor. 11: 17). Wanneer Paulus in 1 Korinthe 12 de verscheidenheid der geestelijke gaven noemt, blijkt de waarheid niet tot gevolg te hebben dat gemeenteleden maar één richting mogen uitkijken. Bedoeld is een pluriforme gemeente waarin men elkaar aanvult. Leiding geven in de gemeente mag plaatsvinden vanuit een evenwichtige benadering waarbij verschillende aspecten aandacht behoeven. In de komende artikelen hopen we aan alle vier aspecten van leidinggeven aandacht te besteden.

A. Pals, Bleskensgraaf

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Dienstvaardig tot Zijn eer (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's