Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

6 minuten leestijd

Willem J. Ouweneel, Heiliging. Uitgeverij Medema, Vaassen, 1999. Serie: Geloofsleven, deel 5. ISBN 90-6353-307-1, p. 159, ƒ 19,95.
In de serie Geloofsleven heeft dr. Willem Ouweneel een nieuw deeltje geschreven over de Heiliging. De serie bestaat uit lezingen die vanaf de cassetteband aan het papier zijn toevertrouwd. Daardoor is de stijl direct op de man af. De lezingen van Ouweneel boeien vanwege hun heldere verwoording en hun bijbelse inhoud. In vijf hoofdstukken bespreekt Hij achtereenvolgens de heiligheid van God (1) en Christus (2), de 'positionele' heiliging (3) en de 'praktische' heiliging van een christen (4-5).
Zelf heb ik elke dag een paar bladzijden gelezen ter overdenking. Niets ten nadele van dagboeken, maar door een goed boek als 'dagboek' te lezen, heb je minder last van het fragmentarische karakter dat veel dagboeken nu eenmaal hebben. Drie weken de dag met Ouweneel beginnen is in ieder geval een stimulans voor het geestelijk leven en voor het gebed om heiligheid. De kaft vermeldt dat 'heilig worden' wel niet boven aan ons verlanglijstje zal staan. Dit boek bij mijn inzicht in de bijbelse betekenis van de heiligheid verrijkt mij gestimuleerd om te verlangen naar een heilig leven. Dat neemt niet weg dat er best een paar dogmatische vragen te stellen zijn aan broeder Ouweneel. De zuivere leer is geen garantie voor een heilig leven, maar bij een heilig leven hoort wel een dorst naar de Waarheid. Twee dingen zijn mij opgevallen en als ik mij niet vergis is er een onderling verband tussen.
In de eerste plaats vindt Ouweneel dat er geen heiligheid voor de zondeval is. Adam en Eva waren niet heilig, maar onnozel. Het is een bijzondere gave van God aan Zijn wedergeboren kinderen dat zij in Zijn heiligheid mogen delen. Daarin overtreffen zij de zondeloze paradijsbewoners. Nu zal niemand betwisten dat de staat van de verlossing heerlijker is dan die voor de zondeval. Denk alleen maar aan het feit dat de zonde niet meer mogelijk zal zijn. Toch is het vreemd om de mens die naar Gods beeld geschapen is de heiligheid van God te ontzeggen. Ouweneels gedachtegang is als volgt: nergens wordt van Adam en Eva gezegd dat zij heilig waren. Zij kenden de zonde niet en om heilig te zijn moet je goed én kwaad kennen. Ouweneel maakt terecht een onderscheid tussen de heiligheid van de Schepper en die van het schepsel. Gods heiligheid is Zijn heerlijkheid. Pas na de val en de verlossing uit de val kan een schepsel de goddelijke natuur deelachtig worden.
Hier rijzen natuurlijk een aantal vragen. De argumentatie uit wat er niet staat is altijd zwak. Wat is er tegen om te zeggen dat de mens in Gods oorspronkelijke bedoeling Zijn heiligheid reflecteerde? Adam en Eva weerspiegelden Gods beeld. Volgens de catechismus bestond dat in heiligheid en gerechtigheid. De bewijstekst is dan de oproep om de nieuwe mens aan te doen 'die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid' (Efeze 4 : 24). Zit er in dat woord geschapen tóch geen verwijzing naar de eerste schepping? De herschepping is het herstel van de verloren schepping. Heiliging is het herstel van de verloren heiligheid. Als kermis van de zonde wezenlijk is voor heiligheid, hoe zit het dan met de heilige engelen?
De consequentie van deze gedachte is dat de diepe scheur die de zonde door de wereld trekt minder serieus genomen wordt. Ouweneel zegt: 'De val was voor ons de enige weg om waarachtig te leren wat blijdschap, wat troost, wat vrede is.' Als er in positieve zin over de val gesproken wordt moet er altijd een lampje gaan branden. Het 'felix culpa' (zalige schuld) mogen wij niet belijden. Tenslotte zal blijken dat zelfs de zonde meewerkt in Gods heilsplan, maar daarom mogen wij de zonde nog niet positief duiden. Er schuilt in het relativeren van de ernst van de zondeval altijd het gevaar dat wij de realiteit van de zonde en haar gevolgen ook gaan relativeren.
Zonder Ouweneel van dit relativisme te beschuldigen wil ik op een ander aspect wijzen dat daarmee wel verband houdt: de optimistische visie op de christen. De wedergeboren mens, kan niet alles, maar wel veel. Hij kan niet in een permanente zondeloosheid leven, maar toch kan hij wel een heel eind op weg komen. Of is dit nu weer typisch reformatorische kritiek, van een tobber die zondaar blijft tot de dood? Ik moet zeggen dat broeder Ouweneel heel bemoedigende dingen schrijft voor tobbers. Hij benadrukt nogal sterk, wat hij noemt de 'positionele' heiliging: het heilig zijn in Christus. Over woordgebruik wil ik niet twisten. Als Ouweneel benadrukt 'eerst de heiliging en dan de rechtvaardiging' zegt hij zelf al dat hij deze termen dan anders gebruikt dan in de klassieke zin. Wij moeten ook open durven staan voor een bijbelse correctie op onze terminologie. Of het Engelse onderscheid tussen position en condition – vertaald als positie en praktijk – daarbij zo'n vooruitgang is, laat ik in het midden.
Het gaat meer om de atmosfeer. Waar is het gebroken hart en de verslagen geest? Nu moeten we elkaar niet te veel beoordelen op wat we missen, maar tóch. De allerheiligsten hebben nog maar een klein beginsel. Daar mag niemand zich achter verschuilen door onheihg verder te leven. Als je kennis hebt gemaakt met de volmaakte heiligheid van God en de arglistigheid van je eigen hart, ga je wel verder hinkend door het leven.
Deze twee punten van 'kritiek' mogen de vreugde over het vele goede niet wegnemen. Het mooiste hoofdstuk is over Christus. Heel treffende lijnen worden er getrokken door Oude en Nieuwe Testament. Van de wolk over de tabernakel, via de overschaduwing van Maria naar de ware tempel, het lichaam van Christus.
Terecht wijst Ouweneel op de praktische heiliging midden van het leven. Heiliging is geen ascese, maar dienst van God midden in cultuur en maatschappij. Dat is moeilijker dan met een boekske in een hoekske zitten. Heiliging is volkomen overgave aan en toewijding aan God. Omdat wij van de Heilige zijn, moeten wij ook voor Hem zijn. Dus: Wees wat je bent!
H. van den Belt, Oud-Alblas

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's