Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De schone schijn van het beroepingswerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De schone schijn van het beroepingswerk

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet gehinderd door enige ervaring zet ik me aan enkele kanttekeningen bij het beroepingswerk, zoals het onder ons vandaag voorkomt. Niet gehinderd door enige ervaring maar wel geleerd door de vele verhalen, die ik in de loop der jaren opving over het wel en wee van het beroepingswerk.
De rubriek 'Beroepen te…, bedankt voor… en aangenomen naar…' mag zich nog altijd in een brede lezerskring verheugen. En wanneer de dominee intrede heeft gedaan of afscheid heeft gepreekt, wil menigeen het verslag van de dienst niet graag missen. Wanneer de redactie van een orgaan als het onderhavige het waagt in de soms te lange tekst te snoeien, kan de reactie zijn – historisch! – dat dit het nu is 'wat een christenmens graag leest'. Al gebiedt de eerlijkheid te zeggen, dat menigeen ook is uitgekeken op verslagen, waar geen detail ongenoemd blijft, tot het opgaan van de zon en het zonnetje dat van ons scheiden gaat toe. Er is zelfs een blad Herderssporen, waarin maandelijks het wel en wee van het beroepingsnieuws in de rechterflank van de Hervormde Kerk voor het voetlicht wordt gebracht.

Roeping
Het roepingsbesef wordt onder ons, althans in naam, in ere en hoog gehouden. Een dominee is een geroepene. Vandaar dat gemeenten een dominee beroepen en niet dominees oproepen om te solliciteren. Een kandidaat tot de heilige dienst mag zich in zijn roeping zelfs bevestigd weten wanneer een gemeente een beroep op hem uitbrengt: door de gemeente en mitsdien van God geroepen (bevestigingsformulier voor predikanten). Het is overigens de vraag of in alle gemeenten, die een kandidaat plegen te beroepen, nog wel het besef leeft dat het beroep, dat zij uitbrengen zulk een bevestiging van de roeping inhoudt.
Het is hier al vaker neergeschreven, dat het dan wel bijzonder pijnlijk is voor een kandidaat wanneer zo'n eerste beroep uitblijft. Zeker, de kerk heeft de taak om vooraf te beoordelen op geschiktheid. Roeping en geschiktheid hangen samen. Een goede voorselectie kan heel wat leed voorkomen. De laatste tijd is er in deze gelukkig in de Hervormde Kerk meer zorgvuldigheid gekomen bij de toelating. Maar juist dan is het moeilijk te verwerken, wanneer een kandidaat zonder beroep blijft. Stonden nog niet zo heel lang geleden meerdere gemeenten gereed om een beroep uit te brengen op eenzelfde kandidaat, vandaag is een kandidaat gelukkig, om het maar heel menselijk te zeggen, wanneer er één beroep komt. Twee beroepen is een luxe. Naar het zich laat aanzien breekt voor kandidaten, die binnenkort afkomen, opnieuw een periode van schaarste aan.
Vacatureschaarste betekent echter, dat gemeenten ook geruisloos andere maatstaven aan gaan leggen dan in het verleden het geval was. Ze lopen de kans hun maatstaven hoger te gaan leggen. Van de beginnende predikant, die nog veel leren moet, wordt soms verwacht, dat hij alle ervaring al in huis heeft. Of men begint zelfs niet meer aan een beginnend predikant.
De schaarste op de beroepingsmarkt kan voor aantredende kandidaten zelf intussen een verzoeking inhouden om zich anders zich voor te doen dan men is. Vandaag heeft de kandidaat ook al in een vroeg stadium te maken met circuits in het beroepingswerk. Dat kan voor kandidaten een belemmering zijn om breed in de gemeenten te gaan preken. Als hij in A voorgaat, zal hij in B wel niet gevraagd of eventueel beroepen worden en omgekeerd. Terwijl juist de eerste preekoefeningen in de gemeenten toch ook leren waar de kandidaat het meest op zijn plaats is. Wanneer kandidaten bij het uit preken gaan berekenend te werk gaan of daartoe door kerkenraden worden gedwongen, zal dat hun geestelijke vrijheid schaden.
En wanneer toch uiteindelijk de keuze beperkt blijft tot één gemeente, geldt wel heel letterlijk: door die éne gemeente en derhalve van God geroepen. Dat geeft ook spanning met betrekking tot de roeping. Past die gemeente wel echt bij hem, die er beroepen is?


Bevestiging van de roeping is overigens niet alleen het geval bij het beroep naar de eerste gemeente. Die bevestiging wordt herhaald wanneer er ook later beroepen komen. Er zijn predikanten, die hun leven lang met vrucht en in dankbaarheid aan één gemeente verbonden blijven. Maar het is toch de meest gezonde weg, zowel voor de gemeente als voor de predikant, wanneer er doorstroming is. Die doorstroming is er vandaag lang niet meer zo sterk als vroeger. Daarom moet het pijnlijk heten, dat lang niet voor iedere predikant doorstroming mogelijk is. Dat kan extra aanvechting betekenen.

Verschuiving
Al deze dingen zijn al eerder geschreven. Mij dunkt, dat echter vooral één kardinale vraag de aandacht vraagt. Roeping staat onder ons, als gezegd, nog hoog aangeschreven. In de vele (regionale) kerkbladen, die ik lees, valt dat voortdurend te constateren in berichten van de predikanten of hun plaatselijke collega's bij het ontvangen van een beroep, het aannemen of bedanken ervoor. Soms denk ik: het kan ook wel wat minder. Er zijn echter dunkt mij ontwikkelingen, zowel bij predikanten als bij kerkenraden, die de roeping dreigen te relativeren. Ik noem de (gestimuleerde) circuits in het beroepingswerk. Past men niet in een circuit, dan wordt tevergeefs gewacht en verlangd. Het betekent soms, dat predikanten, die in een bepaald type gemeente arbeiden, bij voorbaat in een ander type gemeente niet in beeld zijn. Dat geldt temeer waneer het gemeenten betreft, waarin de spanning tussen eigen identiteit van de prediker en die van de gemeente voelbaar is. Ik denk hier aan predikanten, die gemeenten zijn gaan dienen, die niet het vanouds geldende hervormd gereformeerde patroon hebben, maar waar ze zich toch geroepen weten. Dat betekent een barrière voor een beroep. Kaders liggen bij het beroepingswerk soms bij voorbaat vast. Versmalling slaat toe bij het invullen van de zondagse preekbeurten en zet zich voort in het beroepingswerk.
De vacaturetijd is vandaag voor menige kerkenraad dan ook niet de gemakkelijkste. Daarmee hangt ook samen, dat kerkenraden, voordat ze tot een beroep komen, soms wel heel gedetailleerd te werk gaan. Soms zijn er eerst 'luistervinken', dan volgt een officieuze commissie en uiteindelijk is er dan de officiële beroepingscommissie. Hoe geestelijk is zo op den duur het beroepingswerk nog echt? We zwijgen er dan nog maar over, dat het voorkomt, dat na kennismaking van de predikant met de gemeente, (een deel van) de kerkenraad afdingt op het uitgebrachte beroep en dat ook aan de predikant laat weten. Dan blijft er van 'roeping' nog maar heel weinig over.
Het zou overigens zo moeten zijn, dat elk beroep met algemene stemmen wordt genomen. Is dat niet het geval dan kunnen bij voorbaat spanningen zijn ingebouwd in het latere functioneren van de predikant. Een met algemene stemmen uitgebracht beroep, dat ook geestelijk is uitgebracht en geestelijk is aanvaard, brengt dan echter ook de hoge verplichting met zich mee, dat predikant en kerkenraad jegens elkaar solidair zijn, wanneer er later moeilijkheden of spanningen komen.
Tussen een solidaire en een solitaire opstelling, van welke kant dan ook, ligt maar één letter verschil, maar wel van beslissende betekenis. Solidariteit wordt (mede) bepaald door het gegeven, dat men als predikant en kerkenraad samen een geestelijke gemeenschap dient te zijn. Dat verdraagt geen solitair optreden.


Daar is nog iets anders. Wanneer een beroep echt een beroep is, moet een predikant toch in volle (geestelijke) vrijheid kunnen beslissen?! Als we ons niet vergissen willen kerkenraden soms de zaak 'rond' hebben voordat het beroep is uitgebracht. Wanneer die weg betreden zou gaan worden, kan ook met een sollicitatieprocedure worden volstaan. Dat werkt dan ook sneller. Wie zijn oor goed te luisteren legt, constateert hier een verschuiving. Bij het bedanken van de predikant voor een beroep is er soms bij de roepende gemeente diepe teleurstelling, met name wanneer de preek goed viel en het contact open was. Maar dan nog mag een predikant toch nee zeggen? Hij wordt niet benoemd maar beroepen. Wanneer een gemeente meerdere 'bedankjes' heeft ontvangen, wordt het voor een nieuw beroepen predikant telkens moeilijker nee te zeggen. Maar hij moet toch op eenzelfde wijze kunnen beslissen als de eerste predikant, die beroepen werd? Bij meerdere beroepen, die uitgebracht werden, wordt een bedankje echter steeds minder geaccepteerd.

Communicatie
Het luistert in de periode, waarin de beslissing moet vallen, intussen best ook nauw hoe de communicatie dan is. Wanneer het beroep is uitgebracht en er volgen geen reacties, noch uit de roepende gemeente noch uit de thuisgemeente, dan ontstaan er twijfel in het predikantsgezin. Het meeleven van de kerkenraad van de thuisgemeente mag toch, wanneer er een beroep naar elders komt, in principe niet minder zijn dan het geval was toen de predikant naar de eigen gemeente werd beroepen! Moet echter niet eerlijk worden gezegd, dat het besef, dat de eigen predikant ooit naar de gemeente geroepen werd, na verloop van jaren soms kan uitslijten?


Het is ook niet om het even hoe predikanten zichzelf opstellen. Vooral predikanten, die vele beroepen aan zich zien voorbijtrekken, zijn kwetsbaar. Moet elk beroep worden aanvaard, ook wanneer er omstandigheden zijn waarom een predikant niet uit zijn gemeente weg kan? In de tijd, dat er nog veel vacatures waren, zei ds. G. Boer tot een predikant, die wegens (gezins)omstandigheden niet weg kon uit zijn gemeente, dat hij in het beroepingswerk nochtans de nood van de hele kerk moest gevoelen. Wanneer echt geestelijk beroepen wordt, moet toch niet worden uitgesloten, dat er toch een beslissend beroep kan komen en de Zender Zelf de wegen effent?
Overigens is vandaag de vacatureschaarste een nood, die niet onder doet voor de nood van vele vacatures. Het beroepingswerk heeft immers twee kanten: de gemeente en de voorganger. Er is vandaag nood in pastorieën.
Nochtans moeten we vragen of er ook bij de predikanten niet sprake is van verschuivingen. Meer en meer – als onze informatie juist is – besluiten predikanten geen beroep in overweging te nemen om louter praktische redenenen. Als dan, om een voorbeeld te noemen, het element van twee-verdieners in de pastorie een rol gaat spelen, of andere zakelijke overwegingen zich voordoen, komt roeping in een ander licht te staan. Kerkenraden hebben soms een heel (voor)traject moeten afleggen alvorens men bij een predikant, komt die een beroep wil overwegen. Recent vroeg daarom een kerkenraad of niet een lijst kan worden aangelegd van predikanten, die niet alleen beroepbaar zijn maar zich ook beroepbaar stellen. Zou zo'n voorstel in feite niet dicht bij de sollicitatie komen? Er is toch al een tendens dat het ambt van predikant opschuift naar een functie, met alle arbeidsverhoudingen vandien.

Verwachting
Ten slotte nog iets over de wederzijdse verwachtingen bij het beroepingswerk. Soms worden predikanten of kandidaten 'warm' gemaakt voor een beroep, terwijl nochtans een beroep uitblijft. Soms wekken predikanten verwachtingen bij de roepende gemeente door zo positief over het beroep, de kennismaking en de ontvangst te spreken, dat het besluit al genomen lijkt te zijn. Een bekend predikant uit het verleden in hervormd gereformeerde kring placht elk eerste beroep aan te nemen, omdat hij de volle nadruk legde op het door de gemeente geroepen zijn. Zo behoeft het niet altijd toe te gaan. Een andere, niet minder bekende om niet te zeggen vermaarde predikant wees in elke pastorie van de roepende gemeente al de kamer aan, die zijn studeerkamer zou worden en hoe de inrichting ervan zou zijn. Nochtans bedankte hij voor alle op hem uitgebrachte beroepen.
Terughoudendheid in wat gezegd en geschreven wordt is van belang. Naar mijn waarneming, ik bedoel bij het lezen van bovengenoemde kerkbodes, is die terughoudendheid niet altijd aanwezig.
En welk gerucht geeft een predikant na het bedanken voor het beroep af van de gemeente, waar hij beroepen werd?

Ultiem
Ik heb boven dit artikel gezet 'de schone schijn van het beroepingswerk'. Met betrekking tot het beroepingswerk in de praktijk is het niet alles goud wat er blinkt. De schijn is anders dan het wezen. Achter beroepingswerk gaat ook veel pijn schuil, zowel in kerkenraden als bij predikanten. Het was niet mijn bedoeling daarvan een uitputtend relaas te geven. Wel om elkaar eraan te herinneren, dat een beroepingsprocedure iets anders is dan een benoemingsprocedure. Een bisschop, die de plek aanwijst waar predikanten (gaan) dienen, begeren we niet. Maar iets meer sturing in het beroepingswerk en vooral ook geestelijke voorbereiding en begeleiding, is, als we de praktijk bezien, geen overbodige luxe.

v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De schone schijn van het beroepingswerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's