Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuwe agendapunten voor gesprek over de Toekomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe agendapunten voor gesprek over de Toekomst

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De schriftelijke gedachtewisseling tussen de broeders Van Wingerden, Hoek en mijzelf roept de vraag op: kun je een zo ingewikkelde eschatologische en ecclesiologische problematiek, waar een belangrijk deel van onze respectieve theologische denkstelsels mee gemoeid is, in enkele artikelen helder boven water krijgen? Voor mijn gevoel is dat, al voel je hoe moeizaam het gesprek is, best aardig gelukt. Over het geheel genomen denk ik dat Hoek mij redelijk begrijpt en ik denk dat ik hem redelijk begrijp. Ik ben hem dankbaar dat hij bereid was op mijn - nogal uitdagende - vragen in te gaan, ondanks het gebrek aan ruimte. Daaruit blijkt dat hij vertrouwen in mij heeft dat ik hem niet zal 'pakken' op de noodzakelijke kortheid van zijn antwoorden. Trouwens, ook ik heb de ultieme antwoorden op de gestelde vragen niet in mijn broekzak. Wij blijven slechts leerlingen. Ik zie ook best moeilijkheden in mijn eigen standpunt - maar zolang ik er nog meer in dat van Van Wingerden en Hoek zie, blijf ik bij mijn eigen overtuiging.
Misschien zal het echter helpen als ik meer geschriften van hervormde zijde bestudeer. Ik moet tot mijn schande bekennen dat ik noch Hoeks Nabij de toekomst, noch het synodale geschrift Israël, volk, land en staat, noch het boek Land voor vrede? gelezen heb.

Crypto-vervangingstheologie?
Op twee punten heb ik Jan Hoek blijkbaar 'geraakt' op een manier die volstrekt niet mijn bedoeling was. Dat wil ik graag wegruimen. Hoek heeft een afkeer van de vervangingstheologie, ja, op grond van het profetisch woord ziet hij nog een heerlijke toekomst voor een bekeerd Israël weggelegd. Ik kan me dan ook voorstellen dat hij het vervelend vindt voor een 'crypto-aanhanger van de vervangingstheologie' te worden uitgemaakt. Ik bedoelde dat natuurlijk niet persoonlijk. Ik blijf echter met deze oprechte vraag zitten (en die moet dan maar op de 'agenda' geplaatst worden waar Hoek het over heeft): vanuit Hoeks denkkader gezien zal toch elke jood die tot geloof in de Messias komt, of dat nu vandaag of in de 'eindtijd' gebeurt, of het nu om één jood of om tien miljoen joden tegelijk gaat, vanzelf deel gaan uitmaken van de ene christelijke Kerk? Hoek geeft dat inderdaad zelf aan. Wat is er dan, vanuit zijn eigen visie, zo fout aan de gedachte dat de christelijke Kerk vandaag en voor altijd Gods volk op aarde is, zoals Israël dat was in het Oude Testament? Al zouden alle joden in het beloofde land tot bekering komen, al zouden ze een enorm stempel op die christelijke Kerk zetten, ze zouden toch tot deze christelijke Kerk zijn toegetreden? Dat is wat ik bedoelde, toen ik probeerde duidelijk te maken dat, wie een dergelijke visie aanhangt, voor mijn gevoel toch aan een bepaalde vorm van vervangingstheologie doet ('de Kerk heeft Israël vervangen') - al is dat inderdaad niet het soort Israël eliminerende vervangingstheologie waar zowel Hoek als ik van gruw.

Continuïteit en discontinuïteit
Een 'agendapunt' dat ik van mijn kant zou willen aandragen (voor de 'echte gespreksronde' waar Hoek op doelt) is de kwestie van de mate van continuïteit en discontinuïteit tussen Oude en Nieuwe Testament. Het gaat hier om een van de ingrijpendste vooronderstellingen van onze respectieve theologische denkkaders. Zo zou iemand (als Hoek) die meer vanuit "continuïteit' denkt, kunnen betogen dat er ten aanzien van het Israël van het Oude en de Kerk van het Nieuwe Testament nooit van 'vervanging' sprake kan zijn, omdat het hierbij in wezen om een en hetzelfde volk van God gaat, waarbij de verschillen slechts gradueel zijn. Wat overtrokken uitgedrukt: Israël is de 'Kerk Gods' van het Oude Testament (eigenlijk is het al Gods 'Kerk' van Adam af) en de Ekklesia is het 'Israël Gods' van het Nieuwe Testament.
Voor mij, die meer vanuit 'discontinuïteit' denk, kan dit nooit zo gezegd worden. Volgens mij kent de Schrift geen 'Kerk van Adam af'; de Ekklesia is geboren op de pinksterdag van Hand. 2. Trouwens, de verschillen tussen Israël en de Kerk zijn veel te groot; ze zijn helemaal niet gradueel, maar essentieel. Ze hebben een verschillende positie en roeping, verschillende beloften en verschillende toekomst. Natuurlijk hebben ze ook dingen gemeenschappelijk: alle gelovigen sinds de aartsvaders zijn kinderen van Abraham en zijn gewassen door hetzelfde bloed van Christus. Maar daarnaast zijn Israël en de Kerk zo verschillend als Rachel en Lea. Zeker, elke jood die vandaag tot geloof in de Messias komt, maakt deel uit van de Ekklesia. Maar na de wederkomst van de Messias, wanneer de Ekklesia met Hem in het hemelse Sion zal verkeren, zal er weer een aards Sion zijn, waar een hersteld Israël het middelpunt van de wereld zal zijn en waar de volken tot dat aardse Sion zullen komen om van Israël de Torah te leren. Dat betekent geen heroprichting van de 'middelmuur des afscheidsels', geen terugdraaien van de heilsgeschiedenis en doet niet te kort aan het volbrachte werk van Christus, zoals Hoek suggereert; integendeel.
In mijn optiek is het van wezenlijk belang dat er naast (en niet binnen!!) de nieuw testamentische Gemeente nog toekomst voor Israël is. Wanneer eenmaal, bij de wederkomst van Christus, de Gemeente in de hemel zal zijn opgenomen, zal het dán bekeerde etnische Israël een glorieuze tijd tegemoet gaan in het beloofde land: de tijd van het Messiaanse vrederijk. Dit 'prechiliasme' (de visie dat de wederkomst voorafgaat aan het vrederijk, dat zelf weer voorafgaat aan de nieuwe hemel en aarde) staat blijkbaar tussen Hoek en mij in, als ik goed begrijp wat hij zegt over Openb. 20. Het vormt daarom een kwestie die eveneens beslist op onze 'agenda' geplaatst moet worden. Als Hoek blijft vasthouden aan ideeën als 'de Kerk van Adam af en 'op de wederkomst volgen de nieuwe hemel en aarde', blijft er toch een kloof gapen. Als iemand het verschil tussen het Israël Gods en de (nieuwtestamentische) Ekklesia gaat zien en het prechiliasme niet aanvaarden, blijven er nog moeilijkheden genoeg over; maar dan is er tenminste een begin.

Voor of na de wederkomst?
Er is nog een tweede punt waar ik broeder Hoek mogelijk pijn heb gedaan, en wel door mijn vraag: 'Is het dan niet consequent de wederkomst zelf ook maar te vergeestelijken? ' Die pijn spijt mij, en was natuurlijk niet bedoeld. Maar ik denk toch ook dat Hoek ietwat te emotioneel reageert. Het was geen ogenblik mijn bedoeling te suggereren dat hij de wederkomst zou willen vergeestelijken. Uitgaande van de overtuiging dat Hoek dat nu juist niet wil, confronteerde ik hem met een consequentie van deze overtuiging. Waarom de wederkomst - terecht - niet vergeestelijken, en de tempel van Ezechiël wel? Dát was mijn vraag. Ik begrijp gewoon niet hoe Hoek en zovelen met hem hier menen te mogen denken; bijv.: wat heeft het scheuren van het voorhangsel in de tempel van Herodes met de al of niet letterlijkheid van de tempel van Ezechiël te maken? Ook bij Hoek is het toch niets anders dan een dogmatisch vooroordeel om te zeggen dat God door dit scheuren voor eeuwig heeft afgedaan met letterlijke tempels? Laten we deze belangrijke punten ook maar op onze 'agenda' zetten.
Dat brengt me meteen tot een ander belangrijk 'agendapunt'. Al gaat Hoek m.i. op bepaalde punten niet ver genoeg, toch ben ik dankbaar voor de grote mate waarin hij het profetisch woord letterlijk blijkt te nemen. Daarin gaat hij gelukkig heel wat verder dan zijn geestelijke voorvaderen. De landbelofte neemt hij al letterlijk, nu de tempelbelofte nog! Maar ik zit nog steeds met deze vraag. Een aantal toekomstige gebeurtenissen die in het profetisch woord beschreven worden, wordt daar m.i. na de wederkomst van Christus geplaatst, terwijl Hoek ze ervoor lijkt te willen plaatsen. Als hij het bijv. over de toekomstige bekering van Israël heeft en over de 'wereldwijde geestelijke opwekking' die er het vermoedelijke gevolg van zal zijn, lijkt hij aan de eindtijd voor de wederkomst te denken. Wat ik echter in de profetieën lees, is dat die massale bekering bij of zelfs na de wederkomst van Christus zal plaatsvinden. (In Rom. 11 lees ik dat 'geheel Israël' pas 'zalig' wordt als de 'volheid der heidenen zal ingegaan zijn' en 'de Verlosser uit Sion zal komen' )
Eenzelfde vraag valt te stellen ten aanzien van de Egyptenaren die gestraft worden omdat zij niet het Loofhuttenfeest in Jeruzalem komen vieren. Hoek wil dat probleem oplossen door het naar de 'eindtijd' te verplaatsen, want hij heeft slechts twee mogelijkheden: die ongelovige Egyptenaren zitten óf op de nieuwe aarde (en dat kan natuurlijk niet, want daar wonen slechts gelovigen), óf behoren tot de 'eindtijd' (vóór de wederkomst) - maar dat kan m.i. ook niet, want Zach. 14 beschrijft de wederkomst van Christus en het heerlijke Messiaanse rijk dat vervolgens gesticht zal worden. Hoe moet dat nu, als men het prechiliasme afwijst en Zach. 14 toch zoveel mogelijk letterlijk wil lezen? Ik heb dat probleem gelukkig niet: Zach. 14 is een van de vele Schriftplaatsen die m.i. het volgende beeld geven: eerst de wederkomst van Christus en de vestiging van zijn zichtbaar koningschap op aarde en van wereldwijde vrede en gerechtigheid. In dat Messiaanse rijk worden de Sabbath en de joodse feesten weer hersteld, zullen de heidenen optrekken om daar de Torah te leren en de grote joodse bedevaartsfeesten mee te vieren en zal er oordeel geoefend worden over alle heidenen die tegen Gods Torah zullen rebelleren. Ik vind dat Hoek niet consequent genoeg is: óf hij moet plaatsen als Zach. 14 in het Augustiniaanse voetspoor consequent vergeestelijken, óf ze consequent plaatsen waar ze thuishoren: niet in de tegenwoordige bedeling, ook niet in een of andere 'eindtijd' (vóór de wederkomst), maar in het Messiaanse rijk. Daarom zal de kwestie van het prechiliasme een ereplaats op onze 'agenda' moeten krijgen.

Samenvattend: mijn agenda-voorstel

(1) Ecclesiologisch: Is de Kerk het geheel van alle gelovigen van alle tijden? Of het geheel van alle gelovigen vanaf Hand. 2 tot aan het eind der tijden (inclusief het toekomstige bekeerde Israël)? Of het geheel van die gelovigen vanaf Hand. 2 tot op de wederkomst van Christus (dus los van de gelovigen in het Messiaanse vrederijk)? M.a.w.: in welke mate is er continuïteit en discontinuïteit tussen het Oude het Nieuwe Testament, oftewel hangt de nieuwtestamentische Ekklesia met het oudtestamentische Israël samen en in welke mate verschilt het ervan? En wat zijn de consequenties van de eventuele verschillen?
(2) Eschatologisch: Is er een toekomstig 'duizendjarig' Messiaans vrederijk (los van de vraag hoe letterlijk dat getal duizend moet worden genomen)? Zo ja, zal dat Messiaanse rijk dan vóór of ná de wederkomst van Christus plaatsvinden? Wat zijn de consequenties daarvan? Zo nee, hoe moeten dan de profetieën geïnterpreteerd worden die naar zo'n Messiaans vrederijk lijken te verwijzen? Is 'vergeestelijking' de enige optie, of kunnen ze ook dan in zekere mate letterlijk genomen worden?
(3) Exegetisch: In welke mate kunnen en moeten de Israël-profetieën letterlijk geïnterpreteerd worden? Wat betekent 'letterlijk' hier precies? Wat zijn de belangrijkste vooronderstellingen die bij de interpretatie een rol spelen? Voorbeeld: waarom wel de landbelofte letterlijk nemen, en de tempelbelofte niet? (Achiliasten nemen beide geestelijk, prechiliasten beide letterlijk!) Volgens welke criteria beslist men hier? Hebben de Israël-profetieën betrekking op de 'eindtijd', het Messiaanse rijk of de nieuwe aarde?

Vragen te over dus. Als we nog even doorgaan, zal onze 'agenda' steeds langer worden. Dat geeft ook niet. Als het gesprek maar op gang komt. Misschien rolt er inderdaad nog eens een dogmatische studie uit. Maar daarbij moet het m.i. niet om samenwerking tussen 'evangelischen' en 'reformatorischen' als zodanig gaan, maar tussen minstens vijf richtingen: (1) bedelingstheologische en (2) verbondstheologische prechiliasten, (3) postchiliasten, (5) vervangingstheologische en (6) niet-vervangingstheologische achiliasten.

Hoe voorlopig de problemen nog pas in kaart zijn gebracht, toch geloof ik dat het gesprek al begonnen is, met een wederzijds elkaar serieus nemen en elkaar proberen te begrijpen. En daar ben ik Van Wingerden en Hoek, en ook de redactie van de Waarheidsvriend, dankbaar voor.

Huis ter Heide               W. J. Ouweneel

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 2000

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Nieuwe agendapunten voor gesprek over de Toekomst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 2000

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's