Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een aanwinst voor het Calvijn-onderzoek (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een aanwinst voor het Calvijn-onderzoek (1)

Studie van Richard A. Muller

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag naar Calvijns methode
Richard A. Muller (voorheen hoogleraar aan het Fuller Seminary in Pasadena en sinds enige jaren hoogleraar theologiegeschiedenis aan het Calvin College and Seminary in Grand Rapids, Michigan) heeft ons verrijkt met een belangwekkende studie: The Unaccommodated Calvin. Studies in the Foundation of a Theological Tradition (Oxford 2000) (ISBN 0-19-511681-X). Muller onderwerpt de immense hoeveelheid van Calvijn-studies (die men in een aantal scholen of groepen kan onderverdelen) aan een grondige en terechte kritiek. Hij toont aan hoe men veelal vanuit allerlei vooronderstellingen en vanuit modeme interesses Calvijnstudie bedrijft en daardoor in constructies terechtkomt waardoor aan Calvijn zelf geen recht gedaan wordt en kan worden. Calvijn wordt daardoor aangepast of geaccommodeerd aan het geconstrueerde beeld naar eigen snit dat de onderzoeker van hem maakt, hetzij een ideaalbeeld of soms een vijandbeeld. Muller voert het pleidooi voor de niet-geaccommodeerde Calvijn, die niet aangepast wordt aan de ideeën, constructies of interesses van de onderzoeker. Is daarmee alle Calvijn-onderzoek tot nog toe waardeloos? Zeker niet, maar wel leert Muller de student om zéér kritisch de secondaire literatuur te gebruiken én hoe men met de teksten zelf om moet gaan zodat deze geen geweld worden aangedaan. Daardoor alleen al is dit boek onmisbaar voor iedere student die zich in het Calvijn-onderzoek begeeft.

Methode
Maar nog geheel afgezien van latere denksystemen en modieuze opvattingen, die men als een deksel op Calvijns werk legt, waardoor de eigenlijke Calvijn onbekend blijft; en eveneens afgezien van bepaalde betreurenswaardige ontwikkelingen in later eeuwen (zgn. 'Fehlentwicklungen'), waarvoor men de oorzaak terugprojecteert op Calvijn; de grote vragen van het Calvijn-onderzoek zijn: hoe staat Calvijn tegenover het renaissance-humanisme van zijn tijd, waardoor hij buitengewoon geboeid werd als student? Hoe is zijn verhouding met de middeleeuwse scholastiek, waar hij zo'n grondige afkeer van heeft? In hoeverre maakte hij gebruik van de filosofie van Plato en Aristoteles? Wat is de invloed van de Stoïsche filosofie geweest? Te klemmender omdat Calvijn een commentaar op Seneca schreef. Welke kerkvaders kende hij en welke middeleeuwse theologen? Omdat hij een groot deel van zijn levenswerk besteed heeft aan het becommentariëren van de bijbel, is een belangrijke vraag: hoe is zijn relatie met de middeleeuwse bijbel-exegese en met de joodse bijbelwetenschap? Er is in de geschiedenis vanaf de apostolische tijd tot op de reformatie in de 16e eeuw niet alleen de ontwikkeling van het dogma en de traditievorming daaromheen, er is ook - en dat is een lijn die vaak verwaarloosd is - een eigen traditie van exegese, van omgang met de heilige Schrift. En die exegetische lijn is te volgen vanaf de Oude Kerk dwars door de Middeleeuwen heen. En achter dit alles ligt de belangrijkste vraag: wat is Calvijns theologische en exegetische methode? Wanneer Luther de Griekse filosofie ('Herr Aristoteles') de deur wijst en wanneer Melanchthon tegelijkertijd vanaf zijn eerste optreden in Wittenberg pleit voor een herwaardering van de aristotelische methodiek terwille van de wetenschappelijke beoefening van de theologie, wat is daar dan aan de hand? Hoe moet men dit verstaan? Het is van groot belang om hier zeer scherp te onderscheiden, en precies aan te geven wat men bedoelt wanneer men de begrippen 'humanist' en 'scholastiek' gebruikt. De relaties en de spanningen tussen de scholastieke en humanistische methode zijn in de 16e eeuw uiterst complex. Hier ligt het grote belang van het werk van Richard Muller, dat hij hierin helderheid verschaft, zodat men direct weet waar hij het over heeft en waarover wij het met hem hebben.

Institutie en commentaren
Hoe verstaan wij de Institutie in relatie tot de commentaren en de preken? Het boek van Muller valt in twee delen uiteen. Het eerste deel heet: 'Perspectieven op Calvijns tekst' en het tweede deel 'Tekst, context en conversatie: dé Institutie in Calvijns theologisch programma'. Muller wil Calvijns teksten lezen in hun eigen context, ontdaan van alle moderne of al oudere vooroordelen en zo ontstaat het beeld van een theologie, die intrigerend is en tegelijk onhandelbaar voor moderne interesses. Muller gaat eerst op zoek naar Calvijns eigen verstaan van zijn theologische opdracht. Hij vraagt ook hoe de tijdgenoten Calvijns Institutie hebben verstaan. En Muller laat zien hoezeer de spanning tussen humanisme en scholastiek nog veel complexer wordt, wanneer we ons voortbewegen van de filologie naar de theologische exegese, wat Calvijn immers zelf ook gedaan heeft. Hij blijft niet als Erasmus staan bij de literaire verklaring van de tekst, maar stoot door naar het theologisch gehalte van de boodschap van de tekst. Tekenend is dat Erasmus zijn plan om een commentaar op de Romeinenbrief te schrijven opgaf. De humanist kan met Paulus niet uit de voeten.
Calvijn wijst de oppervlakkige humanistische moraalleer af, maar hij is volledig humanist als het gaat om de filologie, om de instrumenten van de taalkunde, om de retoriek, om de tekst zelf, om het 'terug naar de bronnen', en hij is daarbij meester op alle wapenen. Hij schrijft een schitterend renaissance Latijn en zijn gebruik van de Franse taal heeft deze taal meer gevormd dan Rabelais of wie ook. Maar in zijn commentaren gaat Calvijn veel dieper dan de humanisten en vraagt hij naar de scopus, naar de boodschap van een heel bijbelboek. 
Calvijn geeft in zijn commentaren geen dogmatische uiteenzettingen, in tegenstelling tot Melanchthon en Bucer, die dit wel doen. Hij beperkt zich strikt tot de uitleg van de tekst. Deze bijbeluitleg heeft hij als zijn levensopgave gezien en het is ongelofelijk, dat hij in bijna 25 jaar vrijwel de gehele bijbel becommentarieerd heeft. Maar hij zamelt de leerpunten, die samen de christelijke leer, de 'doctrina' vormen, wel op. De doctrina is een zeer existentieel, wil men: 'bevindelijk', dynamisch begrip bij Calvijn en hoe dit bij hem functioneert, ziet men op indrukwekkende wijze, bv. in zijn commentaar op Psalm 119 en zijn preken over deze psalm. (Op 14 juli jl. promoveerde de Zuid-Afrikaan Victor E. d'Assonville aan de universiteit van Rostock over 'Der Begriff Doctrina bei Calvin', en hoewel ik van de wording van dit werk slechts in gesprekken verleden jaar kennis heb kunnen nemen, wil ik er nu reeds de aandacht op vestigen en ik hoop dat na de verschijning opnieuw te kunnen doen).

                  * * *

De samenvatting van de bijbelse leer, die Calvijn door zijn exegese heeft verzameld, de doctrina, geeft hij in zijn Institutie, waarbij hij tegelijk bij de verschillende leerpunten discussieert met zijn tijdgenoten, voorstanders én tegenstanders. 'Conversatie' noemt Muller dit. Calvijns theologie groeit al converserende, zich bewegende tussen de fronten. Calvijn bedoelt de Institutie als een hulpmiddel bij het bijbellezen; men doet Calvijn onrecht daarin een dogmatiek te zien. Toch is een kernpunt in het verstaan van Calvijn, in het recht doen aan Calvijn: hoe verhoudt zich de Institutie tot zijn overige werken? Muller zegt: 'Als de Institutie een theologisch systeem is, het is niet een theologisch systeem, dat ooit was bedoeld om een eigen functie te hebben onafhankelijk van de bijbelse 'exegese'. Muller heeft er volstrekt oog voor, dat het uiteindelijk om de prediking gaat, om de opbouw van het geloofsleven in de kerk. Daarop is alles toegespitst. Daarvoor schreef Caivijn zijn commentaren en bij de commentaren de Institutie.

Structuur
Bijzonder interessant en zeer de moeite van overweging waard is wat Muller opmerkt over de structuur van de Institutie. Hij ziet deze - op grond van oude 16e-eeuwse edities, die op een geheel andere wijze voorzien zijn van een 'apparatus' en uitgegeven zijn dan de moderne uitgaven - als een set van theologische loci en disputationes. Hier ziet Muller een lijn van continuïteit en discontinuïteit van de Middeleeuwen via de Reformatie naar de 17e eeuw. De methoden van humanistische logica en retoriek worden in een voortdurende ontwikkeling van de scholastieke methoden overgedragen naar Calvijns opvolgers.
Op dit punt zal de discussie met Muller gevoerd moeten worden. Hoe verstaan wij de Institutie? Want in de Institutie duiken termen en begrippen op, die ook in de scholastiek voorkomen (overigens als twee hetzelfde zeggen, is dat nog niet hetzelfde!) en daarmee komt het probleem naar voren hoe zich humanisme en scholastiek verhouden. Muller gaat uiterst behoedzaam te werk. Hij laat het geweldig impact zien van de humanistische retorica bij Calvijn. Maar tegelijk wijst hij erop, dat ondanks Calvijns evidente afschuw van de scholastieke theologie en Aristoteles, er toch scholastieke en aristotelische elementen via de middeleeuwse exegetische traditie door hem gebruikt worden zonder dat Calvijn dit overigens noemt. Men dient te bedenken dat door de reformatoren een aantal belangrijke leerpunten werd hervormd, met name de rechtvaardiging, de sacramentsleer en de leer van de kerk, maar met betrekking tot een groot aantal andere christelijke leerstellingen zoals de leer van God, de triniteit, de schepping, de providentie, de predestinatie en de eschatologie bestond geen controverse Rome-Reformatie.
Ook hier geldt, waar Calvijn de consensus ecclesiae (de overeenstemming van de kerk) in ere houdt - hij wil de controverse Rome/Reformatie beslist niet verder drijven dan nodig is - : hij geeft er wel degelijk een eigen stempel aan. De leer van de Heilige Geest krijgt voluit de plaats die Hem toekomt. Daardoor wordt de scholastieke systematiek opengebroken en daardoor krijgen de triniteitsleer en de christologie bij Calvijn een eigen 'Calvijnse', bijbelse, existentiële (men zoekt naar de juiste woorden) gloed, die men bij de middeleeuwse doctors tevergeefs zal zoeken. De Summa van Thomas van Aquino is een boek voor de school. De Institutie is een boek voor de kerk. Hier ligt een groot aantal vragen, die hier niet aan de orde kunnen komen en in dit bestek te ver voeren, maar waarbij Muller zich als een van de belangrijkste gesprekspartners van dit moment heeft geponeerd.

Hilversum                 W. Balke

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een aanwinst voor het Calvijn-onderzoek (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's