Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Waarom verstokt Gij ons?'
Jesaja roept dat uit (Jes 63 : 17) in een aangrijpend gebed tot Israëls God. God die Zijn volk verblindt en verhardt. Het is door de profeet gezegd nadat het volk uit de ballingschap was teruggekeerd. De grote verwachtingen die tevoren hadden geleefd werden niet echt vervuld. Herstel van recht en gerechtigheid vinden niet plaats. Jesaja ziet er God Zelf in aan het werk. 'Waarom doet Ge ons van Uw wegen dwalen, waarom verstokt Ge ons hart, dat wij U niet vrezen? '. In Kontekstueel (15e jaargang nummer 1 - september 2000) krijgt dr. B. Wentsel ruimte om zijn visie op de geweldige teruggang van de kerk in de West-Europese cultuur te ventileren. Dr. Wentsel doet dat mede naar aanleiding van wat in Jesaja 63 staat. De kern van zijn betoog is dat God Zelf de Verharder en de Verblinder is geworden. Vooral in Nederland, aldus dr. Wentsel, is dit proces van Gods verharding zichtbaar. 'De Nederlandse, Hervormde Kerk liep in de negentiger jaren met meer dan 30.000 leden per jaar terug, in 1998 zelfs met 53.000, de Gereformeerde Kerken (syn.) met circa 10.000-12.000 per jaar, andere kleinere kerken met omstreeks 800. En nog lang is het einde van deze afbrokkeling niet in zicht. Wat voor lessen moeten we daaruit trekken?', aldus dr. Wentsel. Hij zet dan een zestal lessen op een rij. Het komt er op neer dat dr. Wentsel van mening is dat God Zelf velen laat struikelen en te pletter vallen over hun eigen geloofsstenen, zoals hij het formuleert in de eerste les. Verharding zien we om ons heen. Het is een oordeel dat God Zelf voltrekt. Wentsel heeft het in de lange jaren dat hij gereformeerd wijkpredikant was in Den Haag voor zijn ogen zich zien voltrekken: de letterlijke sloop en afbraak van gerenommeerde kerkgebouwen: de gereformeerde Nieuwe-Zuiderkerk en de hervormde Regentessekerk. Met man en macht is nog voorkomen dat de Julianakerk werd omgebouwd tot een moskee. Niet te voorkomen was dat Wentsels eigen wijkkerk, de Westduinkerk, werd gesloopt, waar nu al acht jaar een supermarkt van AH te vinden is. Begrijpelijk dat wie jarenlang op het front van de afbraak van kerkelijk leven heeft gestaan, tot zulk een aangrijpende conclusie komt als in Kontekstueel te lezen staat. De redactie vroeg een aantal scribenten te reageren op Wentsels cri de coeur. Prof. dr. A. van de Beek biedt een bijbelstudie over Jesaja 63 : 17. Dr. S. Paas schrijft over 'Het bijbelse motief in Wentsels analyse'. Zijn eindconclusie is: als profetisch document vind ik het sterker dan als theologisch betoog. Wentsel biedt te veel retoriek en te weinig argumentatie. Dr. G. W. Marchal schrijft onder het opschrift 'Ongeloof, lot of schuld?'. Grote moeite heeft hij met de exegetische onderbouwing en daarop volgende conclusies die Wentsel trekt. Marchal voelt zich weinig gesticht door Wentsels verhaal en voelt veel verzet bij zichzelf tegen de conclusies. Toch probeert hij integer Wentsel recht te doen. Staat het er wat Wentsel er leest? En verstaat hij daarom wel wat hij leest?

'De vraag blijft staan: Ongeloof, lot of schuld? In het voorgaande heb ik naar vermogen, naar eer en geweten, duidelijk gemaakt dat en waarom ik deze vraagstelling niet kan vinden in de bijbelse tekst, Jesaja 63 en 64. Ik wil ook bekennen dat ik moeite heb met dit drietal woorden, vooral geloofsmatig. Het profiel, het portret van de ongelovige komt enigszins in beeld als dr. Wentsel schrijft, met het oog op de situatie in West-Europa, nader bepaald in Nederland: Er lopen meer dan miljoen gedoopten in Nederland rond die zeker aan de Kerk maar veelal ook aan haar Stichter de brui gegeven hebben. Ze geloven niet meer in die sprookjes van Hans en Grietje, van Jozef en de Maagd, van drijvende bijlen en in wijn veranderd water. Mensen die een dergelijke, platte vorm van rationalisme aanhangen, kom ik regelmatig tegen. Een lastig volkje, niet gehinderd door enige vorm van bescheidenheid, noch door kennis van zaken. Ik veronderstel dat dit blinde geloof in de vermeende feiten, die rationeel verklaarbaar (moeten) zijn - en wat daarbuiten valt is onzin! - op z'n retour is. Met vallen en opstaan, met schade en schande komen we tot de ontdekking dat het leven niet te reduceren of te beredeneren is tot een aantal "hoofd"-zaken. Het aantal fervente ongelovigen dat ik ontmoet, vormt verreweg de minderheid - getalsmatig maar vooral ook existentieel - vergeleken met hen die oprecht zoeken naar zin, sporen willen ontdekken van de levende God, die hun bedreigde, verfomfaaide bestaan omvat. De grens tussen geloof en ongeloof kan ik doorgaans moeilijk onderkennen. In de gesprekken met mensen - niet in de laatste plaats met mijzelf - hoor ik vaak (een echo van) de roep van die vader uit het Evangelie: "Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!" (Marc. 9 : 24), eventueel een variatie op deze hartenkreet: "Ik geloof niet, maar ik ben er niet zo zeker van!" Om misverstand te voorkomen: er zijn ook heel veel deprimerende ervaringen met mensen die (schijnbaar) genoeg hebben aan hun auto, televisie en toto. God is ten hoogste een eerste of laatste hulp bij ongelukken. Het lukt mij niet, noch bijbels-theologisch, noch pastoraal, om deze veelheid van verschijnselen te herleiden tot enkele kernwoorden als verharding, verblinding.'

Als ik dr. Marchal goed begrijp dan wil hij minder zwart-wit oordelen dan dr. Wentsel doet. Je kunt zomaar niet iedereen die buiten de kerk beland is op de grote hoop van de verharden en de verblinden vegen. Als laatste reageert drs. H. de Leede in een bijdrage waarboven hij schrijft: Verstaan wij wat wij meemaken? Hij zet in bij wat Wentsel aan het eind van zijn artikel schrijft: God heeft ook in onze tijd een rest-gemeente bewaard, een missionaire kopgroep in restanten van de traditionele kerken maar vooral in de allochtone kerken onder ons volk. Daar zal, volgens Wentsel, straks een vernieuwde kerk uit tevoorschijn komen.
De Leede weet ook niet goed raad met het verhaal van dr. Wentsel. De problematiek waar we vandaag als kerken mee te maken hebben is niet zo versimpelend weer te geven.

'De christelijke geloofsgemeenschap in onze West-Europese samenleving verkeert in een kritieke situatie. De kerk gaat door zwaar weer. Dat is duidelijk. Maar heeft dat zware weer nu allereerst met de cultuur te maken of met de kerk zelf? Dat is al een grote vraag. Voorts is het moeilijk onze moderne tijdgenoten te bereiken met de vertolking van het Evangelie. Maar zegt dat allereerst iets over die tijdgenoten of over onze vertolking? Is er met de mens van nu iets aan de hand of schort er iets aan de boodschap? Met andere woorden: is de bodem hard, of deugt het zaad niet meer? Deze fundamentele vragen zijn met vele te vermeerderen.'

De Leede vindt de conclusie die Wentsel trekt vanuit Jesaja's woorden 'veel te grofmazig en te algemeen'. Je versimpelt de werkelijkheid als je wat er vandaag gebeurt tot de tweedeling van 'Gideonsbende en massa perditionis' (= de grote massa waar geen hoop meer voor is) reduceert. Waar komt het dan wel op aan als we het over profetische prediking hebben voor onze tijd? Ik citeer het slot van De Leede's bijdrage.

'Daarbij gaat het er natuurlijk om dat er wegen naar voren toe worden gewezen en geopend. Daar zit ook een bezwaar bij de visie van Wentsel. In feite schrijft hij de grote meerderheid af als massa perditionis. Hij zet bij voorbaat Gods kaarten op de restgroep zoals hij die zelfs aanwijzen kan. Dat lijkt mij niet geheel in de lijn van de Schrift. Dat God Zijn kerk bewaart, ook als zij somtijds terug gebracht is tot een rest van 7000, is een geloofsbelijdenis die mij draagt. Een saillant maar niet onbelangrijk detail daarbij is dat het kenmerkend is voor die rest dat wij die niet kunnen aanwijzen. God kent de 7000. Elia kende ze kennelijk niet. Hij dacht dat hij nog alleen was overgebleven. Waar wij het mee mogen doen, Goddank, is de wetenschap dat God allen liefheeft in Hem Die de verzoening van de zonden der gehele wereld is. En wij staan voor de opdracht zo naar die allen te kijken. Nu zijn die allen in onze cultuur zeer divers. En daarom moet de vertolking van het Evangelie, of de zendingsprediking waar de redactie naar vraagt, in deze cultuur ook heel divers zijn. Er zijn in die veelheid wel een aantal tendensen aan te wijzen die richting kunnen geven aan die "nieuwe zendingsprediking": Daarover wil ik ten slotte iets zeggen.
Er is een eigentijdse gestalte van de "schare die ronddoolt als een kudde zonder herder" en waar Jezus vol ontferming over bewogen was. Ik denk daarbij aan het grootste gedeelte van de mensen in onze cultuur, en somtijds zijn we er misschien zelf wel (bijna) deel van. Het is de schare van hen die zich bij God zo weinig voor kunnen stellen, want wat weten zij nog van de verhalen over Hem? Zij leven gewoon zoals het komt. En het leven komt wellicht lange tijd heel aardig op hen toe. Zij eten, drinken, slapen en werken, vrijen en krijgen kinderen, of niet en dat is misschien een kerf in de ziel. Uiteindelijk worden zij ziek en sterven. Zo is het leven: het komt zoals het komt. Zijn zij zondaren? Ach, waar hebben we het dan eigenlijk over? Weten wij dat en weten wij dat duidelijk te maken? Hen zegt het in ieder geval zo gezegd niets. Hebben zij God nodig? Ja, zeggen wij terecht, maar waarom en waartoe eigenlijk? Weten we dat en weten we het vervolgens duidelijk te maken? Het kan alleen wanneer wij de prediking van het Evangelie telkens weer laten cirkelen om de grondvragen van het bestaan waar ieder mens mee bezig is: Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? En waar ga ik naartoe? Dat is missionaire prediking. Die grondvragen van het menselijk bestaan vanuit God "aanroeren" en niet voortijdig "beantwoorden" vanuit het bijbelverhaal. En vervolgens vrijmoedig vanuit getuigenissen van herkenbare "gewone mensen" onderstrepen dat "het werkt". Het komt dan aan op eenvoud en authenticiteit en op de onmiddellijke ervaring van "dit is echt!" Laten bekende en minder bekende gewone mensen in de media maar vertellen over mooie en verschrikkelijke ervaringen in het gewone leven en hoe zij daar doorheen kwamen en wat God daar nu wel of niet mee te maken had. Het grondmotief is dan dat het Evangelie kracht heeft, geloofwaardig is, realistisch én positief.
• Er zijn onmiskenbaar in onze samenleving veel mensen die op de een of andere manier meer willen dan het leven nemen zoals het komt. Zij willen dat de wereld verandert, en daartoe zoeken zij de wereld te begrijpen. Zij vormen hun mening en dragen bij aan de meningsvorming bij anderen. In de prediking in de publieke eredienst - de stads- of dorpskerk is open, en de kerk komt op de tv en voor de radio - mengt de kerk zich in dit debat door kanttekeningen bij het gebeuren en door catechese in de vorm van de didachè. Maar er zijn meer plaatsen waar de predikant of de gelovige manager of . . . zich mengt in het gesprek over wat speelt. Beslissend is dat je weet waarover je het hebt en vrijmoedig bent.
• Er zijn onmiskenbaar in onze samenleving ook ontwikkelingen die het leven voor Gods aangezicht en met elkaar bedreigen. We denken aan de gevolgen van ongebreideld consumentisme, aan een snelle vermindering van weerbaarheid tegen tegenslagen, aan de weigering grenzen te aanvaarden aan de expansiedrift vanuit onze verlangens. We denken aan geweld - verbaal, fysiek, psychisch - in een competitie-achtige samenleving. We denken aan het cynisme ten opzichte van de uitvallers in onze samenleving. We denken aan de weigering de dood te aanvaarden in zijn echte realiteit. Waar wij behoefte aan hebben, is een christelijke halacha. We bedoelen een heldere visie op de leefbare en begaanbare uitleg van de weg van de navolging, die ook in te oefenen en eigen te maken is. Wanneer de gemeente zelf, hoe klein ook in de zichtbare gestalte her en der, het geloof leeft in een beslist "Alzo doet men in Israël (niet)", mag zij ook en moet zij ook publiek confronterend durven spreken. Dan is de concretisering van de oproep tot de weg van het Koninkrijk niet moralistisch, maar heilzaam.'

Dr. Wentsel krijgt gelegenheid voor een slotwoord: Zijn wij al aan verootmoediging toe? Hij proeft dat in de reacties: Mijn bedoeling was een discussie los te maken en ernaar te streven om de SOWkerk te helpen het afkalvingsproces te stuiten... Zijn wij al toe aan verootmoediging?

'We hebben de neiging om oog- en oorkleppen aan te doen, als het gaat om voor ons onprettige feiten. De feiten zijn dat thans, in 2000, zes op de tien Nederlanders onkerkelijk zijn. Met deze 60% onkerkelijken is Nederland de koploper in West-Europa. Neemt u, ds. H. de Leede, deze feiten voldoende serieus? Ikzelf heb er moeite mee deze feiten serieus te nemen, te aanvaarden en te verwerken. Want het was voor mij de zoveelste schok. Want ik koesterde sedert enige tijd de illusie dat 50% van Nederland onkerkelijk was. De feiten hebben mij opnieuw verrast, zo u wilt, verpletterd. En als dat nu het einde was, maar nog is het einde niet daar. Want indien de trend van het jaarlijkse verlies van 50.000 leden van de NHK en 10.000 (of 12.000) van de GKN doorgaat, dan betekent dit dat over enige jaren de onkerkelijkheid 70% zal zijn. Hebt u nu de de neiging oogkleppen benevens oorkleppen en geheugenkleppen op te doen? Ik wel. Ik tracht te denken: "och ze menen het zo ernstig niet"; of "ze weten eigenlijk niet wat ze doen met het bedanken voor de Kerk"; of: "eigenlijk zijn ze in hun hart nog hervormd" of "het CBS heeft weer iets uitgevonden". Als de kerkverlaters nu echt geen leden meer willen zijn, mogen we dan in een soort kerkelijk imperalisme hen nog weer annexeren voor de Kerk? Neen wij! We moeten de mondigheid van het "neen" ernstig nemen. Ik pleit voor een realistische kijk op de Kerk en het ledental en verzet mij tegen rooskleurige idealisten. De feiten zijn waar, verpletterend waar. Daarop moet trefzeker, ad rem, gereageerd worden. Weg oogkleppen: we behoren tot een minderheid; weg oorkleppen: we behoren tot een snel afbrokkelende minderheid; weg geheugenkleppen: we behoren tot de restanten. Dat restgevoel overviel mij bij de stijlvolle sluiting van de prachtige eenvoudige Sjaloomkerk in het voorjaar (op mijn lijst de 34e protestantse afgesloten kerk in Den Haag) met als laatste meditatie: "de kerk is niet dood maar slaapt".
(...)
Nog een woord over de zonden van de kerk. Worden in Den Haag de sleutelen van het Hemelrijk bediend? In vele kerken niet, de boodschap is vrijblijvend en er wordt zelden op bekering aangedrongen. Ikzelf ben van mening dat liefde en blijdschap als voornaamste vrucht van de Geest de toon van een kerkdienst moeten bepalen, maar dat ook gezegd moet worden dat wie Christus verwerpt verdoemd zal worden. Predikanten die daarin niet meer geloven, doen dit dus niet meer, zodat degene die dit nog wel doet het odium krijgt: "de zwart-wit-predikant", of "verdoemenispredikant".'

Ik moet zeggen, toen ik de bijdragen hier aan de orde gesteld voor de eerste keer las, schrok ik van de heftige toon die onderhuids in de reacties doorklonk. Zeker, bijbels-theologisch rammelt het betoog van dr. Wentsel behoorlijk. Je kunt niet zo zwart-wit conclusies trekken voor het heden uit wat Israëls profeten in een geheel andere contekst gezegd hebben. Toch vind ik het heel eerlijk van Wentsel om vanuit zijn eigen jarenlange positie op de fronten van kerk en wereld consequenties te trekken. Het boetekleed siert de kerk, zeker vandaag. Iedere keer weer als er cijfers worden gepubliceerd waaruit blijkt hoe de positie van de kerk afkalft, komen er geruststellende woorden vanuit de leiding en gaan we gewoon door het 'luchtkasteel van Utrecht' te consolideren. We houden conferenties over 'de belijdenis' (al 4 in één jaar!) op verschillende locaties en vanuit diverse invalshoeken, maar wie ként én gelooft de belijdenis nog? In veel gemeenten rollen we over elkaar heen, veelal over ondergeschikte punten, maar waar is werkelijke verootmoediging en terugkeer tot de God van Israël in een ootmoedig leven met Hem? Wie eerlijk is, kent toch de verlegenheid om in onze tijd de 'oude boodschap' van zonde en genade, van Wet en Evangelie zodanig te vertolken dat ze werkelijk overkomt. Dat bedoelde ik ook toen ik in de vorige 'Uit de pers' concludeerde dat na het symposium 'De kerk op adem' het resultaat niet was: Nu weten we hoe het moet. Ik vermeld dit omdat ik er vragen over kreeg hoe ik dit bedoelde.

J. Maasland

Info: voor een los nummer: G. Korving, Brunelweg 19, 8042 GZ Zwolle 038-4212762, ƒ 8, 50 incl. portokosten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 2000

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 2000

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's