RECHTGEZET
In het kerstnummer is in het artikel van dr. J. de Gier Woestijnreizigers en pelgrim een foutieve weergave van het slot van het artikel sprake geweest, doordat een hele pagina van de kopij niet is verwerkt en de nummering van de gedichten [op pag. 830) aansloot, zodat de fout bij de correctie niet is opgemerkt.Hier volgt nu eerst het lied Verlangen na de hemel compleet.
1. Ik reis naar de hemel, Al 't aardse gewemel Verhindert mij niet. Zwijgt, zinnen en lusten! Mijn hart kan niet rusten, Zolang gij gebiedt.
2. Dreigt, waar ik moog staren, Een heirvan gevaren, Is eng ook mijn pad; Ik ken mijn behoeder; Daarjezus, mijn broeder, Mijn hand heeft gevat.
3. Steeds straald' op mijn wegen Zijn leidstar mij tegen, Zijn licht geeft mij kracht Om willig te lopen En biddend te hopen Bij onspoed en nacht
4. Hoe dichter ik nader Aan 't huis van mijn Vader, Hoe sterker ik hijg Naar d'eeuwige woning, Waar 't heil van mijn Koning Mij wacht na de krijg.
5. Wat zou mij noghindren? Ik spoed tot Gods kindren: Reeds hoor ik 't geruis, O Heer, van uw boden! Die juichend mij noden In 't Vaderlijk huis!
Daarna besteedde dr. De Gier [in het ontbrekende stuk] aandacht aan Hiëronymus van Alphen en sloot als volgt af met diens vriend Pieter Leonard van de Kasteele. Hier volgt s van het slot:
Ook de invloed van Van Alphens vriend Pieter Leonard van de Kasteele heeft doorgewerkt. In de bundel Proeve van Stigtelijke Mengelpoëzij (1771) staat van hem een gedicht met de titel 'De rijke bedelaar', dat ar begint met de strofe:
Roem, Wereld! Uw schatten! Gij kunt niet bevatten, Hoe rijk ik wel ben, 'k Heb alles verloren, Maar Jezus verkoren, Wiens rijkdom ik ken.
Ook deze regels zijn geliefd geworden. Menig predikant heeft ze op de preekstoel geciteerd.
De woestijn zal bloeien
Een tocht door de woestijn, een pelgrimstocht op het kronkelige pad. Moetje als christen de weg op van wereldmijding en wereldvreemdheid? Ook de dichter Geert Boogaard vertolkt in een kerstgedicht dat hij een diep besef heeft van woestijn en wildernis. Het is het gedicht 'Immanuel', waarin hij ondanks alle twijfel en wanhoop kiest voorwerken zolang het dag is:
Mijn jongen studeert en mijn dochter wil fröbelonderwijzeres worden. Soms denk ik: waarvoor? Waarvoor moetje namen van bloemen leren en waarvoor moetje leren boetseren met klei?
We gaan in de wildernis en weldra verliest alle ding zijn naam. Maar ik zeg tegen mijn jongen: studeer en tegen mijn dochter: boetseer maar je doet het nooit voor niets je doet het voor een koninkrijk dat komt voor een woestijn die bloeien zal als een roos en voor een wereld die nieuw wordt onderzijn handen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's