Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'Uw kruis stond opgericht'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Uw kruis stond opgericht'

6 minuten leestijd

Niet de joden en niet de krijgslieden
Voor mij ligt de bloemlezing Symbolen & cimbalen, een bundel met ruim 140 gedichten uit de christelijke traditie van de twintigste eeuw die eind 2000 is verschenen. Een mooie bundel waaruit ook predikanten heel wat verzen kunnen kiezen als illustratie in hun preken. De bundel heeft ook een mooie titel: het is een hommage aan Gerrit Achterberg en zijn gedicht 'Werkster'. In dat gedicht tekent Achterberg een werkster, helemaal onderaan op de maatschappelijke ladder. Op aarde immers is er 'onderscheid van rang en stand'. In het hiernamaals echter, in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde waarvan Johannes spreekt, is dat onderscheid verdwenen. Dan zal ook een werkster, als gelijke te midden van al diegenen die op aarde boven haar stonden, lopen op 'de gouden straten naar Zijn troon'. En dan zullen haar aardse 'symbolen' (stoffer en blik) veranderen in 'cymbalen'.
Lezend in die bloemlezing kwam ik diverse gedichten tegen die mij herinnerden aan de toonzetting van het bekende lijdensgedicht van Jacobus Revius 'Hij droech onse smerten'. Revius verwoordt daarin dat het niet de 'joden' en niet de 'chrijchs-lui' zijn die Jezus kruisigden. De dichter komt bij zichzelf terecht als de schuldige: 'lck bent, ô Heer, ick ben die U dit heb gedaen'. Ik moet de schuld niet op een ander werpen, maar ik sta zelf schuldig, want ik ben een zondaar en mijn zonde moet worden geboet. Hij voor mij. Dat is de grondtoon bij Revius. In poëzie die christelijk is in de diepe zin van het woord vinden we die toon terug.

Goede Vrijdag
De evangelisten vermelden het uitvoerig: Judas verried Jezus voor een aantal zilverstukken en Petrus verloochende Hem, ook een vorm van verraad. De niet zo bekend geworden dichter H. L. Prenen - hij leefde van 1915 tot 1992 en heeft een poëziebundel uitgegeven met de titel Tafelrede en andere gedichten - neemt in zijn gedicht 'Goede Vrijdag' deze twee discipelen als uitgangspunt. Judas en Petrus, twee verraders.
De dichter stelt zich de vraag, waarmee de wending in het gedicht inzet: En ik? Hoe zit het eigenlijk met mij? Judas gaf het geld nog terug voor hij zich ophing, maar 'ik' heb het geld 'niet teruggegeven'. 'Ik' heb U niet driemaal, maar wel 'honderdmaal bedrogen'. Petrus weende, maar 'ik weende niet', ook al kraaiden de hanen elke morgen. 'Ik' ben zelf de grootste verrader.

GOEDE VRIJDAG

Toen Judas Jezus had verraden
Vond hij geen uitweg dan een strop,
Waar alle poorten der genade
Gesloten zijn, - en hing zich op.

Toen Petrus driemaal had gelogen
Tusschen soldaten en een vrouw,
Ging hij naar buiten, in zijn oogen
De heete tranen van berouw.

En ik? Ik zou hun rechter zijn?
Ik schonk den beker met venijn;
Ik bood voor minder nog Uw leven
Maar heb het geld niet teruggegeven,
En mengde edik in den wijn.
Ik heb u honderdmaal bedrogen,
Mijn gal in Uw gelaat gespogen,
En duldde dat men U verried;
Maar ging weer slapen, zonder zorgen,
De hanen kraaiden elken morgen:
En niettemin, ik weende niet.

'ik ben het, die U bloeden doet'
Die toonzetting - 'ik ben het' - is gelukkig niet alleen aanwezig in poëzie in de lijn van de Reformatie. Ook bij rooms-katholieke dichters - katholiek in de brede zin van het woord - komen we die tegen, onder meer bij de dichter Gerard Wijdeveld (1905-1997).
Tussen de twee wereldoorlogen waren er op het letterkundige erf vele groeperingen van levensbeschouwelijke aard met een eigen tijdschrift. Voor de protestants-christelijke literatoren was dat de groep rond het tijdschrift Opwaartsche Wegen, waar we auteurs aantreffen als Willem de Mérode, Muus Jacobse (Klaas Heeroma), Gerrit Kamphuis en Cees Rijnsdorp. De rooms-katholieken hadden ook hun eigen letterkundige tijdschriften: Roeping en De Gemeenschap. In die kring moeten we Gerard Wijdeveld plaatsen, • die vooral bekend is geworden als classicus en onder meer de Belijdenissen en De stad van God van Augustinus heeft vertaald. Als dichter is hij een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de katholieke religieuze poëzie tussen de beide wereldoorlogen. Van hem trof mij zijn gedicht 'Lied'. Het heeft een cyclische bouw: het begint en eindigt met de versregel: 'Er is een Lam dat bloedt'. 'Bloeden' is het kernwoord. De toonzetting wordt bepaald door de slotregel van de tweede strofe: 'ik ben het, die U bloeden doet'. En in de derde strofe lezen we: 'Ik zal U talloos wonden'. 'Ik' ben de schuldige. Het is dezelfde toonzetting als 'ick bent die U dit heb gedaen' van Revius.

LIED

Er is een Lam, dat bloedt,
er is een Lam, dat bloedt...

en ik, die Het aanschouwen moet
en van mijzelve zeggen moet:
ik ben het, die U bloeden doet.

En dat ik U zó bloeden zag,
zal 't mij behoeden enen dag
voor weder, weder zonden?
Ik zal U talloos wonden
en roepen om Uw bloed...

Wat ik U daarom zeggen moet?
Wat ik U zeggen moet?

Na Pasen
Goddank: Goede Vrijdag heeft niet het laatste woord. Niet duivel, zonde en dood overwinnen. Pasen luidt het begin in van het nieuwe Koninkrijk. Na het kruis het geopende graf. Door de glorieuze opstanding van onze Heiland is er fundamenteel iets veranderd. Uiteindelijk overwint het Leven.
De inmiddels hoogbejaarde dichteres Nel Veerman vertolkt deze gedachte in het gedicht 'Na Pasen' in haar dichtbundel Stenen in een meer. Ook al zijn de nieuwe hemel en de nieuwe aarde nog niet gerealiseerd, toch is er na de opstanding van de Heere Jezus wezenlijk iets veranderd. De wereld baadt toch, voor wie er oog voor heeft, in een ander licht. Al zijn er vele dingen die ons benauwen, al omringt het satanische ons dagelijks, al leven we in een wereld van geweld (verbaal, psychisch en lichamelijk), voor wie het wil zien is er een Licht. Zo beziet de dichteres deze wereld: 'wit' is het kernwoord van haar gedicht.

NA PASEN

't Is maandag en het is april,
de lucht is kerngezond
met ijsblokken bestapeld aan
de blauwe horizon,

de wind draagt fonklend zonlicht koel
als hoge berglucht mee,
er wappert helder wasgoed wit
als uitgestoken sneeuw.

't Is maandag en het is april,
Uw kruis stond opgericht,
ik mag met heel de wereld mee
staan blinken in een witte zee
van zuiverheid en licht.

Wit is de kleur van zuiverheid en reinheid. Beter nog: gezuiverd zijn, schoongewassen zijn als 'wasgoed wit', een duidelijke verwijzing naar de 'witte klederen' in het laatste bijbelboek. En die zuivering heeft alles te maken met wat de kernregel van het gedicht uitdrukt: 'Uw kruis stond opgericht'.
Wie er oog voor heeft, schreef ik hierboven. Beter is: wie er oog voor heeft gekregen. Want hier geldt wat Gerrit Achterberg zo magistraal onder woorden brengt in zijn gedicht 'Triniteit':

Wij zijn een duister fenomeen,
zolang niet in ons leven rijst
het licht van den Heiligen Geest.

J. DE GIER, EDE

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 2001

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

'Uw kruis stond opgericht'

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 2001

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's