Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zo ik niet had geloofd... [9]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zo ik niet had geloofd... [9]

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vorig keer heb ik uitvoerig stilgestaan bij de liefde tot de kerk en de gemeente. Het zal duidelijk zijn dat ik nu daarop niet meer inga. Dit keer vraag ik aandacht voor de onderlinge liefde. Wij zullen wel op de hoogte zijn dat er van de eerste christelijke gemeente gezegd werd: 'ziet, hoe lief zij elkaar hebben'. De gelovigen keken naar elkaar om. Zij hadden zorg voor elkaar. Leed één van hen gebrek, een ander stond direct klaar om te helpen. Ook verkocht men z'n bezit. Ik denk onder meer aan Barnabas (een zoon der vertroosting). Hij verkocht z'n akker en legde het geld in de handen van de apostelen. Niet met de bedoeling dat zij dit geld voor zichzelf zouden houden, maar dat dit geld verdeeld zou worden onder de weduwen. De gelovigen hadden gemeenschap met elkaar! Het geloof in Christus gaf veel liefde tot elkaar. Het kon niet anders of zij hadden veel voor elkaar over.

Hoe is dit nu?

De eerlijkheid gebiedt te schrijven dat de gemeente in onze tijd soms heel ver afstaat van die eerste christelijke gemeente. Het gebeurt wel dat men elkaar niet eens ziet, omdat de één zich meer voelt dan de ander. Om allerlei redenen wil men niet met elkaar omgaan. Het gebeurt zelfs dat men niet aan een en dezelfde avondmaalstafel wil zitten. Ik vraag mij af: hoe is dit mogelijk? Want als op één plaats de gemeenschap openbaar moet komen, dan is dit toch wel aan de dis van het Nieuwe Verbond. Aan die tafel behoort er geen onderscheid te zijn tussen rijk en arm. Wij zijn aan 's Heeren Tafel allen even arm. Wij leven van wat wij ontvangen! Om met Luther te zeggen : wij leven er van het 'gegeef, d.i. van wat de Heere aan bedelaars aanreikt.

Standen en rangen zijn een contrabande aan de avondmaalstafel. De Heere heeft het Avondmaal voor alle gelovigen tezamen ingesteld. De rijke zit er naast de arme; de interieurverzorgster naast de burgemeester; de timmerman naast de professor. Zoals ik schreef zijn ze allen even arm, want zij hou-

kende. Het afleggen van de geloofsbelijdenis vormde ook bij hem de overgang van het eerste deel van de kerkdienst (de dienst van het Woord) naar het tweede deel (de dienst van het Avondmaal). In de Straatsburgse liturgie van Calvijn (1542/1545) volgt ze op het gebed na de prediking, vóór het avondmaalsgebed. De geloofsbelijdenis werd gezongen. De liturgie vermeldt: 'De gemeente belijdt haar geloof door het zingen van de apostolische geloofsbelijdenis, om getuigenis af te leggen, dat wij allen willen leven en sterven in de christelijke leer en religie.' In de eerste bundel liederen voor de eredienst, die Calvijn zelf vervaardigde, had hij hiervoor ook een berijming van de apostolische geloofsbelijdenis opgenomen.

In de kerkorde van de Paltz van 1563 vinden we de geloofsbelijdenis in de liturgie van de doopdienst. De voorganger zegt: 'Belijd met mij de artikelen van het oude algemene ongetwijfeld christelijk geloof, op grond waarvan dit kind gedoopt wordt'. In het avondmaalsformulier staat aan het eind van het gebed: 'Wil ons ook door dit Heilig Avondmaal sterken in het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof, waarvan wij belijdenis doen met mond en hart'.

In de kerkorde van Micron voor de Hollandse Vluchtelingengemeente te Londen (1554) komt de geloofsbelijde- . nis ook voor in de gewone liturgie van de morgendienst, na de schuldbelijdenis en de genadeverkondiging. Op de synode van Dordrecht in 1574 wordt besloten dat het tweede gebed in de morgendienst wordt afgesloten met de geloofsbelijdenis. In de Dordtse kerkorde van 1618-1619 wordt alleen gezegd dat de geloofsbelijdenis tot de liederen behoort die in de kerkdienst gezongen worden. Op welk moment dat gebeurt wordt niet aangegeven.

In de liturgische vernieuwing van de twintigste eeuw, waartoe iemand als A. Kuyper een aanzet gaf, krijgt de geloofsbelijdenis ook een plaats in de gewone morgendienst, zij het op verschillende momenten.

Dat de geloofsbelijdenis in veel gemeenten in de tweede dienst een plaats heeft gekregen kan te maken hebben met het feit dat de tweede dienst een leerdienst is, waarin de catechetische stukken, waaronder het Apostolicum, worden uitgelegd. De betekenis van de geloofsbelijdenis Zoals uit bovenstaande gegevens blijkt is de geloofsbelijdenis maar niet een onderdeel van de eredienst, die er wat bij hangt, maar een wezenlijk onderdeel ervan. Ze behoort tot de identiteit van de christelijke gemeente. Wanneer de gemeente haar geloof belijdt is dat iets heel persoonlijks. Iedere kerkganger vult als het goed is zijn of haar naam in, als beleden wordt: ik geloof in God de Vader. Ik geloof in God de Zoon. Ik geloof in de Heilige Geest. Het persoonlijke is opgenomen in het gemeenschappelijke. P. Oskamp onderscheidt drie lijnen in de geloofsbelijdenis. Ten eerste de lijn naar God. Je verklaart samen met de gemeente voor God wie Hij voor je is. Ten tweede de lijn naar elkaar. Je belijdt samen, elkaar sterkend en aanmoedigend je geloof. Ten derde de lijn naar de buitenwacht. De gemeente staat in de wereld en belijdt vanuit de kerkdienst in deze wereld wie de Heere voor haar is. Het is een boeiende vraag welk moment het meest geschikt is om de geloofsbelijdenis af te leggen. Het lijkt me geen probleem dat de geloofsbelijdenis in de tweede dienst haar plaats heeft, als pendant van de Tien Geboden in de morgendienst. De oefening in het geloof, waarop het accent valt in de leerdienst, kan er goed mee worden aangegeven. Maar we zouden er ook eens over na moeten denken, hoe we de reformatorische traditie (Londen) weer in ere zouden kunnen herstellen, om de geloofsbelijdenis ook in de morgendienst een plaats te geven. Het is toch een mooie gedachte om deze na de prediking te plaatsen, als een antwoord van de gemeente op het Woord van God. Als een liefdesverklaring. Zoals blijkt achter in onze psalmboekjes kan de geloofsbelijdenis ook gezongen worden. Als een daad van de gemeente. Er zijn natuurlijk ook nieuwe melodieën, zoals uit het Liedboek blijkt. Kiezen we ervoor dat de voorganger de geloofsbelijdenis uitspreekt, dan doet hij dat namens de gemeente. Niet tegenover de gemeente. Wanneer we zingen na de geloofsbelijdenis is dat dan ook geen antwoord op de geloofsbelijdenis, maar een bevestiging of onderstreping ervan.

Geloofsbelijdenis en catechese

De geloofsbelijdenis is vanouds een onderdeel van de catechese. Dat was reeds in het catechumenaat van de Vroege Kerk het geval, zoals we zagen. Maar ook in de leerboekjes van de Reformatie (bv. de Heidelbergse Catechismus) is dat zo. Het lijkt me daarom goed dat de apostolische geloofsbelijdenis een kern blijft vormen van de leerinhoud van de catechese. Op deze wijze leert de catechisant begrijpen wat het inhoudt als we in de kerkdienst ons geloof belijden. Daarmee wordt ook de integratie van liturgie en catechese bevordert.

Ten slotte

Ik hoop dat in dit artikel duidelijk geworden is, hoe belangrijk dit kleine onderdeel van de eredienst is. De geloofsbelijdenis is een kleinood van de kerk. Wanneer we samenkomen in de kerk, laten we dan bewust ons geloof belijden, persoonlijk en gemeenschappelijk. Met mond en hart (Rom. 10 : 9 en 10). Als een oefening in het geloof dat we eenmaal in ons leven in een aparte belijdenisdienst afleggen. Het is een machtige gedachte dat al zoveel generaties ons zijn voorgegaan in het belijden van ditzelfde geloof. Dat ook over heel de wereld ditzelfde geloof wordt beleden, samen met al de heiligen, hetzij met de woorden van de apostolische geloofsbelijdenis, hetzij met die van het Nicenum. Het lijkt me leerzaam om binnen de mogelijkheden die dienstbaar zijn voor de gemeente afwisseling aan te brengen in de wijze waarop de geloofsbelijdenis gestalte krijgt in de eredienst. Nu eens na de preek, dan weer aan het begin van de dienst. Nu eens gesproken, dan weer gezongen. Of ook gebeden. Ook eens staande, in bijzondere diensten. Om te belijden wie de Heere is, de God van Israël, de Vader van onze Heere Jezus Christus.

Een oude berijming

Ter afsluiting geef ik nog de tekst weer van de berijming van J. Utenhove, ouderling van de Hollandse Vluchtelingengemeente te Londen in de zestiende eeuw.

Wij (!) gelooven in eenen God allein, Schepper des hemels en der aerde, Onzer aller Vader gemein, Die ons laat Zijne kinders werden. Hij wil ons altijd geneeren,

Lijf en ziel ook ive I bewaren; AH' ongeval wil Hij ons weeren, Geen leed zal ons tegenvaren; Hij bezorg et ons dag ende nacht, Het staat alles in Zijne macht.

Wij gelooven in Christus al gelijk, Zijnen Zoon ende onzen Heere, Erfachtig in Zijns Vaders Rijk, Gelijk God van macht ende eere. Uit Maria der maagd zade Ons een ivare mensch geboren; Door Gods Geest uit louter genade, Voor ons door de zond verloren; Aan 't kruis gestorven ende geleid In 't graf, tot Zijns doods zekerheid.

Ten derde dag' om onzer gerechtigheid Van den dooden is opgestanden; Door 's Vaders kracht en heerlijkheid, Lossende ons uit 's vijands banden; Is ten hemel op verheven Van de aard in 't openbare; Zit tot Gods rechterhand beneven, Voor ons een recht Middel are; Vanwaar Hij ten eind ook komen zal Richten levend en dooden al.

Wij gelooven in den Heiligen Geest, God met den Vader en den Zone; Die ons troost en maakt onbevreesd; Ende versiert met gaven schone Alle christenheid verheven, Tot recht eenigheid begeven, Welker de zonde werd vergeven. Dat vleesch zal nog weder leven; Na dezen jammer is nu bereid Ons een leven in eeuwigheid.

W. VERBOOM, WADDINXVEEN

den hun hand op om genadebrood te ontvangen. Ook bidden zij allen: 'O God, wees mij, de zondaar genadig'. De gelovigen hebben daarentegen ook één en dezelfde rijkdom, nl. dat zij Christus kennen als hun enige troost in leven en in sterven. Naar Christus strekt zich al hun lust en liefde heen! Met Jezus Christus hebben zij met name aan de tafel een hechte band. Maar dan kan het niet anders of zij hebben ook aan en met elkaar een hechte band. Een vraag: mankeert er soms het een en ander aan die hechte band met Christus als de onderling gemeenschap aan de tafel minimaal of soms helemaal niet aanwezig is? 't Kan toch niet goed zijn als men zegt Jezus Christus lief te hebben en in Hem alles gevonden te hebben, terwijl men aan de tafel niet eens naast een bepaalde broeder of zuster wil zitten. Ik denk dat het nodig is dat men zich dan afvraagt of men wel op een rechte, d.i. juiste manier Avondmaal viert. Wil men op een juiste manier Avondmaal vieren en versterkt in het geloof van de tafel gaan, zo moet er niet alleen een band met God zijn, maar niet minder met elkaar. Duidelijk houdt de Zaligmaker ons voor: liefde tot God én tot de naaste! God en de naaste worden door Jezus Christus dichtbij elkaar gehouden. om die reden horen wij de apostel der liefde in één van zijn zendbrieven zeggen: 'Die zegt dat hij in het licht is en^zijn broeder haat, die is in de duisternis tot nog toe' (I Johannes 2:9)-

Ik heb met dit alles willen zeggen dat het nodig is dat wij veel meer oog hebben voor elkaar. Zeker nu het zo kil en koud is geworden in de samenleving, moeten wij ons warmen aan het Woord, zodat wij warmte aan elkaar geven. Dan zal de wereld van de gemeente zeggen: 'ziet, hoe lief zij elkaar hebben'. Samenvattend: Laat de kilte in de gemeente verdreven worden door de liefde tot God én voor elkaar.

Vergeten?

Wordt er onder ons wel voldoende aandacht besteed aan de heiliging van het leven? Het omzien naar elkaar? Doorgaans valt alle nadruk op de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof, om niet. Hoeveel aandacht krijgt de heiliging? En dan bedoel ik niet alleen in de prediking, maar vooral ook in het dagelijkse leven. Het viel mij een dezer dagen weer op bij Calvijn, hoe hij met twee woorden spreekt. Hij heeft het niet alleen over • de rechtvaardigmaking, maar evenzeer over de heiligmaking. In z'n Institutie besteedt hij alle aandacht én aan de rechtvaardiging én aan de heiliging. Let wel: de heiliging op alle terreinen van het leven.

Wij zeggen wel eens dat wij Calvijn volgen, 't Moet dan niet een 'halve' Calvijn wezen, doch een 'gehele' Calvijn. Het gaat de reformator er niet alleen om dat door het geloof Jezus Christus gestalte in ons krijgt, maar ook hoe wij tot eer van God zullen leven. Dat dit laatste alles te maken heeft met het onderhouden van Gods geboden, behoef ik niet verder uiteen te zetten.

De wet is heilig en goed! Zij is Gods geopenbaarde wil. Evenals het geloof behoort de wet niet in een safe (kluis), maar heeft God haar gegeven om ze in de praktijk te brengen. Nu is het bij mij niet onbekend dat dit altijd in beginsel gedaan wordt. Wij zijn geen perfectionisten; wij zullen het op aarde ook nooit worden, 't Blijft staan voor iedere gelovige wat de apostel Paulus zegt: 'Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde'. Toch... zal er in het hart een verlangen gevonden worden om Gods wet te doen. Wat schuilt daarachter? Is het om er zelf beter van te worden? Is het met dit doel dat God ons zal belonen om wat wij doen? Volstrekt niet. Wanneer wij in het geloof de wet des Heeren onderhouden is dit uit dankbaarheid. Wij zijn God dankbaar dat Hij ons getrokken heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Wij doen Zijn wet uit dankbaarheid... En als God het onderhouden van Zijn geboden beloont, is het altijd uit genade en nooit uit verdienste. Ik wil hierbij nog één opmerking maken. De wet van God is niet te vergelijken met allerlei 'wetjes' die door ons zijn gemaakt. Het gebeurt wel dat mensen worden afgeschreven als zij zich niet houden aan wetten die door mensen zijn opgesteld. Zij behoren - zo wordt wel gezegd - er dan niet meer bij. Soms wordt aan die menselijke wetten en wetjes afgemeten of men een waarachtig gelovige is. Laten wij daarmee zeer voorzichtig zijn. Er is slechts één maatstaf. Dat zijn niet allerlei wetten en wetjes van ons, maar het geloof in Christus. Ik citeer wat er in Johannes 3 staat: 'Die in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven' (Johannes 3 : 36a). Letwel: dat geloof geeft liefde tot Gods wet, zoals ook Jezus Christus ons daarin is voorgegaan. Samenvattend: de heiliging moet in de prediking een plaats ontvangen, doch niet minder in het leven van iedere dag. Daarmee zeg ik niet dat wij dit kunnen zonder genade en kracht van de Heere daarvoor te ontvangen. Wanneer wij een heilig leven leiden, f£al dit altijd in Christus zijn, gewerkt door de Heilige Geest vanuit het Woord. Niettemin blijft staan voor ieder kind van God: 'Weest heilig, want Ik ben heilig'. Uit dit alles blijkt dat de Heere een afgezonderd volk heeft. Afgezonderd om Zijn deugden te verkondigen. Afgezonderd om Zijn Naam groot te maken in deze wereld. Want naast alles wat ik genoemd heb, heeft de heiliging ook een missionaire spits, d.w.z. zij is gericht op Gods eer, maar niet minder op het winnen van mensen voor het heerlijk Koninkrijk van God (Von Zinsendorf).

Activisme

Ik meen dat het niet onjuist is dat ik in het bovenstaande aandacht gevraagd heb voor de heiliging van het leven. Temeer omdat de heiliging niet altijd die aandacht krijgt die nodig is, terwijl zij ons in de Schrift klip en klaar, d.i. duidelijk voorgehouden wordt. Toch wil ik in dit verband een waarschuwing laten uitgaan. Een gevaar dat wij moeten trachten te omzeilen! Wat is het gevaar? Niets meer en niets minder dan dat wij alle aandacht vragen voor de heiliging van het leven. Werd dit eerder min of meer gedaan voor de rechtvaardiging, nu vindt het omgekeerde plaats! Voor alles en nog wat steekt men de handen uit de mouwen. Vanzelfsprekend behoeft dit niet verkeerd te zijn. Er zijn veel mensen die in nood verkeren. Laten zij maar geholpen worden. Dat kan nooit verkeerd zijn! Maar... het moet wel uit de goede Bron voortkomen. Het moet geen heilsactivisme worden. Wat ik daarmee bedoel? Niets anders dan dat men meent op grond van al die activiteiten het heil te kunnen verwerven en beërven. Zalig worden, behouden worden, God de eer geven, dat ontvangen wij niet omdat wij ons zo inspannen, maar dat krijgen wij alleen uit genade. Slechts één verdienste geldt en telt in het leven van een zondaar: niet wat hij doet, maar wat Jezus Christus gedaan heeft op Golgotha's kruis. Daarom heeft de heiliging van het leven niets van doen met wat wij doen, doch met wat Christus voor ons gedaan heeft. Nogmaals zet ik een dikke streep onder de heiliging van het leven, maar daarbij betrek ik direct de rechtvaardiging. Ik kan ook zeggen: het geloof, omdat het zonder geloof onmogelijk is Gode te behagen.

Dat wij actief zijn in het geloof in gemeente, kerk en wereld is een bijbelse opdracht. Nergens wordt er daarentegen in de Schrift over activisme en nog minder over heilsactivisme gesproken. Laten wij ons hiervan verre houden! Is deze waarschuwing nodig? Voorzover men uit dit activisme heil voor zichzelf verwacht is deze waarschuwing niet overbodig. Zonder de verborgen omgang en de vreze des Heeren staan wij nog altijd voor rekening van onszelf. Als laatste hierover nog dit: heilsactivisme is niet alleen een gevaar dat ons in onze tijd bedreigt, maar het bestaat reeds vele, vele eeuwen. De Schrift, maar ook de geschiedenis van de kerk zij ons daarom tot waarschuwing! Wij zijn bijbels en gaan bijbels te werk als wij rechtvaardiging en heiliging bij elkaar houden. De stukken zijn niet aan elkaar gelijk, maar zij passen wonderlijk wel bij elkaar. God heeft ze gegeven. Hij heeft ze samengevoegd. Wat Hij heeft samengevoegd, zullen wij niet scheiden! (Wordt vervolgd).

G. S. A. DE Knegt, BARNEVELD

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 2001

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Zo ik niet had geloofd... [9]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 2001

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's