Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Wilhelmus in discussie [2]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Wilhelmus in discussie [2]

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Wilhelmus onverstaanbaar?

In het vorige artikel ben ik vooral ingegaan op de vraag wat het Wilhelmus bedoelt te zeggen. Thans wil ik me richten op de kwestie of ons volkslied zijn tijd niet gehad heeft.

De geluiden dat het Wilhelmus als nationale hymne zowel qua taal als qua inhoud voor de huidige generaties problematisch is geworden, lijken sterker te worden. Men wijst daarbij niet alleen op de taal van ruim vier eeuwen geleden die sterk verouderd is - zoals we zagen stamt het lied uit ± 1570 - , maar ook op de inhoud die (voor een deel) onbegrijpelijk is zonder kennis van de historische context. Is het daarom niet verstandiger het Wilhelmus te vervangen door een nieuw volkslied of, een andere mogelijkheid, het door een 'hertaling' verstaanbaarder maken voor de Nederlandse bevolking (autochtoon en allochtoon) van nu?

Het zijn deze vragen die in het afgelopen voorjaar nadrukkelijk zijn gesteld, zowel in de dagbladpers als in het openbare debat. Nadrukkelijker dan ooit, zo is mijn indruk, waarbij met name ook wordt gewezen op het grote aantal allochtonen in het Nederland van nu, voor wie het Wilhelmus totaal onbegrijpelijk is. Nederland, zo stelt men, is een multiculturele natie geworden en daarin past geen volkslied dat zo duidelijk verbonden is met een ver verleden. Wat de pers betreft nam ik kennis van de informatie in de dagbladen Reformatorisch Dagblad en Trouw, waarin de Wilhelmus-kenners Hofman, Maljaars en Den Besten aan het woord kwamen en waarin ik ook de verslaggeving aantrof van het Wilhelmus-debat in De Rode Hoed in de tweede helft van april.

Drie opties

Als we de discussie analyseren, dan kunnen we globaal drie standpunten onderscheiden: (i) vervanging, (2) aanpassing, (3) handhaving. De eerste en de derde optie vormen de uitersten in het debat, de tweede is een tussenvorm. De eerste optie: vervanging door een totaal nieuw volkslied. De argumentatie voor dit rigoureuze standpunt kwam al terloops ter sprake. Het taalgebruik is dermate verouderd, zo meent men, dat dit een te grote barrière is geworden voor de Nederlander van nu. Ook al is de spelling in moderne uitgavën - terecht - aangepast, we blijven toch zitten met woorden en constructies als 'vrij onverveerd', 'om land, om luid gebracht', 'den trouwen dienaar dijn', 'wederspoed', 'vermeten', 'geern', 'tempeesf en 'doen oorkond', om er niet meer te noemen. Ook wijst men op diverse historische elementen in het Wilhelmus die voor Nederlanders van nu moeilijk te begrijpen zijn. Wat moeten we aan, zeker na de Tweede Wereldoorlog, met 'van Duitsen bloed' in regel 2 en hoe kun je nu zeggen dat je de 'koning van Hispanje' altijd 'geëerd' hebt, terwijl je toch tegen die koning in opstand bent gekomen? Alleen met een uitgebreide uitleg, zowel wat het taalgebruik als de inhoud betreft, is het Wilhelmus verstaanbaar te maken. En wat voor geboren en getogen Nederlanders geldt, geldt nog veel sterker voor het grote aantal allochtonen uit alle windstreken die zich in het naoorlogse Nederland hebben gevestigd. Een geheel nieuw volkslied, zo stelt men, heeft die barrières niet. Er bestaan ook nog enkele varianten op de vervangingsoptie. Prof. dr. K. Boehmer, musicoloog en componist, opperde de mogelijkheid het Wilhel-mus als koningshymne te blijven gebruiken en daarnaast een geheel nieuw nationaal volkslied in te voeren. Dat zou dus betekenen dat er twee volksliederen naast elkaar gebruikt worden: het Wilhelmus alleen bij koninklijke aangelegenheden en het nieuwe volkslied in alle andere situaties. Een andere variant is een totaal nieuwe tekst, maar handhaving van de melodie. Iets dergelijks is gebeurd met het Russische volkslied.

Aanpassing is de tweede optie. In één opzicht is dit overigens allang gebeurd: in de meeste hedendaagse - niet-wetenschappelijke - edities van het lied immers is de spelling gemoderniseerd (zoals in de loop der eeuwen ook met de Statenvertaling is gebeurd). Maar de voorstellen die thans aan de orde zijn, gelanceerd door Hofman, gaan aanzienlijk verder.

Hofman, die zich de laatste jaren intensief heeft beziggehouden met het Wilhelmus en die ongetwijfeld dit volkslied voor ons land wil behouden, heeft een pleidooi gehouden voor aanpassing in de zin van vereenvoudiging. Hij wil, aldus Trouw (28-4-01), 'verwijdering' van een aantal 'obstakels die de geschiedenis in de loop van de tijd heeft opgeworpen.' De 'hertaling' zou voorlopig beperkt kunnen blijven tot het eerste en het zesde couplet, de enige twee strofen die immers nog algemeen gezongen worden.

De derde optie is handhaving van de bestaande situatie. Dat houdt dus in dat tekst en melodie van het Wilhelmus onaangetast blijven - uiteraard wel in gemoderniseerde spelling - en dat het ons enige nationale volkslied blijft. Voorstanders van deze optie moeten we niet alleen zoeken in het christelijke volksdeel van ons land, met name de orthodoxe stroming, maar zeker ook daarbuiten, bijvoorbeeld bij (een deel van) de WD. De kern van de argumentatie voor handhaving is dat het Wilhelmus ons terugvoert naar de oorsprong van de Nederlandse natie en dat het een gebrek is aan historisch bewustzijn als we het willen afschaffen.

Vervanging

De drie opties die ik hierboven heb weergegeven, wil ik thans van enig persoonlijk commentaar voorzien. De eerste optie - vervanging van het Wilhelmus - is het meest ingrijpend. Dat geldt ook voor de variant waarbij het lied wel als koninklijke hymne blijft bestaan, terwijl echter bij niet-koninklijke gelegenheden een nieuw volklied wordt gezongen.

Vervanging van het Wilhelmus betekent allereerst dat we afstand doen van een uniek lied: het is het oudste Europese volkslied. De volksliederen van de landen om ons heen laten dat duidelijk zien. Het Engelse volkslied - 'God save the queen' - stamt uit 1745, het Franse - de 'Marseillaise' - uit 1792, het Duitse - 'Deutschland, Deutschland über alles' - uit 1841. Het Wilhelmus is dus eeuwen ouder.

Maar wat nog veel belangrijker is: het Wilhelmus voert ons terug naar de worsteling van ons volk en de eerste Oranje om de Nederlanden te bevrijden van 'tirannie', de strijd voor 'gerechtigheid' in bijbelse zin. De worsteling om vrijheid van godsdienst, om vrijheid van land en volk. Er zullen altijd wel Nederlanders geweest zijn met de blik uitsluitend gericht op het hier en nu. Misschien is dit aantal heden ten dage aanzienlijk groter dan voorheen. Maar je mag van een Nederlander van nu toch wel enig historisch bewustzijn verwachten? Het gaat bij historisch bewustzijn niet om het kunnen opdreunen van een aantal jaartallen. Waar het wel om gaat is dat de ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse staat iedere Nederlander aangaat en dat we van het onderwijs mogen verwachten dat de wordingsgeschiedenis

van onze natie voldoende aandacht krijgt. En binnen dat aandachtsveld hoort een royale plaats ingeruimd te worden voor het Wilhelmus.

Je moet er toch niet aan denken dat een hedendaags kabinet - of het nu paars gekleurd is of niet - aan een of meer dichters en componisten de opdracht zou geven voor een nieuwe nationale hymne! We zouden enorm veel kwijtraken dat in het Wilhelmus verwoord is. In het vorige artikel heb ik de kernen van het Wilhelmus aangegeven: de drie relaties die het lied doortrekken - met God, met het volk der Nederlanden en met de van God gegeven koning - het Godsvertrouwen, het besef van twee vaderlanden: aards en hemels. Als een kabinet een commissie zou benoemen met als opdracht te zorgen voor een nieuwe nationale hymne, wat zouden we dan in dat lied van de laatstgenoemde aspecten nog terugvinden? Het antwoord laat zich raden... Zo'n commissie zou immers rekening moeten houden met 'de draagkracht' van het Nederlandse volk, met een samenleving waarin de erkenning van Gods leiding, de eeuwige waarden die de bijbel ons aanreikt, het besef van een tweede vaderland hierboven steeds meer marginale verschijnselen zijn. Het lijkt me ondenkbaar dat in een nieuw volkslied regels met de strekking van 'Mijn schild ende betrouwen/ zijt Gij, o God, mijn Heer!' zouden terugkeren.

De multiculturele samenleving

Maar moeten we dan geen rekening houden, zo zou men kunnen tegenwerpen, met het multiculturele karakter van de huidige Nederlandse samenleving? Daar wil ik graag enige opmerkingen over maken.

Toen het Wilhelmus ontstond, waren de Nederlanden zeker niet zo multicultureel als thans, dat moge duidelijk zijn. Maar ze waren wel multireligieus, met als voornaamste groeperingen: rooms-katholieken, doopsgezinden, calvinisten en lutheranen. Al was de tegenstelling tussen protestant en rooms-katholiek fundamenteel, het Wilhelmus laat daarvan niets zien! Het is een christelijk lied, maar niet antipa pistisch. Het opmerkelijke is dat het van oorsprong wel een geuzenlied is, maar dat het de felheid van de meeste andere geuzenliederen mist, liederen waarin bijvoorbeeld Alva een 'helse duvel' wordt genoemd en in krasse termen wordt vervloekt en waarin ook fel wordt uitgehaald naar het roomskatholieke volksdeel. We proeven in het Wilhelmus iets van de tolerantiegedachte van de prins: protestant en rooms-katholiek moeten schouder aan schouder staan in de strijd tegen tirannie en uoor gerechtigheid. Dat moet toch voor onze tijd, voor de huidige samenleving een aansprekende gedachte zijn?

Het Wilhelmus is ook niet racistisch. Het discrimineert ook niet. Er wordt niet een bepaalde bevolkingsgroep achtergesteld. Wat dat betreft was ons ige-eeuwse volkslied 'Wien Neêrlands bloed' veel bedenkelijker, zeker als we letten op de tweede regel: 'Wien Neêrlands bloed in de aders vloeit, / Van vreemde smetten vrij, '. Vaderlandsliefde is goed, maar om niet-Nederlands bloed te typeren met 'vreemde smetten', dat gaat te ver. Dat kun je inderdaad in een multiculturele samenleving niet zingen. In het Wilhelmus vinden we niets van dit alles.

Allochtonen die zich in Nederland gevestigd hebben, nemen hun eigen verleden mee. En dat mag. Dan mogen we van hen ook verwachten dat ze respect hebben voor het feit dat in ons volkslied ons eigen verleden doorklinkt.

Samenvattend: dat het Wilhelmus zou moeten worden afgeschaft vanwege het multiculturele aspect van onze samenleving, acht ik een heel zwak argument.

Aanpassing

Vervanging van het Wilhelmus door een nieuw volkslied zou een grote verarming betekenen. Is aanpassing in de zin zoals Hofman voorstelt dan misschien een betere optie?

Ik wil vooropstellen dat Hofman volledig gelijk heeft als hij stelt dat ons volkslied op een aantal punten - taal en inhoud - barrières opwerpt voor de Nederlander anno 2001. Maar zijn voorstel is wel een weg met veel voetangels en klemmen. Om te beginnen tast je een authentieke i6e-eeuwse tekst aan. Maar ook als je dit accepta- -bel vindt, komt toch direct de vraag op: wat moetje aanpassen en wat niet? De ingrepen die Hofman voorstelt voor het eerste en zesde couplet zijn beperkt, maar roepen toch reeds vraagtekens op.

Wat het eerste couplet betreft gaat het om de twee plaatsen die hiervoor reeds genoemd zijn. Hij steltvoor 'Duitsen' in regel 2 te vervangen door 'edel'. De regel wordt dan: 'ben ik van edel bloed'. Ook de regels 7 en 8 wil hij aanpassen. Zijn voorstel is deze te transformeren tot: 'Hoe machtig ook Hispanje, / mijn land heb ik bewaard.' In het zesde couplet zou hij de eerste regel - 'Mijn schild ende betrouwen' - willen wijzigen in: 'Mijn schild en mijn vertrouwen', wat veel hedendaagser klinkt. En in de vijfde regel - 'Dat ik toch vroom mag blijven, ' - wil hij 'vroom' vervangen, omdat dat woord ; thans uitsluitend 'godvrezend' of'godvruchtig' betekent, in tegenstelling tot de zestiende eeuw toen het primair 'dapper' betekende. Zijn voorstel is dan ook om de regel te transformeren tot: 'Laat mij toch dapper blijven'. De tekst wordt zo inderdaad eenvoudiger. Maar tegelijkertijd moet ik constateren dat Hofman een stuk historie elimineert. 'Duits' - 'ben ik van Duitsen bloed' - had in de zestiende eeuw een bredere betekenis dan thans: het omvatte zowel Hoogduits als Nederduits en het kon zelfs gewoon 'Nederlands' betekenen. Zo schreef de bekende dichter Hooft aan zijn zoon Aernout dat die zijn 'Neederduitsch' of 'Duitsch' beter moest hanteren en Hooft bedoelde daarmee heel simpel: je moet correcter Nederlands schrijven. Het eren van de koning wil Hofman er ook uitgooien. Ik heb uitgelegd in het vorige artikel dat ook dit verankerd ligt in de zestiende-eeuwse context. Als het verdwijnt, gaat een stukje geschiedenis verloren. Het woord 'vroom' betekent thans zeker iets anders dan in de zestiende eeuw. In de zestiende en zeventiende eeuw was de betekenis veel ruimer: dapper, krachtig, rechtschapen en ontzag hebbend voor God. De laatste betekenis is geëvolueerd tot 'godvruchtig' in het huidige Nederlands. Als je dus in het Wilhelmus 'vroom' vervangt door 'dapper', verlies je onherroepelijk betekeniselementen. Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Hertalen betekent altijd verlies.

Daar komt nog iets bij. Ook al kies je voor het aanpassingsprincipe, wat kun je wel laten staan? Kun je in de eerste strofe 'vrij' handhaven, dat in de zestiende eeuw zoiets betekende als ons 'zeer' of'waarlijk'? En is 'onverveerd' nog wel verstaanbaar? Kortom, het zou een lange weg worden van eindeloos geharrewar en ik vrees dat slechts weinigen met het eindresultaat echt tevreden zouden zijn.

Handhaving

Vanwege het geharrewar dat bij aanpassing in de zin van Hofman zou ontstaan, vertolkte Martine de Bruin in De Rode Hoed de visie die bij meerderen leeft: óf handhaving van het oude volkslied, óf invoering van een geheel nieuw volkslied.

Zelf zou ik voor het eerste kiezen, een standpunt dat voor de lezer geen verrassing zal zijn. Handhaving van de status quo dus en wel vanwege de band met het verleden, de wording van onze natie, de band met ons vorstenhuis, de gedachterijkdom en de bijbelse grondtonen die in het Wilhelmus gestalte krijgen. De barrières die het lied voor de huidige generaties opwerpt, moeten we echter niet ontkennen. We moeten niet doen alsof er niets aan de hand is. Het onderwijs heeft hier een belangrijke taak. Bepaalde passages in het Wilhelmus hebben historische uitleg nodig. Diverse woorden zijn verouderd en moeten dus verhelderd worden met hedendaagse synoniemen. Dat moet toch kunnen voor slechts twee coupletten van elk acht regels, de enige strofen die we nog zingen?

Slotconclusie

Ondanks die persoonlijke voorkeur voor handhaving van de status quo kan ik me een situatie voorstellen waarin toch de weg van aanpassing wordt gekozen, namelijk wanneer het Wilhelmus geheel dreigt te worden afgeschaft. We mogen hopen dat het zich nooit voordoet, maar in een tijdvak met zoveel 'zucht naar verandering' is zo'n mogelijkheid zeker niet uit te sluiten. Misschien heeft Hofman, wiens voorstellen fel zijn aangevallen door Maljaars en Ad den Besten, mede met het oog daarop zijn ideeën over aanpassing gelanceerd.

•Als we op een bepaald moment voor de keuze komen te staan: óf een aangepast Wilhelmus óf een totaal nieuw volkslied, dan zou ik persoonlijk kiezen voor het eerste. In die situatie zeg ik: beter een gedeeltelijk verlies dan een volledig verlies.

J. DE GIER, EDE

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 2001

De Waarheidsvriend | 11 Pagina's

Het Wilhelmus in discussie [2]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 2001

De Waarheidsvriend | 11 Pagina's