Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed na de prediking [I]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed na de prediking [I]

DE EREDIENST

11 minuten leestijd

Het gebed na de prediking bestaat hoofdzakelijk uit twee delen: het antwoord op d prediking en de voorbede. Tenminste: dat is in veel gemeenten u; el de praktijk geworden. Dat betekent echter niet dat dat altijd zo was (o/vandaag de dag zo is). Immers: we kunnen er ook voor kiezen om de voorbede een plaats te geven vóór de predik Het voordeel daarvan is, dat het antwoord op de prediking kort en krachtig kan zijn, wat voor de gemeente, die toch wat 'moegeluisterd' is, de concentratie kan bevorderen.

Het antwoord op de prediking

Het nadeel is echter dat er geen verband kan worden gelegd tussen de inhoud van de preek en de voorbede van de gemeente, hetgeen in de praktijk betekent dat de voorbede een wat algemeen karakter kan krijgen of alleen inspeelt op de actualiteit. Voor- en nadelen afwegend vind ik persoonlijk dat de voorbede na de preek de meest verantwoorde plek is, maar een wet van Meden en Perzen is het natuurlijk niet.

In twee artikelen wil ik proberen de beide genoemde delen van het gebed na de preek te belichten. Maar eerst maak in een naar mijn idee fundamentele vooropmerking.

Ambtelijk bidden is ambachtelijk bidden

Op het moment dat de dominee 'amen' zegt wisselt hij in feite van positie. Gedurende de preek stond hij vooral aan de kant van God en dus 'tegenover' de gemeente. Dat laatste moeten we ook weer niet te zwaar aanzetten, want de dominee is geen profeet. Hij is een mens onder de mensen, die het Woord verkondigt. Hij is dus zelf ook hoorder. En toch: de beweging waarin hij staat is die van God uit naar de gemeente toe. Hij staat daar als dienaar van het Woord. Maar die rol is voorbij op het moment dat hij het 'amen' gaat uitspreken. Het 'amen' is immers al niet meer zijn woord, maar het beamende woord van de gemeente. Dus op het moment dat hij dat woord uitspreekt, is hij niet langer dienaar van het Woord maar dienaar van de gemeente. Vanaf nu moet hij de gemeente voorgaan in het antwoorden op het Woord en in het uitspreken van de voorbeden. Hij daalt dus in feite van de kansel af om nu voluit aan de kant van de gemeente te komen staan. 666

Een en ander betekent dat voorgaan in de gebeden een voluit dienstbaar werk is. Niet wat in het hart of het gemoed van de voorganger omgaat moet de toon aangeven, maar wat de gemeente nodig heeft en wat in haar hart leeft. Maar hoe en waar vindt de voorganger die toon? Ik ben ervan overtuigd dat dat voor een belangrijk deel in de studeerkamer is. Daar waar de preek wordt voorbereid moeten ook de gebeden worden voorbereid. Want hoe geestelijk het voorgaan in de gebeden ook is, het is een ambtelijk en dus ook een ambachtelijk werk. We mogen het er gewoon niet op laten aankomen, dat de Geest het ons wel zal ingeven. Zo werkt dat niet bij de prediking, maar evenmin bij de dienst der gebeden. Ambtelijk bidden is een ambachtelijk werk dat erom vraagt om goed voorbereid op de kansel te komen.

Als ambtelijk bidden een ambachtelijk werk is, is het naar mijn idee niet vreemd om er ook wat van op te schrijven. In bepaalde kringen van de kerk is het gebruik geworden om gebeden helemaal, en dan het liefst in een heel gestileerde vorm, uit te schrijven. Ik zou daar niet voor pleiten. Er moet ruimte blijven voor ingevingen van Boven of vanuit het contact met de gemeente. Punten en trefwoorden lijken me dan ook beter. Persoonlijk zou ik niet zonder een stramien van goed voorbereide kernwoorden kunnen. Zonder zulke aantekeningen zou ik veel te veel vergeten, maar bovendien zou ik waarschijnlijk onder de maat van de Schrift blijven in mijn woordgebruik.

Het gebed als antwoord op het Woord

Ondertussen heb ik gaandeweg al prijsgegeven wat naar mijn overtuiging het wezen van het gebed na de prediking is. Het is: antwoorden op het Woord van God. Het is met name de Amerikaanse theoloog Eugene Peterson die hierover zeer behartenswaardige dingen heeft geschreven (ik denk bijvoorbeeld aan zijn prachtige boek Ansivering God, dat als ondertitel draagt: Leren bidden uit de Psalmen). e Bidden - en zeker bidden na de preek - is antwoord geven op het Woord van God. Niet zozeer op het hele Woord ing. van God, maar op dat ene, concrete Woord van God dat in deze dienst naar ons toe is gekomen. Dat Woord dat ons verkondigd is. God heeft gesproken. Wat zeggen wij terug? Daarin mag en moet de voorganger nu 'voorgaan'. Hij wordt geroepen de stem van de gemeente te vertolken. Wat betekent dat?

Bij de kern blijven

Allereerst - en dat is heel fundamenteel - betekent dit, dat het gebed na de preek bij de kern moet blijven. Bij de kern van wat in de preek aan de orde was. Het is gewoonweg niet voor te stellen, dat het een 'vrij gebed' zal worden. Dit gebed is gebonden aan het verkondigde Woord. De eerste zinnen van het gebed moeten daar, op een of andere manier, blijk van geven. Dat kan uiteraard op verschillende manieren. Uit de woorden waarmee het slotgebed vaak wordt aangekondigd ('Gemeente, laten wij nu danken en bidden') vloeit voort dat de aansluiting met het verkondigde Woord nogal eens op de wijze van de dankzegging wordt gezocht. De Heere God wordt gedankt voor die bijzondere belofte, die ons in deze dienst werd voorgehouden of voor de grote daden Gods die ons verkondigd werden. Maar wanneer de tekst voor de preek een vermaning was, of zelfs een dreigende waarschuwing, ligt de dankzegging niet het meest voor de hand. Een openingzin als 'Heere, dat was een heel ernstig woord dat U vanmorgen tot ons sprak' ligt dan meer voor de hand. Hier wordt de aansluiting gezocht langs de weg van de verootmoediging. Kortom: de vorm kan (en moet zelfs) verschillen, maar altijd moet er een aansluiting met het verkondigde Woord worden gezocht. Voor de voorganger is dat heilzaam, omdat het hem de kans ontneemt om al te gemakkelijk eigen wegen te gaan bewandelen. Voor de gemeente is het heilzaam, omdat het de concentratie bevordert. Maar het belangrijkste is, dat zo het verkondigde Woord en dus God zelf tot Zijn recht komt. Het gebed na de preek moet dus bij de kern blijven.

Valkuilen

Dit gezegd hebbend, is het goed om op een paar valkuilen te wijzen. Iedere voorganger zal ze inmiddels moeiteloos herkennen. De eerste valkuil is, dat het gebed na de preek wordt gebruikt om de preek af te maken of aan te vullen. In deze valkuil valt de voorganger bijvoorbeeld als hij al prekend het gevoel kreeg dat hij toch wat meer over Christus en zijn werk had moeten zeggen. Of dat hij de gemeente toch wat ernstiger had moeten waarschuwen. Meestal onstaat dat gevoel wanneer de prediker dat ene kritische gemeentelid ziet zitten of wanneer hij denkt aan die ene ouderling die in de consistorie zijn zegje zal doen. Dat dit soort gevoelens soms opkomen is onvermijdelijk, maar dat wil niet zeggen dat het gebed gebruikt mag worden om het een en ander nog recht te zetten. Daar is het gebed niet voor. Overigens is het wel zo, dat een prediker soms bewust bepaalde noties van de tekst voor zijn slotgebed bewaart, omdat hij daar door de inhoud ervan toe gedrongen werd. Maar dan is dat een beslissing die op verantwoorde wijze, bij de voorbereiding van de dienst, is gevallen. Dat is wat ik bedoel met het 'ambachtelijke' van het ambtelijke gebed.

Een tweede valkuil is, dat de voorganger in het gebed na de preek dankt voor gevoelens die hij zelfbij zijn preek heeft gehad, terwijl (een groot deel van) de gemeente zich daar niet in herkent. De predikant gaat dan bijvoorbeeld uitgebreid danken dat het zo fijn was om in de kerk te zijn, terwijl hij niet in de gaten heeft dat de gemeente die morgen niet in de preek meekwam of zich zelfs had zitten vervelen. In deze valkuil valt een prediker, als hij te weinig onderscheid aanbrengt tussen het Woord van God en de woorden van zijn preek. Daarom is het zo belangrijk om in het antwoord op de preek bij de kern te blijven. En die kern is het schriftwoord, waaraan de preek dienstbaar is geweest.

Wat gaan we nu zeggen?

Het is dus van groot belang om in het gebed na de preek dicht bij de kern te blijven. Maar daarmee is de vraag 'wat

we nu gaan zeggen' nog niet geheel beantwoord. Zelfs als in het gebed een nauwe aansluiting wordt gezocht en gevonden met het Woord liggen er nog allerlei mogelijkheden open. Toch is het bij nader inzien wel mogelijk om een paar lijnen aan te geven die een richting wijzen. De eerste lijn is die van de bede om doorwerking van en urucht op het Woord. De tweede lijn is die van de toewijding en het concrete an woord aan God. Over beide lijnen wil ik hieronder iets zeggen.

Bede om doorwerking van en vrucht op het Woord

Wanneer de prediking geklonken heeft, is er slechts een begin gemaakt. Gods waarheid is ons aangezegd, de beloften hebben geklonken, de weg is gewezen. Maar nu moet dat Woord gestalte krijgen in het leven van hen die het gehoord hebben. Hoe komt dat zover? Dat is allereerst het werk van de Heilige Geest. Als God het Woord niet toepast in mensenharten zal het vruchteloos blijven. En het is dan ook goed, dat dat besef doorklinkt in het antwoord op de prediking. Uiteraard wordt dat besef in de ene dienst meer uitgesproken dan in de andere, maar dit besef behoort toch zeker tot de grondtonen van het gebed. Wat er in meekomt is een diep besef van afhankelijkheid en een houding van ootmoed. Afhankelijkheid, omdat we zonder Gods genade niet kunnen. Ootmoed, omdat we nergens aanspraak op kunnen maken.

Het verdient aanbeveling dat de voorganger in de voorbereiding van de dienst zoekt naar woorden die in aansluiting op de te houden preek het meest geschikt zijn. De gemeente wordt immers niet tot een echt geloofsantwoord aangespoord als t-week in week uit in ongeveer dezelfde woorden om de doorwerking van de Heilige Geest wordt gebeden. Wat dat betreft reikt de Bijbel ons een rijke woordenschat aan, waarin ook allerlei krachtige beelden een rol spelen. Maar in lijn met wat ik hierboven betoogd heb, is het mijns inziens vooral van belang om het gebed om de vrucht op het Woord zoveel mogelijk af te stemmen op de woordenschat van de bepreekte tekst.

Echt antwoord geven

De bede om de doorwerking van en de vrucht op het Woord is in het antwoord op de prediking van levensbelang. Toch zouden we onder de bijbelse maat blijven, als we het daarbij zouden laten. Als het goed is komt het in ons leven immers tot een echt cjeloojsantwoord. En dat geloofsantwoord blijft niet staan bij het smeekgebed om nog te ontvangen genade, maar het grijpt verder en beaamt die ontvangen genade. Om het met een voorbeeld uit de Psalmen te illustreren: als de dichter van Psalm 91 zich in vers 1 de belofte in herinnering roept dat bij de Allerhoogste een schuilplaats te vinden is, Iaat hij er in vers 2 op volgen: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God op Wie ik vertrouw. Tot zo'n belijdenis van overgave worden we vanuit het Woord opgeroepen.

Nu is Psalm 91 een voorbeeld van een persoonlijk geloofsantwoord. Mag dit antwoord nu ook model staan voor het antwoord dat de voorganger in de kerkdienst namens de gemeente geeft? Ik geloof van wel. Wanneer we het daar niet op zouden wagen zou het gebed in de kerkdienst nooit van echte overgave kunnen getuigen. Ik geloof dan ook, dat de predikant de gemeente vóór moet gaan in het antwoord van het geloof.

Laat ik een heel uitgesproken maar daarom wel heel duidelijk voorbeeld geven. Stel dat het in de preek ging over Deuteronomium 30 : 19. Daar staat: 'Het leven en de dood heb ik u voorgesteld, de zegen en vloek. Kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw zaad.' De voorganger kan er dan voor kiezen om zich in het gebed na de preek te beperken tot een gebed om de Heilige Geest Die het tot die overgave zal brengen. Maar daarmee zou hij ver onder de bijbelse maat blijven. Hij moet het er op wagen om namens de gemeente te zeggen: 'Ja Heere, wij kiezen voor dat leven, wij en onze kinderen!' In die overgave en toewijding mag en moet de predikant zijn gemeente voorgaan. En natuurlijk beseft hij daarbij maar al te goed dat niet iedereen afzonderlijk dit antwoord kan meemaken of van harte meezegt. En dat moet hij dan óók onder woorden brengen. Maar laat de gemeente het juist in het gebed maar voelen tot wat voor geloofsantwoord zij geroepen is. Juist zo kan het tot groei en bloei komen van het een leven in overgave aan de Drie-enige God.

Kort en krachtig

Ten slotte zou ik willen zeggen dat het eerste onderdeel van het gebed na de preek kort en krachtig mag zijn. Een paar goedgekozen zinnen dienen de gemeente waarschijnlijk meer dan een stroom van woorden uit een vol gemoed. Waarschijnlijk is een moment van stil gebed ook meer aan te bevelen dan een poging om de gevoelens van alle gemeenteleden onder woorden te brengen. Het antwoord op de prediking mag een echt antwoord zijn en al te veel woorden leiden daar maar al te gemakkelijk vanaf. Daar komt bij dat er nog een onderdeel volgt en dat is de voorbede. Daarover gaat het in het volgende artikel.

B. J. van der Graaf, Gouda

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 2001

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Het gebed na de prediking [I]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 2001

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's