De Tien Geboden in de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)
De eerste resultaten van de Nieuwe Bijbelvertaling zijn gepresenteerd in de bunde Werk in uitvoering 1 (1998) en 2 (2000). De Deputaten Bijbelvertaling van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de Theologische Universiteit in Kampen (Broederweg) hebben in mei 2001 een congres belegd om zich te bezinnen op deze vertaling. De acht voordrachten zijn inmiddels gepubliceerd, met een samenvatting van de gevoerde discussie.
Het is moeilijk in een bespreking recht te doen aan alle voordrachten. De lezer krijgt in ieder geval een goed beeld van de achtergronden van de vertaling. De teneur is vrij positief, al heeft men hier en daar wel wensen. Tot mijn verrassing geeft Pieter Waalewijn de tekst van de Tien Geboden, zoals weergegeven in Deuteronomium 5. Als supervisor had ik die tekst al wel, maar op alle teksten rust geheimhouding. Ik denk dat veel gemeenteleden benieuwd zijn naar de weergave van de tekst die zo'n belangrijke plaats inneemt in onze erediensten. Steeds meer gemeenten beseffen de noodzaak van een nieuwe vertaling, maar er bestaan veel vragen over de wenselijkheid van de NBV. De leesbaarheid en voorleesbaarheid zijn zonder meer goed.
Maar zijn de inhoudelijke keuzes verantwoord? Daarom geef ik de vertaling afzonderlijk weer en geef hieronder enige opmerkingen per gebod, zodat de lezer kan beoordelen welke keuzes gemaakt zijn.
Inleiding
De eigennaam van God, in het Hebreeuws weergegeven met JHWH, wordt weergegeven met HEER. Het woord 'land' is weggelaten. Vermoedelijk is dat gebeurd op grond van het Nederlands. Wij zeggen ook niet dat we teruggekomen zijn uit het land Italië, maar uit Italië. 'Diensthuis' of'slavenhuis' is weergegeven met 'slavernij'.
Het eerste gebod
De moeilijk te vertalen uitdrukking 'voor Mijn aangezicht' kan inderdaad weergegeven worden met 'naast mij'. De persoonlijke voornaamwoorden die op God betrekking hebben (ik, hij, mij, hem) worden met kleine letters geschreven.
Het tweede gebod
De Statenvertaling (SV) heeft 'geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis'. Het lijkt net alsof dat twee verschillende zaken zijn. Terecht heeft de NBV gekozen voor een verduidelijking: 'geen godenbeelden, (te weten) geen enkele afbeelding. Afbeeldingen van vogels in de lucht, van dieren of voorwerpen op aarde, of van dieren uit het water dat lager staat dan de aarde, zijn op zich geoorloofd in het Oude Testament, maar niet om godenbeelden te maken. In Israël staat het water lager dan de aarde, in tegenstelling tot de situatie in de Hollandse polders. De drie gebieden (lucht, aarde, water) kunnen door de Israëlieten waargenomen worden en daarom zijn geen wateren 'onder' de aarde, als een soort oerwater, bedoeld.
De NBV heeft een ingrijpende vertaalbeslissing genomen door 'ijverig God' weer te geven met 'duld geen andere goden naast mij'. De Groot Nieuws Bijbel heeft dit trouwens ook al gedaan. De vertaling 'naijverig' of'jaloers' roept ongewenste associaties op in het Nederlands. J. L. Koole heeft voorgesteld: 'een God die zich doet gelden'. Dit voorstel wordt ook door J. P. Lettinga overgenomen en lijkt mij een goede weergave. De NBV denkt in de richting van afgoderij, en verliest daardoor het eigene van het tweede gebod uit het oog. De afgoderij was al in het eerste gebod verboden; nu gaat het om een afbeelding, hetzij van God, hetzij van de afgoden. De zonde met het gouden kalf in Exodus 32 was het maken van een afbeelding van de God die hen uit Egypte bevrijd had, dus de HEERE. Ook het beeld van Micha (Richt. 17-18) is bedoeld als beeld van hun eigen God. Hetzelfde geldt voor de kalveren in Dan en Bethel. Terecht legt de Heidelbergse Catechismus uit, dat wij God op generlei wijze mogen afbeelden. De NBV laat dit aspect weg en maakt het tweede gebod tot een aanhangsel van het eerste.
De woorden 'haten' en 'liefhebben' zijn gehandhaafd in de NBV, terwijl er ook veel voor te zeggen valt de uitdrukkingen weer te geven met 'ontrouw zijn' en 'trouw zijn' aan het verbond. Dan komt de notie van gehoorzaamheid meer naar voren dan in de emotionele termen 'haten' en 'liefhebben'.
Het derde gebod
'Misbruiken' is een gqede weergave van het verouderde 'ijdel gebruiken'.
Het vierde gebod
'Onderhoudt de sabbat dat u die heiligt' of'gedenk de sabbat door die te heiligen' wordt in de NBV: 'neem de sabbat in acht'. De mens heeft de opdracht die dag te heiligen, dat wil zeggen af te zonderen van de andere dagen en toe te wijden aan God. Die opdracht is in de NBV vervangen door een constatering en motivering: 'het is een heilige dag'.
De woorden 'zoon', 'dochter' enz. staan in het enkelvoud, maar worden door de NBV opgevat als een categorie en daarom in het meervoud weergegeven. De weergave 'slaven en slavinnen' is beter dan 'dienstknechten en dienstmaagden'.
'De vreemdeling in uw poorten' is een vreemdeling die is komen wonen, maar naar het Israëlitische recht geen grond in bezit kon krijgen. 'In uw poorten' betekent in de dagen van Mozes: binnen de poorten van het legerkamp. De NV en de NBV hebben 'die in uw steden wonen', alsof het gebod alleen daar maar zou gelden. Een vrijere, maar wel betere weergave is: 'die bij u woont'.
Het vijfde gebod
De vertaling van dit gebod is goed, al is er enig verschil in gevoelswaarde tussen 'eer' en 'toon eerbied'.
Het zesde gebod
'U mag niet doodslaan' wordt in de NBV tot 'Pleeg geen moord'. Dit verbod is niet gemakkelijk in het Nederlands weer te geven. Maar 'moorden' is te beperkt, want dan lijkt het gebod beperkt tot doden met voorbedachten rade, en onopzettelijk doden is dan uitgesloten. Het verbod betreft ook de mogelijkheid dat drift en uitbarstende woede iemand tot een doodslag brengen. Voor 'moorden' heeft het Hebreeuws een ander werkwoord. Koole en Lettinga stellen voor: 'Beneem nie- •mand wederrechtelijk het leven'. Het doden is alleen geoorloofd als het recht het toestaat (doodstraf, oorlog), niet als het tegen het recht ingaat.
Het zevende gebod
Het Hebreeuwse werkwoord ziet op de ongeoorloofde omgang tussen een al
Ik ben de HEER, UW God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.
1. Vereer naast mij geen andere goden. 2. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hierboven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht. 3. Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want iemand die zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan. 4. Neem de sabbat in acht, zoals de heer (bedoeld: HEER? ), uw God, u heeft geboden; het is een heilige dag. Zes dagen lang kunt u werken en bezig zijn, maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de HEER, UW God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw runderen, uw ezels en al uw andere dieren, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen; want uw slaaf en slavin moeten evengoed rusten als u. Bedenk dat u zelf slaaf was in Egypte totdat de HEER, uw God, u bevrijdde met sterke hand en opgeheven arm. Daarom heeft hij u opgedragen de sabbat te houden. 5. Toon eerbied voor uw vader en uw moeder, zoals de HEER, UW God, u heeft geboden. Dan wordt u gezegend met een lang leven en met voorspoed in het land dat de HEER, UW God, u geven zal. 6. Pleeg geen moord. 7. Pleeg geen overspel. 8. Steel niet. 9. Leg over een ander geen vals getuigenis af. 10. Zet uw zinnen niet op de vrouw van een ander, en laat evenmin uw oogvallen op zijn huis, of op zijn akker, zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.
of niet gèhuwde man en een gehuwde vrouw. Het gaat om het 'breken van de echt' door overspel. Ontbinding van het huwelijk door een scheidbrief wordt hier niet verboden. De NBV heeft de duidelijker (? ) vertaling 'overspel'. Koole kiest voor de weergave: Beledig niemand in zijn huwelijk.
Het achtste, negende en tiende gebod 'De naaste' wordt erg algemeen weergegeven door 'een ander'.
In de bovenstaande opmerkingen is gebruik gemaakt van J. L. Koole, De Tien Geboden (Baarn, 1964; Kampen, 1983). J. P. Lettinga heeft achterin de drie delen De Tien Geboden van J. Douma (in de serie Ethische bezinning) een taalkundige toelichting gegeven van de geboden (Kampen, 1985- 1989).
M. J. PAUL, EDE
N.a.v. Henk Room en Wolter Rose, Naar een nieuwe kerkbijbel: een handreiking voor het beoordelen van de Nieuwe Bijbelvertaling. TU-bezinningsreeks nr. 2. Uitg. De Vuurbaak te Barneveld, 2001. ISBN 90- 6660-224-8.106 pagina's. Prijs ƒ 27, 50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's