Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Apocalyptiek: patronen en motieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Apocalyptiek: patronen en motieven

12 minuten leestijd

Apocalyptische gebeurtenissen wekken een gevoel uan onzekerheid. Velen hebben zo de aanslagen op het Wereld Handelscentrum in New York en het Pentagon in Washingto ervaren. Niemand had erop gerekend dat zo iets kon gebeuren. Sinds de elfde septembe voelen miljoenen mensen zich opeens bedreigd. Overal worden voorzorgsmaatregelen getroffen. Hangen nog meer rampen ons boven het hoofd? Waar en wanneer zal het internationale terrorisme opnieuw toeslaan? Komen er nu misschien aanvallen m biologische, chemische en nucleaire wapens?

Voor de wereld lijkt het kerstfeest van een heel andere orde te zijn. 'Vrede op aarde' staat dan voor warmte, gezelligheid met elkaar. Je wilt dan graag 'even weg' zijn uit de sleur en sores van het alledaagse leven.

In het Nieuwe Testament ligt dat anders. Daar zijn het kerstevangelie en de apocalyptische gebeurtenissen die ons te wachten staan, niet van elkaar te scheiden. Dat wordt vooral duidelijk in Openbaring 12. Daar wordt een groot teken gezien in de hemel. Er verschijnt een vrouw. Ze is bekleed met de zon. De maan is onder haar voeten. Op haar hoofd rust een kroon met twaalf sterren. Er volgt een ander teken: een grote, rode draak met zeven koppen en tien hoornen, en op die zeven koppen zeven kronen. De vrouw is bezig haar Zoon ter wereld te brengen. De grote rode draak staat voor haar. Zodra het Kindje er is wil hij het verslinden. Toch komt in dit Kindje het Koninkrijk van God. In de bijbelse apocalyptiek domineert de voorstelling van het Koninkrijk van God. Daarin staat dan weer de figuur van de Zoon des mensen centraal. Uit het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God, blijkt al dat dit het Evangelie is van het Koninkrijk van God (Mark. 1:1 vergeleken met vs. 15)-

Bijbels en buitenbijbels

Behalve de vier gezichten in Daniël 4 tot 7, Jezus' rede over de toekomst in Mattheüs 24 (en parallellen), wat Paulus in 2 Thessalonicensen 2 schrijft over de antichrist, en de Openbaring aan Johannes, vinden wij ook nog apocalyptische teksten in Jesaja 24 tot 27 en Zacharia 12 tot 14.

Dat is relatief weinig vergeleken met het grote aantal buitenbijbelse geschriften uit het vroege jodendom: de apocriefe en pseudepigrafen. In 'apocrief' zit dezelfde woordstam als in crypte. Het betekent datgene wat je opbergt omdat je het niet kunt, wilt of mag gebruiken. In de (rooms-)katho- Iieke traditie worden de apocriefen de deuterocanonieke boeken genoemd en vallen ze dus binnen de canon van de Bijbel. Dat zijn bijvoorbeeld de Wijsheid van Jezus Sirach en 1 en 2 Makkabeeën. In het bijbelrooster voor de viering van de eucharistie zijn ook enkele schriftlezingen opgenomen uit de apocriefen. Wat voor ons de pseudepigrafen zijn, heet bij hen dan weer de apocriefen. Onder de pseudepigrafen verstaan wij die joodse geschriften uit de periode tussen 200 voor tot 200 na Christus waarvan de schrijver zich heeft bediend van een pseudoniem. Het was de bedoeling om zo'n boek op die manier een bijbels gezag toe te kennen. Een bekend pseudepigrafisch geschrift zijn de vijf boeken van Henoch, ook wel 1 Henoch of de Ethiopische Henoch genoemd. In de Koptische Kerk gelden ze nog steeds als Heilige Schrift.

Dit klinkt allemaal nogal ingewikkeld en dat is het ook. Bovendien kan het n onderzoek op dit terrein niet voorbij- r gaan aan de oudste joods-synagogale traditie. Om daarvan op de hoogte te komen, moeten we studie maken van et de Misjna, de Talmoed en alles wat daartoe verder behoort. In de Misjna is de mondelinge overlevering vastgelegd waarin de Wet van Mozes wordt toegepast op het dagelijks leven. Zij bestaat uit 63 traktaten. In de Talmoed zijn de verslagen opgenomen van de discussies die de rabbijnen over en naar aanleiding van de Misjna hebben gevoerd tot ongeveer 425 na Christus en deze tellen vele duizenden pagina's. Dit artikel kan daarom niet meer zijn dan een persoonlijke impressie. Voor ons onderwerp zijn de vijfhoeken van Henoch belangrijk. Dat waren zij ook voor de vroegchristelijke gemeente. De apostel Judas verwijst ernaar en citeert eruit (vs. 14V.). We zouden van hun bestaan nooit geweten hebben als ze niet door het christendom waren bewaard gebleven.

Wat is apocalyptiek?

We hebben al geconstateerd dat in onze postmoderne samenleving de ideeën en voorstellingen die men samenbrengt onder de noemer 'apocalyptiek' volledig zijn geseculariseerd. Er is geen relatie meer met het Koninkrijk van God. Maar wat wordt in de vroegjoodse en de vroegchristelijke traditie verstaan onder 'apocalyptiek'? Daarover bestaat geen eenstemmigheid. We kunnen denken aan een reeks geschriften, aan gebeurtenissen die zullen plaatsvinden in de eindtijd, aan een stroming in het vroege jodendom die meer visionair dan legalistisch is ingesteld, of aan een literaire vorm: de schrijver geeft zijn boodschap in de vorm van een 'geheimenis' dat tot dusver 'verborgen' was maar nu door hem wordt onthuld.

Of er in het vroege jodendom een afzonderlijke apocalyptische groepering heeft bestaan naast de Essenen, Farizeeën, Sadduceeën en later nog de Zeloten, lijkt mij niet waarschijnlijk. De joodse geschiedschrijver Flavius Josephus heeft een beschrijving gegeven van de verschillende stromingen van zijn tijd, maar nergens noemt hij met zoveel woorden een apocalyptische beweging. Apocalyptische voorstellingen zijn niet aan een bepaalde stroming gebonden. Ze komen zowel bij de Farizeeën als de Essenen voor, met name bij de gemeenschap van Qumran. Bekend is de Regel van de oorlog van de zonen van het licht en de zonen van de duisternis.

Patronen

Tot de geschriften die een Esseense achtergrond hebben, behoren de hierboven al genoemde vijfhoeken van Henoch (1 Henoch), Jubileeën, de Testamenten van de Twaalf Apostelen en het Testament van Mozes. In Farizeese kringen in het land van Israël zijn de Psalmen van Salomo, 4 Ezra en 2 Baruch ontstaan.

Karakteristiek voor de eerste categorie is het zonnejaar als grondslag voor de liturgische kalender. Groot gewicht wordt gehecht aan de ordening die ten grondslag ligt aan de schepping. We noemen dat de scheppings-thora die we ook terugvinden in de zogenaamde natuurpsalmen (Ps. 19, 65, 104), de Spreuken van Salomo, de apocriefen De Wijsheid van Salomo en Jezus Sirach. Men heeft dan ook wel eens de gedachte geopperd dat de apocalyptiek zich heeft ontwikkeld uit de wijsheidsliteratuur van Israël.

De tweede categorie geschriften heeft

het maanjaar als uitgangspunt voor de liturgische kalender. Zij oriënteren zich voor regelgeving van het dagelijks leven op de Wet door God aan Mozes gegeven op de Sinaï. We spreken dan over de Sinaï-thora. Deze Wet of Thora bestaat zowel uit een schriftelijke als een mondelinge overlevering. De schriftelijke overlevering vinden we terug in de boeken van Mozes. Voor toepassing op het dagelijks leven moeten zij verklaard worden uit de mondelinge traditie, die volgens zeggen afkomstig is van Mozes en daarom wordt aangeduid als 'Mozes van de Sinaï'. Wat heeft dit alles te maken met de apocalyptiek? In het vroege jodendom wordt onderscheid gemaakt tussen de halacha, letterlijk de '(levens)wandel' en de haggada, letterlijk de 'verkondiging'. De halacha past de Thora toe op de praktijk van het dagelijkse leven. Dat moet iedereen 'leren' en daaraan moet iedereen zich houden. De haggada is geloofsverkondiging maar heeft toch niet dat gewicht zoals wij dat kennen. Het zijn spreuken en verhalen vol levenswijsheid en bemoediging. Hier valt niet de beslissing of je al dan niet behoort tot het volk van God. Dat hangt af van de vraag of en in hoever je je houdt aan de halacha. Apocalyptische teksten zijn altijd verbonden met parenese, de oproep om ook in kritische tijden trouw te blijven aan God, Zijn Wet en Zijn dienst. Dezelfde beelden kunnen voorkomen in verschillende kaders en moeten daarom vanuit dat geloofspatroon worden geïnterpreteerd.

Bij de apocalyptische teksten met Farizeese achtergrond is dat de Sinaï-thora, met Esseense achtergrond de scheppings-thora, in het boek Openbaring is dat het Evangelie, de proclamatie van het Koninkrijk van God in Christus. Dat kan duidelijk gemaakt worden aan de figuur van de Zoon des mensen.

De Zoon des mensen

De Zoon des mensen is een belangrijk motiefin zowel de bijbelse als de buitenbijbelse apocalyptiek. Wij kennen Hem uit het eerste gezicht van het boek Daniël (hfdst. 7). De Mensenzoon zal verschijnen op de wolken des hemels en wordt dan geleid tot God. Hij ontvangt het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Ook Zijn volk mag delen in Zijn eer.

De Zoon des mensen staat op één lijn met God. Zijn volk wordt echter niet vergoddelijkt (dat zou haaks staan op het geloof van Israël) maar verheerlijkt.

Het tweede boek van 1 Henoch knoopt bij dit nachtgezicht van Daniël aan. Ook hier verschijnt de zoon des mensen als een hemelse gestalte. Maar hij wordt geïdentificeerd als Henoch, de man van wie in Genesis 5 wordt gezegd: hij wandelde met God en hij was niet meer, want God nam hem weg. Henoch wordt verhoogd tot Zoon des mensen op grond van zijn 'wandel' (halacha) met God. Dat wil zeggen: vanwege zijn eigen gerechtigheid. Hij wordt niet vergoddelijkt maar verheerlijkt. De 'heiligen der hoge plaatsen' (NV: 'de heiligen des Allerhoogsten') zijn hier teruggebracht tot één enkele persoon, namelijk Henoch. Het is m.i. dan ook onjuist in 1 Henoch 71 de historische wortels te zien van een 'christologie van beneden' en daarom de apocalyptiek op te vatten als de 'moeder van alle christelijke theologie'.

Deze wereld en de (toe) komende wereld

Een tweede motiefin de vroegjoodse apocalyptiek is de tegenstelling tussen 'deze wereld' en de '(toe)komende wereld'. Bij deze voorstelling wordt in de eindtijd de horizontale lijn van de wereldgeschiedenis afgebroken door een ingrijpen van God van bovenaf. De scheiding tussen de onzichtbare wereld van God en de zichtbare wereld van onze aardse werkelijkheid wordt dan opgeheven. Tot dit voorstellingscomplex behoren de wederopstanding der doden, het eindgericht, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, en het paradijs.

Blijft de toekomstverwachting beperkt tot de aardse, zichtbare werkelijkheid van 'deze wereld', dan vervalt het daarmee samenhangende voorstellingscomplex van de wederopstanding der doden en het hemelse paradijs. Zo denken de Sadduceeën daarover (Matth. 22 : 23; Hand. 23 : 8).

Maar dat hoeft de eeuwige gemeenschap met God toch niet altijd uit te sluiten. Dat zien we in het Oude Testament. Dat komen we ook nog in later tijd tegen, bijvoorbeeld in de gemeenschap van Qumran. Daar wordt de gemeenschap met God beleefd op het feest van de vernieuwing van het verbond. Hoe meer de kennis van de halacha is verdiept en het doen en laten van de leden van de gemeenschap daarmee in overeenstemming is, des te sterker ervaren zij de gemeenschap met God en Zijn heilige engelen in het paradijs, Gods hof met zijn fonteinen en het geboomte des levens.

Voorwaarde om te delen in dit heil - of het geschonken wordt in 'deze wereld' of in de 'toekomende wereld' maakt verder niet uit - is het doen van de gerechtigheid die uit de wet is.

De oorsprong van het kwaad

In de apocalyptische teksten uit de intertestamentaire periode (het tijdvak 200 voor tot 200 na Christus) vinden we als derde motief de vraag naar de oorsprong van het kwaad in deze wereld. Men zoekt dat niet zozeer in de val van Adam in Genesis 3 als wel in de val van de engelen in Genesis 6. Een duidelijk voorbeeld daarvan hebben we in het eerste boek van 1 Henoch. Uit de vermenging van de zonen van God (de engelen) en de dochters van de mens werden de giganten geboren. De ordening die aan de schepping ten grondslag ligt, werd verstoord en daardoor loopt nu alles op aarde in het honderd. De aantasting van het huwelijk als instelling van God roept rampen op van apocalyptische omvang.

Deze interpretatie van Genesis 6 houdt na de derde eeuw op maar is als mogelijke verklaring weer helemaal terug in de moderne bijbelwetenschap.

De rechtvaardiging van het Godsbestuur

Het vierde motief dat wij tegenkomen in apocalyptische teksten is de rechtvaardiging van het Godsbestuur. Dit thema vinden wij onder meer in 2 Baruch en 4 Ezra. Hoe kon het gebeuren dat Jeruzalem in 70 na Christus in handen viel van de heidenen en totaal werd verwoest? De definitieve beantwoording van die vraag blijft nog uitstaan tot de voleinding der eeuwen. Maar nu al ontvangt de individuele gelovige de belofte van de opstanding tot het eeuwige leven in het paradijs. Israël als natie mag uitzien naar de komst van de Messias; dan zullen de vijanden van Israël worden verslagen en zal Jeruzalem worden herbouwd. Dat God rechtvaardig is, blijft nu verborgen, maar zal aan het einde der tijden openbaar worden in alle heerlijkheid.

Onthulling, volharding en aanbidding

Het woord 'apocalyps' is het Griekse woord voor 'onthulling'. Wat de bijbelse met de buitenbijbelse apocalyptiek verbindt is de interpretatie van de catastrofale gebeurtenissen die de we- , reld treffen en vooral het volk van God bedreigen als de weeën van de voleinding der eeuwen. Dat is niet verwonderlijk omdat in de apocriefen en pseudepigrafen nog vaak de echo doorklinkt van het boek Daniël. Toch is er ook verschil. De apocalyptische teksten met een Farizeese of Esseense achtergrond hebben als grondpatroon de gerechtigheid die uit de wet is. In de Openbaring aan Johannes is dat het Evangelie van Jezus Christus. Hij is de Zoon des mensen Die op één lijn staat met God (1: 9-18). Dit is christologie 'van boven'.

In het boek Openbaring wordt ons onthuld dat alle satanische machten in de hemel en op de aarde werden gemobiliseerd om de geboorte van Christus te verhinderen. Het is hun

niet gelukt. Maar het volk van God heeft zwaar te lijden onder de achterhoedegevechten die nog steeds aan de gang zijn. Juist deze onthulling spoort de gemeente aan tot volharding. Dat het Kind een 'mannelijke Zoon' wordt genoemd, geeft aan dat de heerschappij is op Zijn schouder. Het Kind is het Lam, maar het staat als geslacht. Het staat: teken van overwinning. Als geslacht: verwijzing naar Christus' verzoenend lijden en sterven. Daarom de aanbidding. Hoe wordt het kerst in een apocalyptische tijd? Het antwoord is kinderlijk eenvoudig: Ik kniel aan Uwe kribbe neer, o Jezus, Gij mijn leven! Ik kom tot U en breng U, Heer, wat Gij mij hebt gegeven. 0 neem mijn leven, geest en hart, en laat mijn ziel in vreugd en smart bij U geborgen wezen.

H. J. DE BIE, HUIZEN

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 2001

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Apocalyptiek: patronen en motieven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 2001

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's