Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verslag predikantsvrouwencontio

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verslag predikantsvrouwencontio

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na een woord van welkom opende de presidente, mevrouw H. G. Schuurman-Hijmissen, op i november 2001 de vergadering met een meditatie over Psalm 13.

Het thema van de inleiding was: Ik geloof in God de almachtige; moderne mensen en de macht van God. Dr. G. van den Brink uit Bilthoven was de spreker. Hoe zit het met christelijk geloof en de almacht van God? Dr. Van den Brink zou de telkens terugkerende vraag: 'Als God dan almachtig is, waarom is er dan zoveel kwaad en ellende in de wereld', om willen keren. Je krijgt dan een veel vruchtbaarder, een veel spannender vraag, een betere vraag. 'Als er dan zoveel kwaad en lijden in de wereld is, hoe zijn mensen dan ooit tot de overtuiging gekomen dat God almachtig is. Hoe konden de opstellers van de Apostolische Geloofsbelijdenis de almacht van God, zo prominent in de openingszin noemen? Het is het eerste wat uitgezegd wordt en het enige wat aan God toegeschreven wordt, als het gaat om de eigenschappen van God. Allerlei andere eigenschappen van God blijven ongenoemd.

Het woord almacht komt in de Bijbel niet voor als woord, wel als zaak. De belijdenis van Gods almacht was voor de bijbelschrijvers geen theorie, maar ervaring. Het is de heerlijke ontdekking van het geloof, die is opgedaan in de hoogten en diepten van het leven van Israël, dat er geen grenzen zijn aan de macht waarmee God reddend kan ingrijpen. In het Nieuwe Testament wordt de macht van God vanuit de opstanding van Christus beleden en uitgezongen. In het bijbelboek Openbaring gaat het dan vaak om een liturgische context, God wordt geprezen als de Almachtige en daarbij wordt gewezen naar de wederkomst.

De vroege kerk trekt de bijbelse lijn door. Zij wees het denken van Marcion krachtig af en distantieerde zich ervan. De Vader van Jezus Christus is geen andere dan de God die hemel en aarde heeft geschapen, de Schepper is geen ander dan de Verlosser. En als Verlosser en Schepper is Hij ook de Almachtige.

Het is goed denkbaar dat dat de achtergrond is van het gegeven dat in de Apostolische Geloofsbelijdenis de almacht van God heel prominent, zelfs als enige eigenschap genoemd wordt. Alsof de kerk wilde zeggen: dit willen we in elk geval vasthouden, tegenover andere stromingen die de almacht van God ontkennen. Ik geloof in God de almachtige Vader! (niet: ....de Vader, de Almachtige zoals in onze belijdenis is vertaald) Zo wordt Gods Vaderschap onderstreept.

Bewijs van vroomheid

In het vervolg van de kerkgeschiedenis komt men steeds meer onder de indruk van de omvattendheid van de macht van God. Augustinus verruimt de betekenis verder door te zeggen: Wie is almachtig dan degene die alles kan. Daarmee wil hij zeggen dat God ook buiten datgene wat Hij in werkelijkheid allemaal doet, ook allerlei andere dingen zou kunnen doen die Hij niet doet want zijn macht is onbeperkt. Het zet een ontwikkeling in gang die bepaalde consequenties met zich meebrengt. Thomas van Aquino neemt die gedachte van Augustinus over, maar voegt er aan toe dat God niet allemaal doet wat Hij ook kan doen. God handelt niet volgens zijn absolute macht, maar altijd in overeenstemming met zijn geordineerde macht. In de Middeleeuwen raakte men steeds meer gefixeerd op die macht van God en is men het als de allerbelangrijkste eigenschap gaan zien. Steeds meer wordt die macht van God uitvergroot. Het wordt een bewijs van vroomheid om God letterlijk tot alles in staat te achten. Hij zou b.v. ook kunnen liegen of Zijn belofte niet vervullen. Zo ontstaat een beeld van een onberekenbare, naar willekeur handelende God. Een God die angst aanjaagt. Nu wordt het een bedreigend geloof i.p.v. bevrijdend geloof.

De reformatoren kwamen hiertegen in verzet, men buigt terug naar het belijden van de vroege kerk, naar de Schrift, Sola Scriptura, zo ook waar het gaat om de almacht van God. Calvijn heeft in krasse bewoordingen gezegd, dat heel het idee van die absolute macht van God, die boven alles uit zou gaan en van waaruit hij allerlei dingen zou kunnen doen, los van wat Hij in zijn Woord belooft en geopenbaard heeft, een hersenschim is.

Het elan van de Reformatie neemt later weer af. Bij Voetius worden weer wat uiteenzettingen gezien die doen denken aan de Middeleeuwen. Hij verwijst er regelmatig naar en brengt de almacht van God weer afzonderlijk ter sprake.

Vertwijfeling

Eeuwenlang werd de almacht van God niet betwijfeld, maar in de 20e eeuw zien we bijna het omgekeerde gebeuren. Gods goedheid en liefde wil men nog wel voor waar hebben, maar de almacht van God, daar worden veel vraagtekens bij geplaatst. Deze eeuw wordt gedomineerd door twee wereldoorlogen; er groeide vertwijfeling over het uitblijven van Gods ingrijpen. Het veroorzaakte een enorme schok, die uiteindelijk ook ging doorwerken in de theologie. BonhoefFer schreef vanuit de gevangenis: 'God laat zich in deze wereld kennelijk terugdringen tot op het kruis, zo is Hij in deze wereld. Zwak en machteloos, maar zo helpt Hij ons. Alleen de lijdende God kan ons helpen en troosten.' Woorden om diep over na te denken, maar het zijn geen woorden om mee aan de haal te gaan. Om er de almacht van God mee te ontkennen. Dat was ook niet wat BonhoefFer ermee voor had.

In de jaren tachtig komt de twijfel aan Gods almacht nog nadrukkelijker naar voren. Kushners schrijft in 'Als het kwaad goede mensen treft' dat hij niet meer uit de voeten kan met een almachtige God en komt tot de conclusie dat God aan al het leed ook niets kan doen. Hij is er helemaal niet bij betrokken, hooguit als de machteloze die met mij meehuilt. Dat God mee kan huilen, zien we ook in Jesaja 63, maar het wordt niet uitgespeeld tegen Gods almacht. Gods almacht roept dus bezwaren op. Zo zou het geloof in Gods almacht een vorm van projectie zijn, gebaseerd op wensdenken. Een psychologisch bezwaar. De mens, zo zegt men, leeft in een wisselvallige wereld en in zo'n wereld heb je nu eenmaal behoefte aan iemand die erboven staat. Zo creëer je jezelf een almachtige God. Dat is de theorie van Feuerbach en Freud die vanuit de psychologie op die manier het geloof in Gods almacht proberen weg te verklaren.

Het feminisme heeft als bezwaar dat het geloof in Gods almacht typisch samengaat met mannelijk denken, met machtsdenken. Het humanistische bezwaar is dat men voorbijgaat aan de menselijke macht. Men wijst daarbij op allerlei ontwikkelingen die met ongeëvenaarde kracht de laatste decennia doorzetten. Menselijke macht en Gods macht worden tegen elkaar uitgespeeld. Menselijke macht speelt zich echter altijd af binnen de speelruimte die God ons in Zijn almacht gunt. Bij de schepping al, heeft God ons die speelruimte verleend om onze creativiteit te ontwikkelen om werkelijk mens te zijn.

Het meest indringende bezwaar is van existentiële aard. Het vele en intense kwaad in de wereld is voor veel mensen reden om het geloof in Gods almacht te betwijfelen: 'Als God dan almachtig is, waarom...? ' Of men houdt, dat is de andere mogelijkheid, het geloof in Gods almacht overeind, maar zet het geloof in Gods goedheid tussen haakjes. Dat laatste zien we b.v. bij Maarten 't Hart. Het probleem voor hem is de goedheid van God. Een God die verantwoordelijk is voor zoveel kwaad in de wereld, is het niet waard om aanbeden te worden als de Almachtige. Bij al het kwaad moeten we de rol van de duivel en andere machten echter niet onderschatten en ook de rol van de gevolgen van de zonde niet. Heel veel kwaad en lijden is een mysterie dat wij niet kunnen plaatsen. Het is beter om met Job de hand op de mond te doen en te erkennen dat we God niet kunnen narekenen. Nog belangrijker is dat we óns vanuit onze levenservaring telkens weer terug laten werpen op datgene wat God gedaan heeft, het enige wat werkelijk hout snijdt, kruishout wel te verstaan, als Hij in Christus de schuld van de wereld heeft weggedragen.

Dat is de boodschap waarmee de kerk van meet af aan in deze wereld heeft gestaan. Voor ieder die aan deze Christus verbonden . is geraakt, is er niet altijd inzicht, maar wel uitzicht, uitzicht op de Dag van Christus' Toekomst. Op Zijn belofte kunnen we doorgaan, daar staat zijn almacht garant voor en daar mogen we ons dan ook op concentreren.

M. SONNENBERG-KROEZE

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Verslag predikantsvrouwencontio

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's